ECLI:NL:RBASS:2004:AO5157

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
9 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
19/035418-02
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in arbeidstijdenregelgeving zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 9 maart 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder of feitelijk leidinggevende van een onderneming werd beschuldigd van overtredingen van de arbeidstijdenregelgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet als bestuurder kan worden aangemerkt volgens de definitie in het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de EG-verordening 3820/85. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat de verdachte zelf heeft gehandeld in strijd met de regelgeving, ondanks dat hij als feitelijk leidinggevende kan worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de bepalingen die van toepassing zijn op bestuurders niet gelden voor feitelijk leidinggevenden in deze context.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 24 februari 2004, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. de Vries, de rechtbank verzocht om een aantal geldboetes op te leggen. De tenlastelegging omvatte meerdere overtredingen van de arbeidstijdenregelgeving, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de overtredingen heeft begaan zoals tenlastegelegd.

De uitspraak van de rechtbank benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving en de noodzaak om bewijs te leveren dat aan de beschuldigingen ten grondslag ligt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Dit vonnis is ondertekend door de rechters en griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige economische kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2004.
De verdachte is verschenen.
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank daarvoor een twintigtal geldboetes zal opleggen.
1. TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
verdachte, als bestuurder, althans als feitelijk leidinggever van de onderneming(en) [ondernemingen] - welke onderneming(en) werkgever(s) was/waren van nader te noemen werknemer-, op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 17 maart 2002 tot en met 05 mei 2002, in de gemeente Emmen, althans in Nederland,
(telkens) niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 2.5:1 lid 4 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer immers had [werknemer], zijnde werknemer (werkzaam in een of meer ondernemingen van verdachte), als bestuurder van een vrachtauto, als bedoeld in artikel 2.1:1 van voornoemd besluit, (telkens) binnen het grondgebied van
de Europese Gemeenschap, met dat voertuig, waarop de Verordening (EEG) nr. 3820/85 van toepassing was, (buitenlands) vervoer verricht in strijd met het bepaalde in artikel 8 van die genoemde Verordening, te weten:
1) in de periode van 24 uur, aanvangende op 19 april 2002 te 01.55 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 3 uur en 40 minuten, in elk geval minder dan 8 uren en/of
2) in de periode van 24 uur, aanvangende op 01 mei 2002 te 08.55 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 3 uur en 55 minuten, in elk geval minder dan 8 uren en/of
3) in de periode van 24 uur, aanvangende op 03 mei 2002 te 22.30 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 3 uur en 35 minuten, in elk geval minder dan 8 uren;
(de hier gebruikte termen, voorzover daaraan in het Arbeidstijdenbesluit
vervoer betekenis is gegeven, worden geacht in deze telastelegging in dezelfde
betekenis te zijn gebruikt);
2.
verdachte, als bestuurder, althans als feitelijk leidinggever van de onderneming(en) [ondernemingen] -, welke onderneming(en) als werkgever is/zijn opgetreden, in of omstreeks 17 maart 2002 tot en met 5 mei 2002 te Emmen, althans in Nederland, in of op een of meer controlemiddel(len), te weten een of meer registratieblad(en), onjuiste gegevens en/of onjuiste aantekeningen (heeft gesteld of) doen stellen en/of heeft toegelaten dat zij daarin of daarop gesteld werden, immers
A) werd op het registratieblad gedateerd 19 maart 2002 (en gebezigd door
bemanningslid [werknemer]) in de zone voor de afstandregistratie (door de
tachograaf) een afstand van 595 kilometer -of daaromtrent- geregistreerd,
terwijl op dat registratieblad een afstand van 731 kilometer is genoteerd
en/of
B) werd op het registratieblad gedateerd 20 maart 2002 (en gebezigd door
bemanningslid [werknemer]) in de zone voor de afstandregistratie (door de
tachograaf) een afstand van 710 kilometer -of daaromtrent- geregistreerd,
terwijl op dat registratieblad een afstand van 843 kilometer is genoteerd
en/of
C) werd op het registratieblad gedateerd 26 maart 2002 (en gebezigd door
bemanningslid [werknemer]) in de zone voor de afstandregistratie (door de
tachograaf) een afstand van 445 kilometer -of daaromtrent- geregistreerd,
terwijl op dat registratieblad een afstand van 758 kilometer is genoteerd
en/of
D) werd op het registratieblad gedateerd 04 april 2002 (en gebezigd door
bemanningslid [werknemer]) in de zone voor de afstandregistratie (door de
tachograaf) een afstand van 780 kilometer -of daaromtrent- geregistreerd,
terwijl op dat registratieblad een afstand van 884 kilometer is genoteerd
en/of
E) werd op het registratieblad gedateerd 09 april 2002 (en gebezigd door
bemanningslid [werknemer]) in de zone voor de afstandregistratie (door de
tachograaf) een afstand van 623 kilometer -of daaromtrent- geregistreerd,
terwijl op dat registratieblad een afstand van 753 kilometer is genoteerd;
3.
