ECLI:NL:RBASS:2003:AF8286

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
25 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/310 t/m 322 en 03/324
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake overplaatsing van asielzoekers naar AZC's in verband met sluiting van Avo's te Assen

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de overplaatsingsbesluiten van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA), waarbij zij met ingang van de in de besluiten genoemde data zouden worden overgeplaatst naar verschillende asielzoekerscentra (AZC's) in verband met de sluiting van de aanvullende opvanglocaties (Avo's) te Assen. De verzoekers, die in afwachting zijn van een beslissing op hun asielaanvragen, hebben een voorlopige voorziening gevraagd bij de rechtbank Den Haag, maar deze heeft de zaak doorverwezen naar de rechtbank Assen, die bevoegd is om de verzoeken te behandelen.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Assen heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers tijdig bezwaar hadden gemaakt tegen de overplaatsingsbesluiten en dat de rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zou zijn. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de COA bevoegd was om de overplaatsingsbesluiten te nemen en dat er geen beletsel was om de verzoeken ontvankelijk te achten.

De voorzieningenrechter heeft de belangenafweging van het COA beoordeeld en geconcludeerd dat de overplaatsingen in redelijkheid konden plaatsvinden. De verzoekers hebben aangevoerd dat de overplaatsingen negatieve gevolgen zouden hebben voor hun kinderen, hun sociale leven en hun medische situatie. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de COA in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de overplaatsingen door te voeren, aangezien de verzoekers zich nog in een asielprocedure bevinden en er geen aanspraak bestaat op specifieke opvangfaciliteiten. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn afgewezen, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het COA te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

Kenmerk: 03/310 t/m 322 en 03/324 BESLU
U I T S P R A A K
van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen op de voet van het bepaalde in titel 3 van hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in het geding tussen:
[verzoekers]
allen wonende te [woonplaats], verzoekers,
en
Het bestuur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluiten van 26 februari en 3 maart 2003 heeft verweerder verzoekers meegedeeld dat zij met ingang van de in het besluit genoemde datum worden overgeplaatst naar een asielzoekerscentrum (AZC) te Burgum, Roden, Heerenveen, Zuidlaren, Appelscha, Leek dan wel naar Schalkhaar, in verband met sluiting van de aanvullende opvang locaties (Avo's) "Wapen van Drenthe" (inclusief negen woningen aan de Maria in Campislaan), "De Klencke" en Boschlust" te Assen.
Verzoekers hebben tegen de overplaatsingsbesluiten bezwaar gemaakt. Tevens is namens hen bij brief van 3 maart 2003 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, Nevenzittingsplaats Assen, afdeling vreemdelingenzaken, verzocht een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te treffen. De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat zij ter zake niet bevoegd is en heeft de verzoeken ter behandeling doorgestuurd naar de rechtbank Assen, sector bestuursrecht.
Verweerder heeft bij brieven van 17 maart en 14 april 2003 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden. De gemachtigde van verzoekers heeft hiervan een afschrift ontvangen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank op 18 april 2003, alwaar het merendeel van verzoekers in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Zuidhoek.
Voor verweerder zijn verschenen R. van Duffelen, bedrijfsjurist bij het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA), en A.R. de Jonge, advocaat.
II. Motivering
Feiten en omstandigheden
Verzoekers verblijven in afwachting van een beslissing op hun asielaanvragen in één van de Avo's te Assen, te weten in het "Wapen van Drenthe" (inclusief een aantal woningen aan de Maria in Campislaan), "Boschlust" en "De Klencke".
In de Nieuwsbrief AVO Assen van 21 november 2002 is de bewoners van de Avo's te Assen meegedeeld dat de definitieve sluiting van deze Avo's op 23 mei 2003 plaatsvindt en dat alle bewoners voor die datum naar andere locaties zullen worden overgeplaatst.
In de Nieuwsbrief AVO Assen van 12 februari 2003 is aan de bewoners van de Avo's te Assen bericht dat de bewoners voor 1 maart 2003 zullen worden uitgeplaatst. De bewoners zijn er daarbij op gewezen dat zij de informatieborden in de gaten moeten houden, aangezien daarop zal worden aangegeven wie zal moeten verhuizen. Voorts is aangegeven dat medewerkers van het COA vervolgens tussen 14.00 en 15.00 uur zullen meedelen wanneer de bewoners worden overgeplaatst en waar ze naartoe zullen gaan.
Op 24 februari 2003 hebben een aantal verzoekers het COA gedagvaard en in (civiel) kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen gevorderd het COA te bevelen de voorgenomen sluiting van de Avos' te Assen niet eerder dan op 23 mei 2003 te doen plaatsvinden.
