De vaststaande feiten
a. Eiser heeft medio oktober 2000 gesolliciteerd naar de functie van coördinerend hoofdbehandelaar in de [kliniek] te [woonplaats].
Dit heeft geleid tot de afspraak dat hij per 1 januari 2001 in dienstverband komt te staan tot de Stichting GGz [woonplaats] en dat de GGZ [woonplaats] hem per die datum detacheert bij de [kliniek].
De [kliniek] is onderdeel van het Ministerie van Justitie. De [kliniek] kon eiser zelf om verschillende redenen niet in dienst nemen (al dan niet als ambtenaar).
b. Het dienstverband bij de GGz [woonplaats] en de plaatsing bij de [kliniek] vielen beide onder de bevoegdheid van de Raad van Bestuur van de GGz [woonplaats]. Die Raad van Bestuur fungeerde tevens als bestuur van de [kliniek].
c. De van het dienstverband bij de GGz [woonplaats] opgemaakte akte is ondertekend door eiser en door [lid Raad van Bestuur] in zijn hoedanigheid van lid van de Raad van Bestuur van de GGz [woonplaats].
De van de detachering opgemaakte akte is ondertekend door eiser en door [lid Raad van Bestuur] in zowel zijn hoedanigheid van lid van de Raad van Bestuur van de GGz [woonplaats] als bestuurder van de [kliniek].
In die akte is vermeld: ‘de arbeidsovereenkomst die is aangevangen op 1 januari 2001, gesloten tussen de werkgever en de werknemer, maakt onlosmakelijk deel uit van de detachering.’
Verder is onder meer een vrijwaring opgenomen die door de [kliniek] is verleend aan de GGz [woonplaats] voor alle gevolgen in verband met de detachering (financiële en arbeidsrechtelijke).
Vastgelegd is dat de detachering niet eenzijdig kan worden opgezegd door de inlener en dat de detachering eindigt in geval de arbeidsovereenkomst eindigt.
d. [Gedaagde sub 1] was werkzaam als directeur Algemene Zaken van de [kliniek].
Begin 2004 heeft hij in die hoedanigheid bekend gemaakt dat een onderzoek werd ingesteld naar eiser. Aanleiding zouden zijn meldingen van grensoverschrijdend gedrag met een seksueel karakter door eiser.
In het kader van dat onderzoek zijn onder meer medewerkers van eisers afdeling gehoord en twee medewerkers van andere afdelingen. Het horen vond plaats in februari en maart 2004. Van het horen zijn verslagen gemaakt.
Eiser is gehoord op 8 april 2004 nadat hem de verslagen ter beschikking waren gesteld. Hij heeft zich doen bijstaan door mr. G. Brouwer die namens hem het woord heeft gevoerd, onder andere met -schriftelijk uitgewerkte- fundamentele kritiek op de gevolgde procedure.
e. Op 26 april 2004 is een vertrouwelijk memo tot eiser gericht waarin onder meer is gesteld dat de Raad van Bestuur van de GGz [woonplaats] tot het oordeel is gekomen dat eiser onprofessioneel, niet integer en grensoverschrijdend gedrag heeft getoond en dat een formele waarschuwing op zijn plaats is, met daarnaast psychotherapie en niet vrijblijvende supervisie gekoppeld aan een beoordelingstraject.
f. Dit besluit is door onder meer [gedaagde sub 1] en door [lid van bestuur] als lid van het bestuur op 28 april 2004 bekend gemaakt aan de medewerkers van eisers afdeling. Eiser was daarbij niet aanwezig.
Op 6 mei 2004 zijn de medewerkers en voornoemde personen weer bijeengekomen, nu in aanwezigheid van eiser. De medewerkers hadden zich voorbereid op die bijeenkomst en gaven aan dat zij geen vertrouwen meer hadden in eiser. Zij volhardden in dit standpunt. Daarop is namens het bestuur meegedeeld dat er een besluit zal worden genomen.
g. Bij brief van 13 mei 2004 heeft mr. Brouwer zich gewend tot de [kliniek], onder meer met kritiek op ‘het standpunt van de directie’ en met een reactie op de besluiten die staan vermeld in het memo van 28 april 2004.
h. Bij brief van 17 mei 2004 heeft het bestuur van de [kliniek] eiser meegedeeld dat hij moet worden ontslagen.
Op 26 mei 2004 is er een gesprek geweest van het bestuur en de directie van de [kliniek] met eiser waarin hem is meegedeeld dat tot de conclusie is gekomen dat hij niet te handhaven is in zijn functie en dat hem ook geen andere functie zal worden aangeboden. Eiser zal worden ontslagen.
i. Eiser heeft kenbaar gemaakt het met dit besluit niet eens te zijn maar open te staan voor een verder traject. Vervolgens is op initiatief van eiser een intermediair tussengekomen.
Uiteindelijk is in september 2004 overeenstemming bereikt. Overeengekomen is een zogeheten geregelde ontbinding: GGz [woonplaats] vraagt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen haar en eiser te ontbinden met ingang van 1 oktober 2004, eiser conformeert zich aan dit verzoek en krijgt -daarvoor- een vergoeding van EUR 75.000,00.
j. Bij beschikking van 30 september 2004 heeft de kantonrechter conform de wens van eiser en GGz [woonplaats] de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2004 ontbonden wegens ‘verandering van omstandigheden’, onder toekenning aan eiser ten laste van de GGz [woonplaats] van ‘een vergoeding van EUR 75.000,00 bruto, als aanvulling op een sociale verzekeringsuitkering dan wel op een elders te verdienen lager loon danwel teneinde een adequate pensioenvoorziening te treffen’.