verdachte, als bestuurder, althans als feitelijk leidinggever van de onderneming(en) [ondernemingen] - welke onderneming(en) werkgever(s) was/waren van nader te noemen werknemer-, op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 17 maart 2002 tot en met 05 mei 2002, in de gemeente Emmen, althans in Nederland, (telkens) niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 2.5:1 lid 4 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer immers had [werknemer], zijnde werknemer (werkzaam in een of meer ondernemingen van verdachte), als bestuurder van een vrachtauto, als bedoeld in artikel 2.1:1 van voornoemd besluit, (telkens) binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, met dat voertuig, waarop de Verordening (EEG) nr. 3820/85 van
toepassing was, (buitenlands) vervoer verricht in strijd met het bepaalde in artikel 8 van die genoemde Verordening, te weten:
1) in de periode van 24 uur, aanvangende op 18 maart 2002 te 21.30 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 2 uur en 40 minuten, in elk geval minder dan 8 uren en/of
2) in de periode van 24 uur, aanvangende op 20 maart 2002 te 18.45 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 3 uur en 15 minuten, in elk geval minder dan 8 uren en/of
3) in de periode van 24 uur, aanvangende op 21 maart 2002 te 18.45 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 2 uur en 50 minuten, in elk geval minder dan 8 uren en/of
4) in de periode van 24 uur, aanvangende op 03 april 2002 te 23.00 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 3 uur en 50 minuten, in elk geval minder dan 8 uren en/of
5) in de periode van 24 uur, aanvangende op 07 april 2002 te 21.30 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 3 uur en 55 minuten, in elk geval minder dan 8 uren en/of
6) in de periode van 24 uur, aanvangende op 24 april 2002 te 02.40 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 3 uren, in elk geval minder dan 8 uren en/of
7) in de periode van 24 uur, aanvangende op 02 mei 2002 te 20.00 uur of
daaromtrent, zijnde het moment na een periode van dagelijkse/wekelijkse
rust, geen dagelijkse rusttijd als bedoeld in artikel 8 lid 1 van
voornoemde Verordening genoten, doch bedroeg de langste achtereenvolgende
rusttijd ongeveer 2 uur en 30 minuten, in elk geval minder dan 8 uren;
(de hier gebruikte termen, voorzover daaraan in het Arbeidstijdenbesluit
vervoer betekenis is gegeven, worden geacht in deze telastelegging in dezelfde
betekenis te zijn gebruikt);
4.
verdachte, als bestuurder, althans als feitelijk leidinggever van de onderneming(en) [ondernemingen] -, welke onderneming(en) als werkgever is/zijn opgetreden, in of omstreeks de periode van 17 maart 2002 tot en met 05 mei 2002 te Emmen, althans in Nederland, in of op een of meer controlemiddel(len), te weten een of meer registratieblad(en), onjuiste gegevens en/of onjuiste aantekeningen heeft doen stellen en/of heeft toegelaten dat zij daarin of daarop gesteld werden, immers
A) werd op het registratieblad, dat door [werknemer] werd gebezigd, vanaf
26 maart 2002 vanaf (ongeveer) 13.35 tot (ongeveer) 11.30 uur op
27 maart 2002,
in de tijdgroepenzone gedurende het tijdvak van (26 maart 2002 te) 23.20
uur tot (27 maart 2002 te) 11.30 uur wachttijd geregistreerd, terwijl die
[werknemer] in het laatstgenoemde tijdvak een vrachtauto had bestuurd,
althans geen wachttijd had genoten
en/of
B) werd op het registratieblad, dat door [werknemer] werd gebezigd, vanaf
28 maart 2002 vanaf (ongeveer) 10.00 tot (ongeveer) 10.00 uur op
29 maart 2002,
in de tijdgroepenzone gedurende het tijdvak van (28 maart 2002 te) 21.05
uur tot (29 maart 2002 te) 10.00 uur wachttijd geregistreerd, terwijl die
[werknemer] in het laatstgenoemde tijdvak een vrachtauto had bestuurd,
althans geen wachttijd had genoten
en/of
C) werd op het registratieblad, dat door [werknemer] werd gebezigd, vanaf
03 april 2002 vanaf (ongeveer) 11.25 tot (ongeveer) 07.00 uur op
04 april 2002,
in de tijdgroepenzone gedurende het tijdvak van (03 april 2002 te) 19.30
uur tot (04 april 2002 te) 16.50 uur wachttijd geregistreerd, terwijl die
[werknemer] in het laatstgenoemde tijdvak een vrachtauto had bestuurd,
althans geen wachttijd had genoten
en/of
D) werd op het registratieblad, dat door [werknemer] werd gebezigd, vanaf
04 april 2002 vanaf (ongeveer) 06.50 tot (ongeveer) 04.00 uur op
05 april 2002,
in de tijdgroepenzone gedurende het tijdvak van (04 april 2002 te) 18.10
uur tot (05 april 2002 te) 04.00 uur wachttijd geregistreerd, terwijl die
[werknemer] in het laatstgenoemde tijdvak een vrachtauto had bestuurd,
althans geen wachttijd had genoten,
zulks terwijl die [werknemer] als werknemer werkzaam was in de onderneming van
verdachte;
5.
zij in of omstreeks de periode van 17 maart 2002 tot en met 5 mei 2002 in de
gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, als bestuurder, althans als
feitelijk leidinggever van de onderneming(en) [ondernemingen], welke onderneming(en) als werkgever is/zijn opgetreden, niet alle registratiebladen na het gebruik ten minste één jaar in die onderneming(en) bewaard en/of op verzoek van de met de controle belaste ambtena(a)r(en), te weten een inspecteur van de Rijksverkeersinpectie, overgelegd of overhandigd, immers werd van bemanningslid [werknemer] over de periode van 18 maart 2002 tot en met 28 maart 2002 geen registratiebladen ter inzage afgegeven;
Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, worden deze geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het onder 1. tot en met 5. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Aan verdachte is telkens tenlastegelegd dat hij, samengevat, als bestuurder, althans als feitelijk leidinggever van de onderneming, waarbinnen overtredingen van de arbeidstijdenregelgeving plaatsvonden, zich niet heeft gehouden aan de arbeidstijdenregelgeving.
De rechtbank oordeelt dat verdachte niet als bestuurder kan worden aangemerkt. De rechtbank verstaat, overeenkomstig artikel 2.1.1 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, hetgeen daaronder wordt verstaan in de EG-verordening 3820/85. In die verordening is aangegeven dat bestuurder is degene die het voertuig bestuurt, zelfs gedurende een korte periode, of die zich in het voertuig bevindt om het in voorkomende gevallen te besturen. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
Weliswaar kan verdachte als feitelijk leidinggevende van de onderneming worden beschouwd waarbinnen overtredingen van de arbeidstijdenregelgeving plaatsvinden, maar daarmee is nog niet gezegd dat, zoals is tenlastegelegd, verdachte zelf heeft gehandeld in strijd met deze regelgeving. Nog afgezien daarvan dat deze bepaling niet geldt voor de feiten 2., 4. en 5., ontbreekt een bepaling als artikel 8:1, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer voor de feitelijk leidinggevende van de onderneming.
Slechts op de voet van artikel 51, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, is het mogelijk om natuurlijke personen voor gedragingen begaan door rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk te stellen. Dan dient echter niet sprake te zijn van een situatie van feitelijk leidinggeven aan de rechtspersoon, maar van feitelijk leidinggeven aan de verboden gedraging. Dat nu is niet tenlastegelegd.
3. BESLISSING VAN DE RECHTBANK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. tot en met 5. is tenlastegelegd en spreekt verdachte mitsdien daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 9 maart 2004, zijnde mr. Bosker buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-