ECLI:NL:RBASS:2006:AV1125
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.J. Schoemaker
- J.A.A.M. van Veen
- A.M.E. van der Sluijs
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in oplichtingszaak wegens gebrek aan wettig bewijs
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Assen op 7 februari 2006 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting op 31 januari 2006 heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.F. Gerding. De officier van justitie, mr. J. Hoekman, vorderde een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en toezicht door de reclassering.
De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het aannemen van een valse naam en het bedrieglijk verkrijgen van geldbedragen van verschillende bedrijven en instellingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had laten meeslepen in een netwerk van malafide praktijken, maar dat er geen bewijs was dat hij op het moment van de feiten het opzet had om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte van alle tenlastegelegde feiten vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat de organisatie waarin hij participeerde het oogmerk had om misdrijven te plegen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Dit vonnis is ondertekend door de rechters en griffier, waarbij de voorzitter, mr. J.J. Schoemaker, de uitspraak heeft gedaan.