Door Aero is verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van het geschil
1.1 De Staat baseert haar vordering op de stelling dat aan Aero bij een viertal facturen d.d. 15/11/02, 12/11/03, 23/12/03 en 23/12/03 heffingen zijn opgelegd voor in totaal € 4.462,00. Deze facturen dienen als besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb te worden gezien. Daartegen staan geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen meer open en betaling is uitgebleven. Zij vordert voldoening van die facturen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
1.2 Aero heeft betwist iets aan de Staat verschuldigd te zijn.
De facturen van 15/11/02 en 12/11/03
1.3 Door Aero is gesteld dat zij deze nimmer heeft ontvangen. Zij heeft eerst door de vermelding in de dagvaarding vernomen dat deze zouden bestaan. Voorts stelt zij dat deze ten onrechte zijn opgelegd.
Door de Staat is aangevoerd dat, nu zij aannemelijk heeft gemaakt dat de facturen zijn verzonden, het er op grond van de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak (ABR) voor gehouden moet worden -zo begrijpt de rechtbank- dat Aero ze heeft ontvangen, alsmede dat, nu er geen bezwaar tegen is gemaakt, deze formele rechtskracht hebben verkregen.
1.4 De vraag die ten aanzien van deze facturen allereerst voorligt is derhalve of sprake is van formele rechtskracht. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is.
Uit de vaste rechtspraak van de ABR volgt dat indien een bestuursorgaan de verzending van een besluit aannemelijk maakt, het op de weg van de geadresseerde ligt om op een niet ongeloofwaardige wijze de ontvangst ervan te ontkennen. Indien dat niet geschiedt, wordt het ervoor gehouden dat de geadresseerde het besluit heeft ontvangen. Daarnaast volgt uit die jurisprudentie dat indien het besluit het juiste adres bevat én uit een bestand ‘registratie-gegevens’ blijkt dat verzending heeft plaatsgevonden, de verzending aannemelijk is gemaakt, alsmede dat de enkele ontkenning van de ontvangst daarvan niet wordt aangemerkt als een ‘niet ongeloofwaardige ontkenning’. Nu daarvan in deze sprake is (dat wil zeggen de betreffende besluiten het juiste adres bevatten, uit het registratie-systeem de verzending daarvan blijkt én sprake is van de enkele ontkenning van de ontvangst door Aero), moet het er dan ook voor worden gehouden dat Aero de besluiten heeft ontvangen.
1.5 Door Aero is nog opgemerkt dat de factuurbesluiten geen massaproduct zijn en geen geautomatiseerde verwerking en afdoening betreffen van grote aantallen aanvragen. Voor zover Aero hiermee heeft beoogd te stellen dat voormelde rechtspraak van de ABR alleen in die situaties gelding zou hebben, overweegt de rechtbank dat zulks niet het geval is. De betreffende jurisprudentie wordt in alle soorten zaken gehanteerd, zie onder meer ABR 27 april 2004 (AB 2005, 413).
De twee facturen van 23/12/03
1.6 Door Aero is gesteld dat zij tegen die facturen tijdig, middels haar brieven van 14 januari 2004, bezwaar heeft aangetekend en dat daarop nog immer niet is beslist.
De rechtbank kan Aero daar -met de Staat- niet in volgen. Weliswaar mogen geen al te hoge eisen worden gesteld aan de inhoud van een bezwaarschrift én is een bestuursorgaan gehouden een onjuist geadresseerd bezwaarschrift door te zenden. Echter, op zich moet wel duidelijk zijn dat men het met een beslissing niet eens.
In het onderhavige geval zijn de brieven van 14 januari 2004 niet alleen niet verzonden naar het adres waar een bezwaarschrift volgens de expliciete vermelding op de besluiten naar verzonden had moeten worden. In die brieven wordt tevens in het geheel niet aangegeven dat men het niet eens is met de opgelegde, te betalen bedragen.
Ook in de opvolgende brieven van respectievelijk 14 september 2004 en -met name- 19 oktober 2004, die is verzonden na ontvangst van de in de brief van 14 januari 2004 opgevraagde nadere informatie, is dat niet gebeurd. In de laatste brief wordt alleen verzocht af te wachten omdat er nog een bespreking gaande is tussen de staatssecretaris en de vereniging VNLO over het opleggen van factuurbesluiten.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verrichtingen van Aero meer gericht zijn (geweest) op uitstel van betaling (zo is er tot op heden niet betaald, terwijl ook bij het maken van bezwaar geen uitstel van betaling volgt), dan dat er (inhoudelijk) bezwaar tegen de opgelegde heffingen is gemaakt. In geen van de brieven is dat vermeld, noch een inhoudelijke betwisting van de juistheid van die heffingen te onderkennen.
