STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op 9geboortedatumverdachte] 1982,
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 28 maart en 30 mei 2006.
De verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. P.M. van der Roest, advocaat te Emmen.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1. en 2. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 24 maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk, proeftijd twee jaren onder het stellen van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede inhoudt dat verdachte na zijn detentie gaat wonen in De Stoel te Nooitgedacht, of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich ter behandeling zal laten opnemen in Hoeve Boschoord voor maximaal één jaar en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij], tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 31 oktober 2005 te Erica, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portefeuille met daarin onder meer geld, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een apk keuringsbewijs, een paspoort, een verzekeringsbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaaldie [naam slachtoffer] tegen de borst/het lichaam is/zijn gesprongen en/of heeft geduwd en/of terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag, deze [naam slachtoffer] tegen het lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt en/of in het gezicht en/of tegen het hoofd gestompt/geslagen en/of die [naam slachtoffer] op de grond heeft/hebben gedrukt/gehouden;
hij op of omstreeks 06 september 2005 te Weiteveen, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zeven traanplaten, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de NAM, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 oktober 2005 te Erica, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portefeuille met daarin onder meer geld, een rijbewijs, een kentekenbewijs, een apk keuringsbewijs, een paspoort en een verzekeringsbewijs, toebehorende aan [naam slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders die [naam slachtoffer] tegen de borst zijn gesprongen en, terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag, deze [naam slachtoffer] tegen het lichaam hebben geschopt en in het gezicht geslagen en die [naam slachtoffer] op de grond hebben gedrukt;
hij op 06 september 2005 te Weiteveen, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zeven traanplaten, toebehorende aan de NAM.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. en 2. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2.: diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 27 maart 2006, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in verband met een zwak tot matige intelligentie. Verder een persoonlijkheidsstoornis met een lacunaire gewetensfunctieontwikkeling, een slechte zelfbegrenzing in het algemeen en een neiging tot overmatig alcoholgebruik. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
In verband met zijn beperkte intellectuele mogelijkheden en lacunaire gewetens-ontwikkeling, mede op basis van affectieve en pedagogische tekorten, acht ik betrokkene licht verminderd toerekeningsvatbaar inzake het huidige tenlastegelegde.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte in aanmerking.
Tevens heeft de rechtbank gelet op de rapporten die omtrent de geestvermogens van de verdachte zijn opgemaakt en op het reclasseringsrapport van de Stichting Reclassering Nederland van 29 mei 2006, alsmede op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 29 december 2005, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
De rechtbank rekent de verdachte de laffe overval op de heer [naam slachtoffer] in zijn eigen woning, vergezeld van een behoorlijke portie geweld tegen het slachtoffer, zwaar aan. Verdachte is door de reclassering aangemeld bij Hoeve Boschoord. De reclassering adviseert de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij gaat wonen in de Stoel te Nooitgedacht of een andere aan te wijzen instelling en zich in eerste instantie in deeltijd en zodra mogelijk klinisch zal laten behandelen in Hoeve Boschoord. De rechtbank zal dit advies in zoverre volgen dat zij, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, ook een onvoorwaardelijke vrijheidstraf van enige duur aan verdachte zal opleggen. De rechtbank acht met name de beroving van de heer [naam slachtoffer] te ernstig om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank acht daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op zijn plaats. De rechtbank zal verdachte in het kader van het voorwaardelijk gedeelte de door de reclassering geformuleerde voorstellen als bijzondere voorwaarde opleggen.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Met betrekking tot het onder 1. bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 2. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan een gedeelte, groot zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich na ommekomst van zijn detentie zal vestigen in De Stoel te Nooitgedacht, of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling en zich in eerste instantie in deeltijd en, zodra mogelijk, ter behandeling zal laten opnemen in Hoeve Boschoord zolang genoemde reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, echter maximaal voor de tijd van één jaar, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 591,30 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 591,30 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door elf dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde
partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. H. de Wit en mr. M.A.F. Veenstra, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 juni 2006.