ECLI:NL:RBASS:2006:AY7247

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
56335
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om erkenning van een ongeboren kind en de juridische implicaties van nauwe persoonlijke betrekking

In deze zaak heeft verzoeker, de biologische vader van een ongeboren kind, verzocht om voor recht te verklaren dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen hem en het kind, zodat hij het kind kan erkennen. De belanghebbende, die als draagmoeder optreedt, is gehuwd met de zuster van de echtgenote van verzoeker. De rechtbank heeft op 15 juni 2006 geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van een nauwe persoonlijke betrekking met een ongeboren kind, aangezien deze pas kan ontstaan na de geboorte. De rechtbank heeft de wens van verzoeker om het kind te erkennen begrijpelijk geacht, maar heeft vastgesteld dat de erkenning in strijd is met artikel 1:204, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de erkenning van een kind door een gehuwde man nietig is, tenzij er een voldoende nauwe band bestaat tussen de man en de moeder of tussen de man en het kind. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie, waaronder de zaken Keegan en Berrehab van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek om erkenning van het ongeboren kind moet worden afgewezen, omdat er geen juridische basis is voor erkenning voorafgaand aan de geboorte.

Uitspraak

Beschikking d.d. 15 juni 2006
Zaaknummer 56335
RECHTBANK ASSEN
Beschikking van de tweede meervoudige kamer in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. C.F.M. Seip,
procureur mr. M.M. Wiersema,
-- en --
[belanghebbende],
wonende te [adres],
belanghebbende.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Verzoeker heeft op 31 maart 2006 een verzoekschrift ingediend waarbij de rechtbank wordt verzocht voor recht te verklaren dat tussen hem en het kind waarvan belanghebbende in verwachting is, een nauwe persoonlijke betrekking bestaat op grond waarvan hij het kind kan erkennen.
De zaak is ter zitting van 1 juni 2006 behandeld. Ter zitting waren verzoeker, vergezeld van zijn raadsvrouw mr. Seip, voornoemd en zijn echtgenote, en de belanghebbende en haar echtgenote aanwezig.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Standpunt verzoeker
Verzoeker en zijn echtgenote hebben een onvervulde kinderwens. Belanghebbende is gehuwd met de zuster van de echtgenote van verzoeker en heeft zich bereid verklaard als draagmoeder op te treden. Belanghebbende is thans zwanger van een kind waarvan verzoeker de biologische vader is.
Het is de wens van zowel verzoeker en zijn echtgenote als belanghebbende en haar echtgenote, dat het kind waarvan belanghebbende thans zwanger is zal worden opgevoed en deel zal gaan uitmaken van het gezin van verzoeker en zijn echtgenote en dat verzoeker en zijn echtgenote juridisch ouder van het kind zullen zijn.
Verzoeker stelt dat het zowel in zijn belang als in het belang van het kind is dat hij het kind reeds voor de geboorte door hem wordt erkend, welke zienswijze belanghebbende deelt.
Daarnaast stelt verzoeker dat de zwangerschap van belanghebbende is tot stand gekomen in goed overleg en met medeweten van alle betrokkenen en dat er een zo nauwe band is tussen alle partijen, inclusief het ongeboren kind, dat verzoeker en zijn echtgenote belanghebbende vergezellen bij bezoeken aan de verloskundige en de gynaecoloog en bij het maken van echo’s van het kind. Derhalve kan naar de mening van verzoeker worden vastgesteld dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en het nog ongeboren kind op grond waarvan erkenning van het kind door hem mogelijk is.
Ook was, indien verzoeker niet was gehuwd, de erkenning voor de geboorte zonder meer mogelijk geweest.
Het belang bij erkenning voorafgaand aan de geboorte is erin gelegen dat het kind dan bijvoorbeeld bij de geboorte zijn geslachtsnaam kan krijgen. Ook kan verzoeker dan direct na de geboorte de zorg voor het kind op zich nemen.
Motivering van de beslissing
De rechtbank zal, nu dit niet is weersproken, ervan uitgaan dat verzoeker de biologische vader is van het kind waarvan belanghebbende in verwachting is. Verzoeker wenst het kind te erkennen en belanghebbende stemt hiermee in.
Allereerst merkt de rechtbank op de wens van verzoeker begrijpelijk te achten. Echter aan de erkenning staat het bepaalde in artikel 1:204, lid 3 Burgerlijk Wetboek in de weg, nu verzoeker is gehuwd.
Ingevolge dit artikel is de erkenning van een kind door een gehuwde man nietig, tenzij de rechtbank heeft vastgesteld dat aannemelijk is dat tussen de man en de moeder een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
Verzoeker beroept zich op deze laatste grond, zodat in deze procedure uitsluitend de vraag dient te worden beantwoord of er een nauwe persoonlijke betrekking en dus ‘family life’ in de zin van artikel 8 EVRM bestaat danwel kan bestaan tussen verzoeker en het nog ongeboren kind.
Naar het oordeel van de rechtbank kan geen sprake zijn van een nauwe persoonlijke betrekking met een ongeboren kind. Hiervan kan eerst sprake zijn vanaf het moment van de geboorte van het kind. Weliswaar kunnen feiten en omstandigheden van voor de geboorte van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van ‘family life’, maar dan alleen in onderlinge samenhang en onderling verband met omstandigheden van na de geboorte beschouwd. De rechtbank baseert dit oordeel mede op de jurisprudentie, zowel nationaal als internationaal waarbij wordt verwezen naar de zaken Keegan en Berrehab (zie EHRM 26 mei 1994, NJ 1995, 247, EHRM 21 juni 1988, NJ 1988, 746) en HR 19 mei 2000, NJ 2000, 545.
Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het verzoek om voor recht te verklaren dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen verzoeker en het kind waarvan belanghebbende zwanger is, dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C.D. Boon-Niks, H. Dragtsma en R. Baluah, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. de Groot, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2006, en door mr. Dragtsma en de griffier ondertekend.
N.B. De griffier deelt mede dat u tegen deze beschikking in hoger beroep kunt gaan bij het gerechtshof te Leeuwarden. U kunt dit beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Deze datum staat vermeld in de beschikking. Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor de rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.