4. Beoordeling van het geschil in conventie
Uitgetreden en toegetreden vennoten
4.1 Uit de stellingen van gedaagden en uit de stukken leidt de rechtbank af dat er wisselingen hebben plaatsgevonden van de vennoten, als weergegeven onder de feiten, maar dat die wisselingen niet hebben geleid tot ontbinding van de vof. De vof is met andere woorden voortgezet in de hier van belang zijnde tijd.
Eiseres heeft als crediteur van de vof (zie hierna) verhaal op het afgescheiden vermogen van de vof. Dat vermogen is steeds blijven bestaan. Daarbij strekt artikel 18 WvK er ter bescherming van crediteuren toe om de vennoten van de vof hoofdelijk aansprakelijk te doen zijn, zodat op hun privé-vermogen verhaal kan worden genomen als het vennootschapsvermogen niet toereikend is.
Met het feit dat verhaal mogelijk is óók op het deel van het vennoot-schapsvermogen van de nieuwe vennoten, laat zich niet verenigen dat vennoten die toetreden, terwijl de schuld aan eiseres nog bestaat, niet hoofdelijk en privé aansprakelijk zouden zijn tegenover eiseres. Intern kan hun aansprakelijkheid naar eiseres geregeld worden met de oude en/of uitgetreden vennoten, zodat zij de facto niet als ‘extra crediteur’ van eiseres hoeven te fungeren. Eiseres regarderen dergelijke keuzes echter niet.
Nu voorts niet in geschil is dat de voormalige vennoten van de vof hoofdelijk aansprakelijk gebleven voor de schulden van de vof en nu de vof is verbonden tot betaling van die schulden toen zij vennoot waren (25 oktober 2002), is er geen reden om enige gedaagde uit te zonderen van een veroordeling.
Stelplicht
4.2 Uit de vaststaande feiten vloeit voort dat de gang van zaken bij de facturering als volgt was.
Eiseres verrichte bepaalde werkzaamheden. Die werkzaamheden waren om-schreven in het door RWS opgemaakte bestek ON-1214 c.a. .
RWS had de [gedaagde 1] de in het bestek omschreven werkzaamheden na inschrijving gegund. RWS was dan ook degene die de vof voor het werk van dit bestek betaalde; derhalve voor het door eiseres verrichte werk. RWS hanteerde als betaalconditie -kort gezegd- goedkeuring van het werk. Daartoe controleerde RWS of de werkzaamheden conform het bestek waren uitgevoerd. Daarbij was het werk in termijnen verdeeld. Bertus de Jong was daarbij voor de vof aan-spreekpunt voor RWS.
Aan de hand van de opeenvolgende goedkeuringen door RWS, die de vof in de persoon van Bertus de Jong ter hand werden gesteld, kon de vof nagaan welk werk van het bestek door eiseres was verricht en tot betaling door RWS leidde.
In de verhouding tot eiseres werd dit vastgelegd in termijnstaten, die tussen Bertus de Jong en Herman Barmentloo werden uitgewisseld. Die termijnstaten liepen derhalve gelijk met de staten die tussen RWS en de vof werden uitge-wisseld.
Alle staten zijn uiteindelijk door RWS goedgekeurd, leidend tot de laatste termijnstaat tussen partijen van 12 november 2003.
4.3 Eiseres heeft betoogd dat alle facturen door haar zijn opgemaakt op grondslag van de termijnstaten die tussen Herman Barmentloo en Bertus de Jong zijn uitgewisseld, waarmee Bertus de Jong zich heeft verenigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om aan deze stelling te twijfelen. Enige aanwijzing dat eiseres die staten niet heeft gevolgd bij het opmaken van de facturen ontbreekt, terwijl niet is komen vast te staan dat bepaalde termijnstaten niet door Bertus de Jong zijn goedgekeurd. Integendeel, met de termijnstaat van 12 november 2003 heeft Bertus de Jong zijn goedkeuring aan al het werk van eiseres verleend.
