ECLI:NL:RBASS:2006:AV2423

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
52957 - HA ZA 05-551
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.J. Lennaerts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van testament en erfgenaamschap in het kader van affectieve relatie

In deze zaak gaat het om de uitleg van een testament en de vraag wie de erfgenamen zijn van de overleden erflaatster, die op 2 augustus 2004 is overleden. De erflaatster had in haar testament haar ex-partner, [gedaagde], als enige erfgenaam benoemd, maar de eisers, de broers en zuster van de erflaatster, betwisten deze benoeming. Zij stellen dat de erflaatster enkel de filmrechten en -spullen aan [gedaagde] wilde nalaten en niet haar gehele nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflaatster en [gedaagde] ten tijde van het opmaken van het testament in een affectieve relatie samenwoonden en samenwerkten in een vennootschap onder firma. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden en verhoudingen ten tijde van het opmaken van het testament erop wijzen dat de erflaatster de bedoeling had om [gedaagde] als haar enige erfgenaam aan te wijzen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de kosten van het geding.

Uitspraak

Zaaknummer: 52957 / HA ZA 05-551
Vonnisdatum: 22 februari 2006
RECHTBANK ASSEN
Vonnis van de eerste enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. [eiser1],
wonende te [woonplaats eiser1],
2. [eiser2],
wonende te [woonplaats eiser2,
3. [eiser3],
wonende te [woonplaats eiser3],
4. [eiser4],
wonende te [woonplaats eiser4],
eisende partijen in conventie, gedaagde partijen in reconventie,
procureur mr. A.S.M. Kunst,
-- tegen --
[gedaagde],
wonende te [adres gedaagde],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
advocaat mr. H.D. van de Roemer te Amsterdam,
procureur mr. M.G. Doornbos.
Eiser sub 1 zal worden aangeduid als [eiser1], eiser sub 2 als [eiser2], eiseres sub 3 als [eiser3], eiser sub 4 als [eiser4] en eisers gezamenlijk als [eisers]
Gedaagde zal ook worden aangeduid als [gedaagde].
HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Voor het verdere verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
? het tussenvonnis van 16 november 2005, waarbij een comparitie na antwoord is bevolen;
? de conclusie van antwoord in reconventie van 1 februari 2006;
? de op 1 februari 2006 overgelegde producties zijdens [gedaagde].
Ter comparitie van partijen van 1 februari 2006 heeft de rechtbank de zaken in conventie en in reconventie gesplitst, in die zin dat in conventie een eindvonnis zal worden gewezen en in reconventie repliek en dupliek is toegestaan.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de niet of onvoldoende weersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding het volgende vast:
[erflaatster], hierna te noemen: erflaatster, is op 2 augustus 2004 te Assen overleden ten gevolge van zelfdoding.
Erflaatster was ten tijde van haar overlijden niet gehuwd of geregistreerd als partner en liet geen afstammelingen na.
Erflaatster heeft in het kader van een affectieve relatie met [gedaagde] samengewoond, aan de [adres] en aan de [adres].
Erflaatster en [gedaagde] hebben daarnaast als enige vennoten van de vennootschap onder firma “[firma]” samen films gemaakt, waaronder de film met als titel “Het vrije leven”.
Sinds 28 december 1982 stond erflaatster niet meer ingeschreven op het adres van [gedaagde].
Bij testament op 9 november 1981 verleden voor mr. J.H.J.M. Hamans, notaris te Amsterdam, heeft erflaatster als volgt over haar nalatenschap beschikt:
“Ten eerste: Ik herroep alle vroeger door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen.
Ten tweede: Voor het geval ik zonder nakomelingen achter te laten mocht overlijden benoem ik tot mijn enige erfgenaam van mijn gehele nalatenschap de heer [gedaagde], wonende te [adres gedaagde], geboren te [geboorteplaats gedaagde] op [geboortedatum gedaagde], onder de ontbindende voorwaarde dat hij op de negentigste dag na mijn overlijden niet meer in leven is.
(...)
Ten vierde: Voor het geval genoemde [gedaagde] niet erven kan of wil en ik geen nakomelingen achterlaat, bepaal ik dat in dit geval enige erfgename van mijn gehele nalatenschap zal zijn mijn moeder, [moeder erflaatster].
Ten vijfde: Ik verzoek mijn moeder, indien van toepassing geen beroep te doen op haar wettelijk erfdeel.”
Erflaatster en [gedaagde] hebben de vennootschap onder firma “[firma]” in 1982 in onderleg overleg ontbonden en afgewikkeld, in het kader waarvan [gedaagde] op 28 november 1982 aan erflaatster een bedrag van ƒ 6.500,00 heeft betaald wegens overbedeling.
Erflaatster was manisch depressief en is daarvoor meermalen opgenomen geweest in inrichtingen.
[eisers] zijn de broers en zuster van erflaatster. De moeder van erflaatster is inmiddels overleden.
[eiser1] was bewindvoerder over het vermogen van erflaatster.
