ECLI:NL:RBASS:2004:AR2635

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
1 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/141
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtshulpverzoek van Duitse autoriteiten en machtiging van de Minister van Justitie

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 1 oktober 2004 uitspraak gedaan naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de Duitse autoriteiten. De rechter-commissaris had op 26 april 2004 verzoeken ingediend om verlof te verlenen voor het ter beschikking stellen van in beslag genomen bescheiden aan de officier van justitie, zodat deze aan de Duitse autoriteiten konden worden overgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke en verdragsrechtelijke formaliteiten is voldaan, en dat de machtiging van de Minister van Justitie correct was verleend. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om de in beslag genomen stukken ter beschikking te stellen aan de Duitse autoriteiten goedgekeurd, onder de voorwaarde dat deze stukken teruggezonden worden zodra het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van de beslagene, mr. H. Veldman, die stelde dat er geen geldige machtiging was voor het rechtshulpverzoek, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de machtiging inderdaad was gericht aan de juiste instantie en dat de procedure correct was gevolgd. De rechtbank heeft ook overwogen dat het aanvullend verzoek van 8 maart 2004 niet als een verzoek in de zin van artikel 552m Sv. kon worden aangemerkt, omdat het niet gericht was op een onderzoek naar strafbare feiten, maar op de aanwezigheid van Duitse opsporingsambtenaren tijdens doorzoekingen.

De beslissing van de rechtbank is een belangrijke bevestiging van de procedures rondom internationale rechtshulp en de rol van de Minister van Justitie in het verlenen van machtigingen voor dergelijke verzoeken. De rechtbank heeft de verzoeken van de Duitse autoriteiten ingewilligd en de benodigde machtigingen bevestigd, waarmee de samenwerking tussen de Nederlandse en Duitse autoriteiten werd versterkt.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Raadkamernummers: 04/141, 04/142
BESCHIKKING van de meervoudige raadkamer bij de rechtbank te Assen
naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de Duitse autoriteiten.
1. Gang van zaken
1.1. De rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, heeft op 26 april 2004 verzoeken bij de rechtbank Assen ingediend die ertoe strekken verlof te verlenen om in de zaak tegen [beslagene] te [woonplaats] de op de adressen [adres] onder hem en [adres] onder [beslagene] in beslag genomen bescheiden ter beschikking van de officier van justitie te stellen, teneinde deze te kunnen overdragen aan de verzoekende justitiële autoriteiten van Duitsland.
1.2. Op 18 juni 2004 heeft de rechtbank haar beslissing op het verzochte verlof voor onbepaalde tijd uitgesteld en de stukken in handen gesteld van de officier van justitie ter completering van het dossier met de op het verzoek tot inbeslagneming direct betrekking hebbende stukken, te weten: de besluiten van het Amtsgericht Hamburg d.d. 20 januari 2004 en 19 februari 2004, de machtiging van de minister van justitie en voorts een vertaling van de stukken in de Nederlandse taal.
1.3. Op 17 september 2004 is de officier van justitie wederom ter openbare zitting in raadkamer gehoord. Voorts is verschenen en gehoord de beslagene [beslagene], die werd bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Veldman, advocaat en fiscalist te Peize. Namens de niet verschenen [beslagene] trad mr. Veldman op als gemachtigde.
2. Motivering
2.1. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke en verdragsrechtelijke formaliteiten is voldaan.
2.2. De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat mevrouw mr. [gemachtigde] is gemachtigd om aan het rechtshulpverzoek gevolg te geven. Nu niet blijkt van enige machtiging gericht aan de officier van justitie moet het er voor worden gehouden dat gevolg is gegeven aan het rechtshulpverzoek zonder de vereiste machtiging. Het verzoek tot afgifte dient daarom te worden afgewezen, aldus de raadsman.
Voorts wijst hij erop dat indien en voorzover moet worden uitgegaan van een rechtsgeldige machtiging, deze uitsluitend is gegeven voor het rechtshulpverzoek van 25 februari 2004. Van een machtiging voor inwilliging van het aanvullende rechtshulp-verzoek van 8 maart 2004 is niet gebleken.
Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat zich bij de stukken een Sachstandsbericht van 9 september 2003 bevindt, afkomstig van de politie Hamburg. Hieruit blijkt, aldus de raadsman, dat telefoontaps hebben plaatsgehad en dat tevens sprake is van een onderzoek door de Nederlandse politie. Ook hebben de Nederlandse autoriteiten op eigen initiatief aangeboden om bij [beslagene] de telefoon te tappen en hem voor langere tijd te gaan observeren.
De raadsman meent dat het rechtshulpverzoek een onrechtmatige grondslag heeft en op die grond niet had mogen worden ingewilligd. De in beslag genomen stukken mogen daarom niet worden afgegeven.
2.3. De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevoerde verweren het volgende.
De machtiging is inderdaad gericht aan mw. [gemachtigde] van het Internationaal Rechtshulp Centrum Noord te Assen en niet aan de (hoofd)officier van justitie.
Artikel 552m Sv., dat hier van toepassing is, verplicht tot ministeriële inmenging. Wil rechtshulp kunnen worden verleend, dan moet de minister van Justitie daartoe een machtiging verstrekken. Als regel wordt de (hoofd)officier van justitie gemachtigd (vgl. ARRS 20 december 1976, NJ/AB 1979,70). Artikel 552m, derde lid Sv. noemt echter geen instantie aan wie de machtiging moet worden verstrekt. Het bepaalt slechts dat aan rechtshulpverzoeken niet wordt voldaan dan krachtens machtiging van de Minister van Justitie. Aan dit bepaalde is voldaan. Daarmee is de rechter-commissaris gemachtigd aan het verzoek van de Duitse autoriteiten het nodige gevolg te geven. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldaan aan de vereisten die Boek IV, titel X Sv. stelt aan het verlenen van internationale rechtshulp.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank het aanvullend verzoek van 8 maart 2004 niet aan te merken als een verzoek als bedoeld in artikel 552m Sv. Het betreft hier immers niet een verzoek ten behoeve van een onderzoek naar strafbare feiten. Het verzoek was er blijkens het verhandelde in raadkamer uitsluitend op gericht toestemming te verkrijgen voor de aanwezigheid van Duitse opsporingsambtenaren tijdens de doorzoekingen ter inbeslagneming.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat uit een Sachstandsbericht van 9 september 2003 zou blijken dat telefoontaps hebben plaatsgehad, dat sprake is van een onderzoek door de Nederlandse politie en dat Nederlandse autoriteiten op eigen initiatief hebben aangeboden om bij [beslagene] de telefoon te tappen en hem voor langere tijd te gaan observeren overweegt de rechtbank dat haar niet is gebleken van het toepassen van bijzondere opsporingsmiddelen binnen de Nederlandse rechtssfeer.
2.4. De rechtbank verwerpt de gevoerde verweren en zal het gevraagde verlof verlenen, onder het voorbehoud dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank verleent verlof dat de bescheiden, in beslag genomen onder [beslagene] op het adres [adres] en in beslag genomen onder [beslagene] op het adres [adres] ter beschikking van de officier van justitie worden gesteld, opdat deze de bescheiden kan afgeven aan de Duitse autoriteiten, onder de voorwaarde dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
Gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en mr. H. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting in raadkamer van vrijdag 1 oktober 2004.-