Bij besluiten van 26 februari en 3 maart 2003 heeft verweerder verzoekers meegedeeld dat zij met ingang van de in het besluit genoemde datum worden overgeplaatst naar een asielzoekerscentrum (AZC) te Burgum (verzoekers sub 1 en 8), Roden (verzoekers sub 2, 7 , 12 en 13), Heerenveen (verzoeker sub 3), Zuidlaren (verzoekers sub 4, 9 en 11), Appelscha (verzoekers sub 5 en 6), Leek (verzoekers sub 14) dan wel naar Schalkhaar (verzoekers sub 10), in verband met sluiting van de Avo's "Wapen van Drenthe" (inclusief negen woningen aan de Maria in Campislaan, "De Klencke" en Boschlust" te Assen.
Bij vonnis van 6 maart 2002 (kenmerk 40855) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, oordelend in kort geding, de desbetreffende eisers (thans verzoekers) niet ontvankelijk verklaard in hun vordering, aangezien er voor hen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter tegen de overplaatsingsbesluiten openstaat.
Beoordeling
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Ook overigens is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
Dat verzoekers hebben aangegeven dat zij niet opkomen tegen de sluiting van de Avo's te Assen op 23 mei a.s. en dat het niet aannemelijk is dat verzoekers deze Avo's voor genoemde datum zullen moeten verlaten, brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet mee dat van een spoedeisend belang niet kan worden gesproken. In dit verband is relevant dat verzoekers met name bezwaren hebben tegen de locaties waar zij naartoe zijn overgeplaatst. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat het feitelijk gevolg van de bestreden besluiten is dat de Avo's te Assen aan verzoekers geen verstrekkingen als bedoeld in artikel 5 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (Rva), waaronder hun wekelijkse financiële toelage, meer verlenen (zie artikel 7, tweede lid, van de Rva). Weliswaar is ter zitting gebleken dat zij bij de nieuwe opvanglocatie hun aanspraak op deze verstrekkingen kunnen doen gelden om vervolgens weer terug te keren naar de Avo's te Assen, maar de kosten van het vervoer naar en van die nieuwe locaties zijn zodanig hoog in verhouding tot de wekelijkse financiële toelage dat deze mogelijkheid geen afbreuk doet aan het spoedeisend belang van verzoekers.
Ter zitting is door verweerder aangegeven dat, anders dan in het kort geding vonnis van 6 maart 2003 is vermeld, met de ontruiming c.q. overplaatsing niet zal worden gewacht tot de overplaatsingsbeschikkingen onherroepelijk zijn geworden, zodat ook hierin geen grond is gelegen om het verzoek wegens het ontbreken van een spoedeisend belang af te wijzen.
Dat verweerder bevoegd was de onderhavige overplaatsingsbesluiten te nemen blijkt uit artikel 7, eerste lid, van de Rva, waarin is bepaald:
"1. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bepaalt in welk centrum een asielzoeker wordt geplaatst en is bevoegd een asielzoeker naar een ander centrum over te plaatsen."
Beoordeeld dient echter te worden of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband als volgt.
Ingevolge artikel 3:2 van de Awb dient verweerder bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen te vergaren. Uit het bestreden besluit blijkt niet of, en zo ja op welke wijze, verweerder de hier bedoelde informatie heeft verzameld. Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de voorzieningenrechter echter gebleken dat verzoekers voorafgaande aan de overplaatsingsbesluiten allen in de gelegenheid zijn gesteld mondeling, ten overstaan van medewerkers van het COA, hun belangen met betrekking tot de komende overplaatsing naar voren te brengen en dat zij daarvan ook allemaal gebruik hebben gemaakt. Gelet daarop kan worden aangenomen dat verweerder voorafgaand aan zijn besluitvorming voldoende informatie heeft vergaard.
Wel kan worden vastgesteld dat verweerder niet de in artikel 4:8 van de Awb voorgeschreven procedure heeft gevolgd, doch naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn verzoekers hierdoor niet in hun belangen geschaad, daar zij wel op andere wijze in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze kenbaar te maken en een gebrek als hier bedoeld onder de gegeven omstandigheden in de bezwaarfase kan worden hersteld.
Anders dan verzoekers stellen, zijn zij niet rauwelijks met de overplaatsing geconfronteerd. Reeds in november 2002 is aan hen meegedeeld dat de Avo's te Assen zullen sluiten. Logisch gevolg daarvan is dat de zich daarin bevindende asielzoekers zullen moeten worden overgeplaatst.