Erflaatster heeft een brief met de volgende inhoud achtergelaten:
“Lieve Ginie, Wil, Markus, Trijntje Bert en Annet en Eddie en Gerda
Ik heb een eind aan mijn leven gemaakt omdat ik niet meer verder kan
Ik word overspoeld door negatieve gedachtes en ik kan het niet meer aan
Verder heb ik last van spoken in mijn hoofd en Sai Baba is ook weer om de hoek komen kijken
Het is erger dan het ooit geweest is en ik zie niet hoe ik hier ooit weer bovenop moet komen
Ik wil graag gecremeerd worden
Willen jullie aan de nieuwe eigenaar van Poetsie laten weten dat je hem dingen kunt afleren met behulp van een spuitbus luchtverfrisser Poetsie kan vervoert worden in het mandje dat boven staat maar dan moet de sjaal die erin ligt er stevig omheen geknoopt worden, want hij kan zelf het deurtje openmaken.
Alie”
[gedaagde] is door [eisers] uitgenodigd op de crematie en heeft daar het woord gevoerd.
[gedaagde] heeft de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.
Mr. M. Rompes, notaris te Nieuwerkerk aan den IJssel, heeft op 6 december 2004 een verklaring van erfrecht afgegeven, waarin wordt geconcludeerd dat [gedaagde] bevoegd is de goederen behorende tot de nalatenschap van erflaatster te beheren en daarover te beschikken.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoren onder meer een 1/25 onverdeeld aandeel in de nalatenschap van [tante], een 1/20 onverdeeld aandeel in de nalatenschap van [oom1], een 1/15 onverdeeld aandeel in de nalatenschap van [oom2] en een onverdeeld aandeel in de nalatenschap van [oom3].
[eiser2] is blijkens een op 25 april 1999 ondertekende schuldbekentenis een bedrag van ƒ 15.000,00 (€ 6.806,70) schuldig aan erflaatster.
2. 2. De vordering in conventie
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat [eisers] de erfgenamen bij versterf zijn van [erflaatster], overleden te Assen op 2 augustus 2004;
2. de verklaring van erfrecht van 6 december 2004, waarin [gedaagde] bevoegd en gerechtigd is om de goederen behorende tot de nalatenschap te beheren en te beschikken nietig zal verklaren dan wel zal vernietigen;
3. [gedaagde] zal veroordelen om op eerste schriftelijke oproep van [eisers] mee te werken aan het doen van een volledige opgave en afdracht van de algehele nalatenschap van erflaatster;
4. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, alsmede van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.709,95, inclusief BTW.
3. Het verweer in conventie
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
4. De vordering in reconventie
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
- [eisers] zal veroordelen, des dat de één bevrijdend handelt voor de ander,
- alle medewering zullen verlenen aan de afwikkeling van de boedel van [erflaatster],
- en wel in die zin, maar niet beperkt, dat op schriftelijke afroep van de boedelgevolmachtigde van [gedaagde] alle bescheiden, contante waarden, onroerende en roerende zaken daaronder begrepen, binnen twee weken aan [gedaagde] ter beschikking worden gesteld dan wel worden overgedragen of worden geleverd,
- één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 of een ander bedrag in goede justitie vast te stellen per gebeurtenis en bij het uitblijven van een door de boedelgevolmachtigde verlangde (rechts)handeling,
- de heer [eiser1] aan [gedaagde] overdraagt de bescheiden met betrekking tot de in het bewindvoerders-verslag 2003 vermelde beleggingsrekening van erflaatster, en tevens aan [gedaagde] vergoedt een bedrag in contanten ter waarde van de beleggingsrekening, te verhogen met rente, voorts/dan wel, een met schriftelijke bewijzen gestaafde rekening en verantwoording aflegt met betrekking tot de besteding van de beleggingsrekening gedurende de periode 1 januari tot 2 augustus 2004;
- [eiser2] zal veroordelen tot terugbetaling van de aan hem door erflaatster verstrekte lening, te verhogen met de wettelijke rente, op te maken bij staat,
- [eisers] zal veroordelen in de kosten van het geding, de buitengerechtelijke kosten daaronder begrepen.
5. Het verweer in reconventie
[eisers] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De reconventie is vervolgens verwezen voor repliek.
IN CONVENTIE
6. Beoordeling van het geschil
[eisers] zijn van mening dat uitleg van het testament van erflaatster aan de hand van de objectieve omstandigheden waaronder de uiterste wil tot stand is gekomen en aan de hand van de verhoudingen die de uiterste wil van erflaatster kennelijk heeft willen regelen, met zich meebrengt dat de verklaring van erfrecht van 6 december 2004 dient te worden nietig verklaard dan wel te worden vernietigd. Zij stellen dat die omstandigheden en verhoudingen meebrengen dat erflaatster met haar testament heeft bedoeld dat [gedaagde] na haar overlijden de filmrechten en filmspullen volledig zou verkrijgen en niet heeft bedoeld te bepalen dat [gedaagde] enig erfgenaam zou zijn.