Eiseres kon immers slechts langs die weg tot de facturen komen, aangezien niet zij maar de vof beschikte over de door RWS goedgekeurde staten, terwijl de vof juist door het beschikken over de staten kon en kan nagaan welk werk door eiseres is verricht en was goedgekeurd door RWS, doch nagelaten heeft om ook maar op enig onderdeel van de vordering van eiseres aan de hand van die staten aan te voeren dat de facturering van eiseres niet klopte. Het stellen van vragen aan eiseres kan dit gebrek niet ondervangen: daarvoor was geen aanleiding nu de vof zelf al over alle gegevens beschikte.
4.4 Het voorgaande leidt tot de gevolgtrekking dat de gevorderde hoofdsom moet worden toegewezen, tenzij er in hetgeen overigens door gedaagden is aangevoerd reden kan worden gevonden om geheel of deels niet aldus te beslissen. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
Uren Bertus de Jong
4.5 De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen niet is overeengekomen of anderszins geldt dat de vof mocht factureren voor uren die Bertus de Jong besteedde aan ‘begeleiding en administratieve afhandeling’ in verband met het werk en de facturering van eiseres; net zo min als dit geldt voor Herman Barmentloo. Dergelijk werk was juist een wezenlijk onderdeel van hun functie en wordt in de bouw niet voor rekening van de ander gebracht.
Wet Ketenaansprakelijkheid
4.6 Het beroep van gedaagden op regels van en bij artikel 35 IW en 16a CSV gesteld, gaat niet op nu dit miskent dat de vof zelf haar administratie moet inrichten en dat zij daartoe in staat was door met eiseres overeen te komen dat, al dan niet tijdens het werk via Bertus de Jong, moest worden bijgehouden wie wanneer welk werk voor de vof verrichtte. Dit kan niet achteraf van eiseres verlangd worden op straffe van niet-betaling van de facturen.
Zouden gedaagden een dergelijk verzoek hebben gedaan na betaling van de facturen, dan geldt bovendien dat zij aannemelijk moeten maken dat zij daarbij een concreet en redelijk belang hebben. Dat belang is de rechtbank niet duidelijk geworden.
Algemene voorwaarden eiseres
4.7 Het beroep van eiseres op toepasselijkheid van haar algemene handelsvoorwaarden gaat niet op, nu uit de vaststaande feiten volgt dat de algemene handelsvoorwaarden van de vof golden.
Handelsrente
4.8 Van toepassing is artikel 6:119a BW, zodat de rechtbank de daarop berustende schadevordering zal toewijzen. Daarbij gaat de rente lopen per de tussen partijen overeengekomen datums: de vervaldatums van de facturen van eiseres (24 december 2003, 09 februari 2004 -2x- , en 18 februari 2004).
Proceskosten en beslag
4.9 Iedere gedaagde zal als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de kosten van de conventie worden veroordeeld.
De rechtbank bepaalt de geldswaarde van de zaak daarbij op een waarde, die leidt tot toepassing van tarief IV van de liquidatietarieven ( € 894,00 per punt). De rechtbank kent 3 punten toe (beslag, dagvaarding en comparitie). Voor de akte van 14 januari 2005 wordt niets toegekend: deze had voorkomen kunnen worden. Het beslag wordt wel gerekend nu uit het vonnis in het incident en uit het onderhavige vonnis voortvloeit dat het beslag niet zonder grond is gelegd.
5. Beoordeling van het geschil in reconventie
5.1 Uit de vordering leidt de rechtbank af dat alle gedaagden in de conventie in reconventie vorderen nu zij allen worden veroordeeld in de conventie.
5.2 Eisers vorderen veroordeling van [eiser] tot betaling van kosten en uren van de heer Bertus de Jong, vermeerderd met de wettelijke rente, en veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Deze vordering wordt afgewezen op de hiervóór reeds gegeven overwegingen.
5.3 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de kosten van de reconventie worden veroordeeld.
De rechtbank bepaalt de geldswaarde van de zaak daarbij op een waarde, die leidt tot toepassing van tarief IV van de liquidatietarieven( € 894,00 per punt). De rechtbank kent 1 punt toe (antwoord), omdat de reconventie samenvalt met een verweer in de conventie.