ECLI:NL:RBASS:2006:AY8008
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A.A.M. van Veen
- N.R. Boonstra
- A.M.E. van der Sluijs
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van seksuele misdrijven tegen minderjarigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 12 september 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende seksuele misdrijven tegen minderjarigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 29 augustus 2006 gehouden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. Pieters. De officier van justitie, mr. G. Souër, vorderde dat de rechtbank de verdachte schuldig zou verklaren voor de tenlastegelegde feiten, die onder andere bestonden uit het dwingen van een minderjarig slachtoffer tot ontuchtige handelingen en het in bezit hebben van kinderporno.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank benadrukte dat, hoewel een summiere grondslag soms voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring, de overtuiging dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, sterk moet zijn, vooral wanneer het wettig bewijs zwak is. In dit geval ontbrak die overtuiging. De verdachte had vanaf het begin alles ontkend en er waren geen verifieerbare onjuistheden in zijn verklaringen aangetroffen. Bovendien waren er twijfels over de betrouwbaarheid van de aangifte van het slachtoffer.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten moest worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Ook de vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij deze alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De kosten werden door beide partijen gedragen.