[gedaagde] verweert zich aldus dat het bepaald wel de bedoeling van erflaatster is geweest hem tot haar enig erfgenaam aan te wijzen. Partijen hebben gelijktijdig over en weer een testament gemaakt. De tussen hen toen bestaande affectieve relatie en, in zekere mate, de zakelijke banden waren daartoe aanleiding. Erflaatster heeft kennelijk voortdurend en kennelijk ook met overwegende sympathie aan [gedaagde] gedacht. Erflaatster beschouwde [gedaagde] als haar grote liefde en [gedaagde] vraagt zich af wat er op tegen is een grote liefde als enig erfgenaam te benoemen en benoemd te laten. [eisers] leveren geen of onvoldoende bewijs dat er objectieve omstandigheden zijn die de nietigverklaring van de verklaring van erfrecht rechtvaardigen.
Tussen partijen is niet in discussie dat erflaatster ten tijde van het opmaken van haar testament heeft bedoeld [gedaagde] onvoorwaardelijk te begunstigen, derhalve ook in het geval de samenwoning van erflaatster met [gedaagde] zou worden verbroken, zoals het geval is geweest.
Partijen verschillen erover van mening of erflaatster [gedaagde] tot haar enige erfgenaam bedoelde aan te wijzen, dan wel dat zij alleen de filmrechten en filmspullen met betrekking tot hun gezamenlijke producties aan hem wilde laten toekomen.
Indien geoordeeld dient te worden dat [gedaagde] niet de enige erfgenaam is van erflaatster, zijn op grond van de wet [eisers] haar erfgenamen, aangezien erflaatster is overleden zonder achterlating van afstammelingen en haar moeder ten tijde van het overlijden van erflaatster reeds was overleden.
De vraag naar de wijze waarop erflaatster in haar testament [gedaagde] heeft willen bevoordelen dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 4:46 BW lid 1 en lid 2:
1. Bij de uitleg van een uiterste wilsbeschikking dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt.
2. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil mogen slechts dan voor uitlegging van een beschikking worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft.
Erflaatster heeft in haar testament [gedaagde] tot haar enig erfgenaam benoemd, voor het geval zij mocht komen te overlijden zonder afstammelingen. Daarbij heeft erflaatster niet uitdrukkelijk als voorwaarde gesteld dat zij ten tijde van haar overlijden nog met [gedaagde] zou samenwonen, noch heeft zij hem in haar testament aangeduid als haar partner. Wel staat vast dat erflaatster ten tijde van het opmaken van haar testament ongehuwd met [gedaagde] samenwoonde in het kader van een affectieve relatie.
Ten tijde van het opmaken van het testament oefenden erflaatster en [gedaagde] vanuit hun woning tevens de vennootschap onder firma “[firma]” uit, die zich richtte op het maken van films.
Nu erflaatster en [gedaagde] ten tijde van het opmaken van het testament niet alleen met elkaar samenwerkten, maar ook met elkaar in het kader van een affectieve relatie samenwoonden, brengen die omstandigheden en verhoudingen mee dat niet aannemelijk is dat erflaatster, zonder dit in de (standaard)tekst van het testament in te voegen, uitsluitend een regeling voor de filmrechten en -spullen wenste te treffen en niet een verdergaande regeling teneinde die affectieve relatie tot uitdrukking te brengen. [eisers] hebben hiertegenover geen verklaringen of daden van erflaatster buiten haar uiterste wil gesteld, die erop zouden kunnen duiden dat erflaatster toch uitsluitend de filmrechten en filmspullen aan [gedaagde] wenste na te laten. Het niet noemen door erflaatster van [gedaagde] in haar afscheidsbrief, het niet vermelden van [gedaagde] in het adresboekje, alsmede de plaats waar het testament is aangetroffen, kunnen niet als zodanig worden beschouwd.
Dat het vermogen van erflaatster ten tijde van haar overlijden meer omvatte dan alleen de filmrechten en spullen, zoals volgens [eisers] ten tijde van het opmaken van het testament van erflaatster het geval was, is een omstandigheid die na het maken van het testament is opgekomen, en die erflaatster wellicht reden had kunnen geven haar testament te wijzigen. Bij de uitlegging van de bedoeling bij het maken van het testament kan daarop dus niet worden gelet.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande dan ook tot het oordeel dat het testament van erflaatster niet aldus dient te worden uitgelegd, dat erflaatster daarmee alleen de filmrechten en filmspullen aan [gedaagde] wenste na te laten. De door [eisers] ingestelde vorderingen dienen dan ook te worden afgewezen.
Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [eisers] worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
BESLISSING
De rechtbank:
IN CONVENTIE
1. Wijst af het door [eisers] gevorderde.
2. Veroordeelt [eisers] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.788,00 voor salaris procureur en € 255,34 voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.J. Lennaerts, lid van voormelde kamer, bijgestaan door mr. F.W. Strijker, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 22 februari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier en door de rechter en de griffier voornoemd ondertekend.
Typ: LB
Coll:
Zaaktypering:
2e niveau: 4
3e niveau: 2