Verweerder dient voorts, op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Awb, de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen. Uit de bestreden overplaatsingsbesluiten blijkt niet dat verweerder de hierbedoelde belangenafweging heeft gemaakt. Op grond van hetgeen ter zitting door verweerder naar voren is gebracht, is de voorzieningenrechter echter gebleken dat een afweging van alle relevante belangen, hoewel niet zichtbaar, wel degelijk heeft plaatsgevonden. Daarmee kan niet worden gesteld dat verweerder artikel 3:4, eerste lid, van de Awb heeft geschonden. Wel volgt hieruit dat aan de bestreden besluiten een motiveringsgebrek kleeft. Nu dergelijke motiveringsgebreken in de bezwaarfase hersteld kunnen worden, vormt dit geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij de beoordeling van de door verweerder verrichte belangenafweging dient voorop te worden gesteld dat verzoekers zich allen in een asielprocedure bevinden en derhalve nog geen verblijfstitel hebben. Voorts is van belang dat zij geplaatst waren in Avo's. Deze opvang is ontstaan in een periode dat er onvoldoende plaatsen in de AZC's beschikbaar waren om alle asielzoekers te huisvesten. De bedoeling is van meet af aan geweest deze Avo's weer af te stoten indien de noodzaak daartoe niet langer aanwezig was.
Het belang van verweerder bij de overplaatsing is gelegen in de omstandigheid dat door een daling van de instroom en een stijging van de uitstroom van asielzoekers de opvangcapaciteit moet worden aangepast, hetgeen verweerder noopt tot een vervroegde sluiting van de Avo's te Assen per uiterlijk 23 mei 2003. Dat de opvangcapaciteit moet worden aangepast en dat daardoor de Avo's te Assen uiterlijk op 23 mei a.s. zullen sluiten wordt door verzoekers niet bestreden. Zij zijn echter van oordeel dat verweerder hen om de navolgende redenen niet heeft kunnen overplaatsen naar de in de besluiten genoemde AZC's.
De door verzoekers aangevoerde belangen die zich richten tegen de overplaatsing hebben met name betrekking op de scholing van hun kinderen (verzoekers sub 1, 5, 10, 11, 13 en 14), het volgen van een opleiding/stage (verzoekers sub 3, 7, 9 en 12), hun sociale leven in Assen / integratie in de Assense gemeenschap (verzoekers sub 1, 3, 5, 8 en 9) en hun medische gesteldheid (verzoekers sub 2, 4 tot en met 14).
Ter zitting is door verweerder gesteld, en door verzoekers niet bestreden, dat in alle AZC's waar verzoekers naartoe worden geplaatst onderwijsfaciliteiten aanwezig zijn, zodat de kinderen van verzoekers op de nieuwe locatie het onderwijs kunnen vervolgen.
Verweerder heeft er voorts voor zorggedragen dat de kinderen van verzoekers sub 14, die een dovenschool in Groningen bezoeken, deze school, door middel van taxi-vervoer, kunnen blijven bezoeken. Verweerder heeft voorts verzoekers sub 13, die kinderen hebben die speciaal onderwijs volgen, geplaatst in Roden, alwaar dergelijk onderwijs aanwezig is. Verder heeft verweerder bij de plaatsing rekening gehouden met de omstandigheid dat de kinderen van verzoekers sub 13 dit jaar eindexamen doen. Deze verzoekers zijn, zoals aangegeven, geplaatst in Roden, zodat zij - met enige reistijd - hun eindexamenjaar op de oude school kunnen afmaken. Ten aanzien van verzoekers sub 5, die stellen dat hun zoon een opleiding volgt die in de omgeving van de nieuwe locatie (Appelscha) niet voorkomt, overweegt de voorzieningenrechter dat ook deze met een aanvaardbare reistijd zijn huidige opleiding zal kunnen voortzetten.
Gelet hierop, en mede in aanmerking genomen dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat de extra reiskosten verbonden aan het voortzetten van de opleidingen van deze kinderen zullen worden vergoed, heeft verweerder in redelijkheid kunnen oordelen dat de scholing van de kinderen van verzoekers niet aan de onderhavige overplaatsingsbesluiten in de weg staat.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten bij de overplaatsing geen doorslaggevende betekenis te hechten aan de omstandigheid dat verzoekers sub 3,7, 9, en 12 in Assen onderwijs volgen dan wel stage lopen nu deze verzoekers niet leerplichtig zijn en verweerder ook overigens niet is gehouden ervoor zorg te dragen dat verzoekers, die zich immers nog in de asielprocedure bevinden, hun huidige opleiding dan wel stage kunnen continueren.