Ten aanzien van alle besluiten
1.7 Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat het ervoor gehouden dient te worden dat de betreffende besluiten formele rechtskracht bezitten. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient de burgerlijke rechter dergelijke besluiten in beginsel te respecteren:
“Voorop moet worden gesteld dat wanneer tegen een beschikking een met voldoende waarborgen omklede administratiefrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan (....) de burgerlijke rechter, zo deze beroepsgang niet is gebruikt, in geval de geldigheid van de beschikking in het voor hem gevoerde geding in geschil is, ervan dient uit te gaan dat die beschikking zowel wat haar wijze van tot stand komen als wat haar inhoud betreft in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen.
Dit geldt in beginsel ook dan, indien dit de burgerlijke rechter ertoe zou nopen aan zijn uitspraak de rechtsgeldigheid ten grondslag te leggen van een beschikking waarvan als vaststaand mag worden aangenomen dat zij, als daartegen tijdig administratief beroep zou zijn ingesteld, zou zijn vernietigd. De daaraan verbonden bezwaren kunnen evenwel door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat op dat beginsel een uitzondering moet worden aanvaard. Of voor zulk een uitzondering plaats is, hangt bijgevolg af van de bijzondere omstandigheden van het gegeven geval”,
aldus de Hoge Raad in een arrest van 16 mei 1986 (NJ 1986,723).
1.8 De vraag of, en zo ja wanneer voor een uitzondering op het beginsel van de formele rechtskracht plaats is, is eveneens door de Hoge Raad beantwoord. Voor situaties als de onderhavige, waar geen gebruik is gemaakt van de aangewezen administratieve rechtsgang, heeft de Hoge Raad onder meer aangegeven dat een uitzondering gemaakt kan worden indien het verzuim om (tijdig) de administratief rechtelijke weg te bewandelen de betrokkene niet kan worden aangerekend, dan wel indien het bestuursorgaan de indruk heeft gewekt dat één en ander dient te worden beoordeeld naar privaatrecht, alsmede in de situatie dat het bestuursorgaan niet betwist dat het besluit onrechtmatig is. Feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat hiervan in deze sprake is, zijn echter gesteld, noch gebleken.
Daarbij overweegt de rechtbank dat het feit dat de Staat over de jaren 2004 en 2005 een generieke korting heeft verleend aan alle luchtvaartbedrijven en tot het doorvoeren van lastenverlichting voor alle bedrijven is gekomen, niet als zodanig kan worden aangemerkt, nu het hier facturen over 2002 en 2003 betreft. Door Aero is voorts expliciet aangegeven dat de Staat voor die jaren aan geen enkel bedrijf een korting heeft verleend.
1.9 Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de betreffende besluiten voor juist zal houden. Dat betekent dat Aero gehouden is het bedrag groot € 4.462,00 te voldoen.
1.10 Aero heeft voorts de verschuldigdheid en hoogte van de gevorderde wettelijke rente, alsmede de gestelde gemaakte buitengerechtelijke incassokosten gemotiveerd betwist.
Voor wat betreft de incassokosten is de rechtbank -met Aero- van oordeel dat de Staat onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is geweest van voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. De gevorderde wettelijke rente is naar het oordeel van de rechtbank wel toewijsbaar. Zowel in de betreffende regelingen, als in de facturen is expliciet opgenomen dat betaling binnen 30 dagen na verzending van het betalingsverzoek dient plaats te vinden. In artikel 6:83 BW is daarnaast bepaald dat een debiteur zonder ingebrekestelling in verzuim raakt wanneer een voor de nakoming bepaalde termijn verstrijkt, zonder dat de verbintenis is nagekomen. Anders dan Aero meent is een ingebrekestelling dan ook niet vereist.
Nu de Staat in gebreke is gebleven een specificatie te geven van het gevorderde, gestelde tot 29 augustus 2005 verschuldigde rentebedrag groot € 807,52 kan de rechtbank de juistheid daarvan echter niet beoordelen. Derhalve zal de rente worden toegewezen vanaf 30 dagen na factuurdatum.
1.11 Aero zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten aan de zijde van de Staat gevallen.