4.4 Overwogen wordt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de curator destijds de met de Stichting VVV Assen bestaande arbeidsovereenkomsten rechtsgeldig heeft opgezegd. Evenmin is in geschil dat VVV Drenthe Plus ten aanzien van de door [eiseres 2] en [eiseres 1] verrichte arbeid als informatrice redelijkerwijs geacht moet worden opvolger te zijn van de Stichting VVV Assen.
Artikel 7:667 BW is de vastlegging van de Ragetlie-jurisprudentie. Het artikel geeft de verplichting aan van voorafgaande opzegging in het geval een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor bepaalde tijd wordt voortgezet. Dat geldt ook voor een “opvolgend” werkgever. Die opzeggingsverplichting geldt echter op grond van het bepaalde in het vierde lid, niet indien de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd.
Indien de vorderingen van [eiseres 2] en [eiseres 1] uitsluitend op de voet van artikel 7:667 BW beoordeeld dienen te worden, hetgeen VVV Drenthe Plus heeft bepleit, zou geen opzegging vereist zijn.
4.5 Tussen partijen is voorts, terecht, niet in geschil, dat indien uitsluitend naar aantal en duur van de tussen [eiseres 2] en [eiseres 1] als werknemers en VVV Drenthe Plus als werkgever aangegane arbeidsovereenkomsten wordt gekeken, drie arbeidsovereenkomsten met een duur van totaal 36 maanden, dat voor [eiseres 2] en [eiseres 1] onvoldoende is om op grond van het bepaalde in artikel 7:668a BW jegens VVV Drenthe Plus er aanspraak op te kunnen maken dat de laatste arbeidsovereenkomst als voor onbepaalde tijd aangegaan dient te gelden.
4.6 Anders dan in het eerste lid van artikel 7:668a BW is in het tweede lid bij de “opvolgend” werkgever niet opgenomen dat het ook dan dient te gaan om voortgezette arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. In de tweede nota van wijziging, Kamerstukken 1996-1997, nr. 6, is daarover onder meer door de minister naar voren gebracht:
“Wanneer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd door een werkgever die moet worden beschouwd als de opvolger van de eerdere werkgever, geldt hetgeen hierboven bij lid 1 is uiteengezet. Zoals al is aangegeven zullen de woorden «aangegaan voor bepaalde tijd» bij nota van wijziging uit lid 2 worden geschrapt.”
Gevolg van die wijziging is dat bij de toepassing van dit artikel ook een voordien bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden meegeteld in de keten van aangegane arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en een opvolgend werkgever. In artikel 7:668a BW is voorts anders dan in artikel 7:677, vierde lid BW niet vermeld dat dit niet geldt indien de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd rechtsgeldig is opgezegd of door ontbinding is geëindigd. Bij de vaststelling van artikel 7:667 lid 4 en 5 BW is kennelijk ook geen aanleiding gezien 7:668a BW op dit onderdeel te wijzigen.
Uit het artikel of anderszins valt ook niet op te maken dat dit niet van toepassing zou zijn op de onderhavige situatie van doorstart na een faillissement.
4.7 Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is, waar het de samenhang tussen de artikelen 7:667 en 7:668a BW betreft, er geen reden aan te nemen dat eerstgenoemd artikel zou voorgaan aan toepassing van laatstgenoemd artikel, integendeel zelfs.
Artikel 7:667 BW handelt over de vraag wanneer voor een voortgezette arbeidsovereenkomst voorafgaande opzegging nodig is. Artikel 7:668a BW regelt daarentegen in welke gevallen en vanaf welk moment een arbeidsovereenkomst heeft te gelden als voor onbepaalde tijd. Als er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan is steeds, derhalve zonder dat daar nog een aparte regeling voor nodig is, voorafgaande, rechtsgeldige, opzegging dan wel een ontbinding door de kantonrechter nodig. Dat impliceert dat toepassing van artikel 7:668a BW logischerwijs voorafgaat aan toepassing van artikel 7:667 BW.
4.8 Het vorenstaande betekent dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst bij de Stichting VVV Assen dient te worden meegeteld in de keten en tevens dat daarmee de laatste arbeidsovereenkomst bij VVV Drenthe Plus voor bepaalde tijd geacht moet worden te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
4.9 De stelling van VVV Drenthe Plus dat daarmee in dit soort situaties wel snel sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is op zich voorstelbaar. Dat kan gelet op de onderhavige regeling echter niet tot een andere uitkomst leiden.
4.10 De vorderingen van [eiseres 2] en [eiseres 1] tot doorbetaling van het loon vanaf 25 november 2005 worden dan ook toegewezen nu aannemelijk wordt geacht dat de bodemrechter tot vorenstaand oordeel zal komen.
De vordering wettelijke verhoging, als annexe vordering, wordt in kort geding eveneens toegewezen. Er bestaat gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding die vordering te matigen tot 10 %.
4.11 Bij beschikking van heden zijn de arbeidsovereenkomsten tussen [eiseres 2] en [eiseres 1] enerzijds en VVV Drenthe Plus anderzijds voorwaardelijk ontbonden per 1 mei 2006 onder toekenning van een vergoeding. De vordering tot tewerkstelling komt om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
4.12 De loonvordering wordt derhalve toegewezen over de periode 25 november 2005 tot 1 mei 2006 uitmakend voor [eiseres 2], op basis van een bruto loon € 1.144,62 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en eindejaarstoeslag, een bedrag van € 5.880,98 bruto vermeerderd met een bedrag aan wettelijke verhoging van € 588,09 bruto, derhalve totaal € 6.469,96 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding.
Aan [eiseres 1] wordt, op basis van een brutoloon van € 1.127,31 per maand exclusief vakantietoeslag en eindejaarstoeslag, toegewezen € 5.636,55 bruto vermeerderd met een bedrag van € 563,65 bruto aan wettelijke verhoging, derhalve totaal € 6.200,20 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding.
4.13 VVV Drenthe Plus heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde vergoeding buitengerechtelijke kosten. Het is redelijk dat [eiseres 2] en [eiseres 1] zich tot een raadsvrouwe hebben gewend. De gevorderde kosten, opgevat als totaalbedrag voor beiden, wordt als een redelijk bedrag aangemerkt. Dat bedrag wordt toegewezen.