ECLI:NL:RBASS:2006:AY7247
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.C.D. Boon-Niks
- H. Dragtsma
- R. Baluah
- Rechtspraak.nl
Verzoek om erkenning van een ongeboren kind en de juridische implicaties van nauwe persoonlijke betrekking
In deze zaak heeft verzoeker, de biologische vader van een ongeboren kind, verzocht om voor recht te verklaren dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen hem en het kind, zodat hij het kind kan erkennen. De belanghebbende, die als draagmoeder optreedt, is gehuwd met de zuster van de echtgenote van verzoeker. De rechtbank heeft op 15 juni 2006 geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van een nauwe persoonlijke betrekking met een ongeboren kind, aangezien deze pas kan ontstaan na de geboorte. De rechtbank heeft de wens van verzoeker om het kind te erkennen begrijpelijk geacht, maar heeft vastgesteld dat de erkenning in strijd is met artikel 1:204, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de erkenning van een kind door een gehuwde man nietig is, tenzij er een voldoende nauwe band bestaat tussen de man en de moeder of tussen de man en het kind. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie, waaronder de zaken Keegan en Berrehab van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek om erkenning van het ongeboren kind moet worden afgewezen, omdat er geen juridische basis is voor erkenning voorafgaand aan de geboorte.