ECLI:NL:RBASS:2005:BY9615

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
5 oktober 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04_811
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling bestemmingsplan voor pannenkoek- en lunchrestaurant in Pesse

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 5 oktober 2005 uitspraak gedaan over de vrijstelling van het bestemmingsplan Pesse, verleend door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hoogeveen. De zaak is ontstaan na een verzoek van eiser om een wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van de vestiging van een pannenkoek- en lunchrestaurant op een perceel in Pesse. Eiser vreesde voor de continuïteit van zijn eigen restaurant als gevolg van de vrijstelling en stelde dat dit zou leiden tot een duurzame ontwrichting van de verzorgingsstructuur in de regio. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, na een vrijstellingsprocedure, op 6 april 2004 de gevraagde vrijstelling heeft verleend, ondanks de zienswijzen van eiser. De rechtbank oordeelde dat de beleidsvrijheid van verweerder op grond van artikel 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 (BRO 1985) rechtvaardigde dat de vrijstelling was verleend. De rechtbank concludeerde dat er geen ernstige verstoring van het verzorgingsniveau zou plaatsvinden en dat het enkele vermoeden van concurrentie onvoldoende was om de vrijstelling te betwisten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat partijen in hoger beroep konden gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Enkelvoudige kamer
voor
bestuursrechtelijke zaken
Kenmerk: 04/811 BESLU
U I T S P R A A K
In het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hoogeveen, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2004 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het besluit van 22 april 2004 ongegrond verklaard en laatstgenoemd besluit gehandhaafd, inhoudende het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan Pesse ten behoeve van het op het plaatselijk bekende [adres] te Pesse gelegen pand als pannenkoek- en lunchrestaurant.
Eiser heeft bij brief van 25 augustus 2004 tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft de [belanghebbende] (verder belanghebbende), sinds 1 september 2004 eigenaar van het in geding zijnde pand, bij brief van 11 november 2004 laten weten als partij aan het geding deel te willen nemen en haar standpunt ten aanzien van het onderhavige beroep kenbaar gemaakt.
Verweerder heeft bij brief van 17 november 2004 de op de zaak betrekking hebbende stukken en bij brief van 3 december 2004 een verweerschrift ingezonden.
Eiser heeft bij brief van 8 september 2005 aanvullend gereageerd.
Voor zover niet door hen ingediend, hebben partijen afschriften van de gedingstukken ontvangen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 29 september 2005, alwaar eiser, zoals tevoren schriftelijk bericht, niet is verschenen.
Verweerder heeft zich bij die gelegenheid doen vertegenwoordigen door R.D.V. Molenaar, ambtenaar bij verweerders gemeente.
Namens belanghebbende is ter zitting verschenen [gemachtigde].
II. Motivering
Feiten en omstandigheden
Aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting ontleent de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 2 oktober 2002 heeft [belanghebbende] verweerder verzocht om een gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan dan wel het toestaan van een van de huidige bestemming afwijkend gebruik van het op het perceel [adres] te Pesse gelegen pand.
Daarbij is verzocht de bestemming aan te passen aan het feitelijk gebruik (detailhandel) en deze -indien noodzakelijk- te verruimen met een horecabestemming.
Verweerder heeft bij besluit van 20 januari 2004 besloten tot het opstarten van een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder WRO) teneinde de vestiging van een pannenkoekrestaurant in voormeld pand mogelijk te maken.
Dit voornemen heeft verweerder gepubliceerd in de Hoogeveensche Courant van 29 januari 2004. Verweerder heeft daarbij gewezen op de mogelijkheid om binnen vier weken na 29 januari 2004 zienswijze tegen dit voornemen in te dienen.
Eiser heeft bij brief van 9 februari 2004 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Hij heeft zijn zienswijze mondeling toegelicht tijdens een hoorzitting op 17 maart 2004. Een verslag daarvan bevindt zich onder de gedingstukken.
Bij besluit van 6 april 2004 heeft verweerder, onder weerlegging van eisers zienswijze, de gevraagde vrijstelling verleend.
Dit besluit is bij brieven van 21 april 2004 aan belanghebbende en eiser bekend gemaakt
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 29 april 2004 bezwaar bij verweerder gemaakt. Eiser heeft zijn bezwaren mondeling toegelicht ten overstaan van de Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Hoogeveen (verder de commissie) tijdens een hoorzitting op 9 juni 2004. Een verslag van deze hoorzitting bevindt zich eveneens onder de gedingstukken.
De commissie heeft bij brief van 23 juni 2004 van advies gediend, inhoudende het ongegrond verklaren van eisers bezwaar.
Bij het thans bestreden besluit van 13 juli 2004 heeft verweerder dienovereenkomstig besloten.
Standpunten partijen
Samengevat en in hoofdzaak voert eiser aan dat hij vreest voor de continuïteit van zijn restaurant als gevolg van het bestreden besluit. Er zou in de optiek van eiser sprake kunnen zijn van een duurzame ontwrichting van de in de regio bestaande verzorgingsstructuur.
Eiser wijst er aanvullend op dat in het in geding zijnde pand inmiddels een lunchrestaurant wordt geëxploiteerd en dat hij te kampen heeft met een forse omzetdaling in het derde kwartaal van 2005.
Verweerder voert aan dat wanneer het pand een andere eigenaar krijgt, de vrijstelling niet komt te vervallen. Mocht blijken dat het pannenkoek- en lunchrestaurant niet rendabel is, dan mag het pand, zo stelt verweerder, niet worden gebruikt voor een andere vorm van horeca.
Voorts wijst verweerder op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat er in het kader van een goede ruimtelijke ordening in beginsel geen aanleiding bestaat concurrentieverhoudingen te reguleren, dan wel de marktpositie van gevestigde bedrijven te beschermen.
Daartoe kan volgens verweerder aanleiding bestaan indien het bestreden besluit tot gevolg kan hebben dat het voorzieningenniveau in het betrokken verzorgingsgebied in de relevante branche duurzaam wordt ontwricht.
Toepasselijke regelgeving
Op voet van het bepaalde in het derde lid van artikel 19 van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 (verder BRO 1985).
Artikel 20 van het BRO 1985 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1. Voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de wet komen in aanmerking:
(...)
e. een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik niet meer omvat dan een bruto-vloeroppervlak van 1500 m2;
(...)
Beoordeling
Gesteld voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit overweegt de rechtbank het volgende.
Niet is gebleken dat niet aan de formele vereisten voor toepassing van artikel 20 BRO is voldaan, zodat verweerder toepassing kon geven aan dit artikel.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de beleidsvrijheid die verweerder heeft op grond van het bepaalde in artikel 20 BRO, verweerder in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen. Op basis van hetgeen door eiser is aangevoerd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat een ernstige verstoring van het verzorgingsniveau zal plaatsvinden. Het enkele vermoeden dat eiser concurrentie zou kunnen verwachten, is hiervoor onvoldoende.
De overige, niet van planologische aard zijnde grieven, kunnen niet tot een ander oordeel lijden.
Op grond van het vorenstaande moet het beroep ongegrond worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslist wordt als volgt.
III. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te
's-Gravenhage. Het hoger beroep dient ingesteld te worden door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.
Aldus gegeven door mr. H.J. ter Schegget, voorzitter en uitgesproken in het
openbaar op 5 oktober 2005
door mr. H.J. ter Schegget, in tegenwoordigheid van mr. W.P. Claus, griffier.
mr. W.P. Claus mr. H.J. ter Schegget
Afschrift verzonden op:
typ: wpc