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de mate waarin verzoekers in Assen zijn geïntegreerd en aldaar hun sociale leven hebben opgebouwd bij de besluitvorming geen rol kan spelen, nu verzoekers zich, zoals aangegeven, allen nog in een asielprocedure bevinden en de mate van integratie ook in die asielprocedure niet relevant is.
Ook de aangevoerde medische omstandigheden brengen de voorzieningenrechter niet tot het oordeel dat de bestreden besluiten de (terughoudende) rechterlijke toets niet zouden kunnen doorstaan. In dit verband is van belang dat ook vanuit de nieuwe locaties medische zorg te verkrijgen is. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat uit de overgelegde stukken, voor zover deze al aanwezig en bovendien van inhoudelijke medische aard zijn, niet blijkt dat de onderhavige overplaatsingen medisch gezien onverantwoord zijn. Uitsluitend ten aanzien van verzoekster sub 11 geldt dat zich onder de stukken een verklaring van een psycholoog bevindt waaruit naar voren komt dat deze verzoekster wegens psychiatrische klachten een intensief dagprogramma in Beilen volgt en dat het voor het kunnen volgen van deze behandeling en het verminderen van de klachten belangrijk is dat deze verzoekster in een rustige en stabiele woonomgeving verblijft op reisafstand van Beilen. In deze verklaring had verweerder, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, aanleiding moeten zien uit zorgvuldigheidsoverwegingen schriftelijk medisch advies in te winnen omtrent de medische situatie van verzoekster sub 11 in relatie tot de overplaatsing naar het AZC te Zuidlaren. De verklaring ter zitting dat in alle gevallen waarin medische argumenten tegen de komende overplaatsing naar voren zijn gebracht mondeling advies is ingewonnen bij de Medische Opvang Asielzoekers acht de voorzieningenrechter in dit verband niet voldoende.
Nu uit de overgelegde verklaring van de psycholoog niet zonder meer blijkt dat de overplaatsing van verzoekster sub 11 naar het AZC te Zuidlaren, gezien de benodigde stabiele en rustige woonomgeving en de reistijd, medisch niet verantwoord is, ziet de voorzieningenrechter echter vooralsnog geen aanleiding ten aanzien van deze verzoekster een voorlopige voorziening te treffen.
Ook de overige door de verschillende verzoekers naar voren gebrachte belangen brengen de voorzieningenrechter niet tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
Verzoekster sub 6 is naar hetzelfde AZC overgeplaatst als verzoekers sub 5, zodat in zoverre aan haar belang is tegemoetgekomen. Ten aanzien van verzoeker sub 12, die stelt dat hij binnenkort een verblijfsvergunning verkrijgt en reeds om die reden de opvang te Assen binnenkort zal verlaten, geldt dat verzoeker die verblijfstitel thans in ieder geval nog niet heeft en verweerder ter zitting gemotiveerd en onweersproken naar voren heeft gebracht dat het niet vanzelfsprekend is dat met een dergelijke verblijfstitel de opvang onmiddellijk wordt verlaten. Ten aanzien van verzoekers die stellen binnenkort naar een COW-woning te kunnen vertrekken geldt dat dit niet uit schriftelijke stukken is gebleken, terwijl ook geen enkele indicatie is gegeven over de termijn waarbinnen dat zal plaatsvinden.
Dat aan verzoekers sub 14 is toegezegd dat zij nog enige tijd in de Avo te Assen zouden mogen blijven is door hen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft ter zitting uitdrukkelijk ontkend dat een dergelijke toezegging is gedaan.
De voorzieningenrechter overweegt tenslotte dat AZC's dienen te voldoen aan minimumeisen die volgens verweerder weliswaar sober, maar humaan zijn. Niet gebleken is dat de AZC's waar verzoekers naartoe zijn overgeplaatst niet aan deze eisen voldoen. Dat verzoekers in Assen in een kleinschaliger en rustiger opvang zitten en dat zij daar meer privacy hebben brengt niet mee dat verweerder niet tot de onderhavige overplaatsingen heeft kunnen komen. Verzoekers hebben geen enkele aanspraak op accommodaties op het niveau zoals dat in Assen aanwezig is. Overigens heeft verweerder ter zitting aangegeven dat in de AZC's, indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen, de opvang ter plaatse anders kan worden ingericht.
Het voorgaande brengt mee dat de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel is dat verweerder in redelijkheid tot de onderhavige overplaatsingsbesluiten heeft kunnen komen. De verzoeken om voorlopige voorziening worden dan ook afgewezen. Er is geen aanleiding verweerder op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht te veroordelen in de kosten.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
Wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2003 door mr. A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Tobé, griffier.
mr. L.M. Tobé mr. A.T. de Kwaasteniet
Afschrift verzonden op: