ECLI:NL:RBASS:2002:AE9499

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
18 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
19/830073-01
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Botsing tussen twee lestoestellen met fatale gevolgen boven Smilde

Op 8 juni 2000 vond er een tragisch ongeval plaats in het luchtruim boven Smilde, waar twee lestoestellen van de KLS met elkaar in botsing kwamen. De verdachte, gezagvoerder van het toestel PHW-BD, voerde een vlucht uit samen met een collega-piloot die het toestel PHW-BC bestuurde. De botsing resulteerde in de dood van drie mensen en twee zwaargewonden. De rechtbank Assen behandelde de zaak op 12 juni en 4 oktober 2002, waarbij de verdachte werd bijgestaan door advocaat mr. E.A.M. Mannheims. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder roekeloos vliegen en het veroorzaken van de botsing door onvoldoende afstand te houden en niet adequaat te communiceren met de collega-piloot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet aan de gemaakte afspraken had gehouden en onvoldoende alert was op de positie van het andere toestel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte hem wel schuldig aan het veroorzaken van de botsing. De verdachte kreeg een taakstraf van 240 uur en een ontzetting van 5 jaar uit het beroep van beroepsvlieger en/of instructeur. De rechtbank benadrukte de ernst van de fout en de fatale gevolgen van het ongeval, maar oordeelde dat een gevangenisstraf niet op zijn plaats was, gezien het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende [adresgegevens verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2002 en 04 oktober 2002.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.A.M. Mannheims, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Nienhuis.
De vordering houdt in:
ten aanzien van de feiten 1 en 3:
- 18 maanden gevangenisstraf;
- 5 jaar ontzetting uit het beroep van (beroeps)vlieger en/of instructeur;
- beslissingen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen;
ten aanzien feit 2:
het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ingevolge ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 8 juni 2000, in het luchtruim boven Smilde, gemeente Midden-Drenhte, en/of elders boven Nederland, als gezagvoerder van een luchtvaartuig (type Beech A36, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BWD) zich tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, zodanig heeft gedragen dat het aan zijn, verdachtes, en/of zijn mededader(s) schuld te wijten is geweest dat genoemd luchtvaartuig en/of een (ander) luchtvaartuig (type Beech A36, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BWC) is verongelukt en/of vernield en/of onbruikbaar gemaakt en/of beschadigd,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich roekeloos, althans zeer onvoorzichtig, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig en/of onoplettend en/of nalatig gedragen, door met zijn mededader (gezagvoerder van bovengenoemd PH-BWC) in formatie te vliegen, althans (langere, althans enige tijd) op korte afstand van elkaar te vliegen, waarbij zijn, verdachtes, mededader met de PH-BWC de bewegingen van de door verdachte bestuurde PH-BWD in de lucht volgde, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader zich voorafgaande aan de vlucht onvoldoende, althans onvoldoende concreet, althans onvoldoende gedegen, hadden/had voorbereid op de tijdens de vlucht te verrichten manoeuvres en/of (enig onderdeel van) de uit te voeren vlucht onvoldoende met elkaar hadden doorgesproken
en/of
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader onvoldoende gekwalificeerd
en/of
voorbereid en/of ervaren waren/was voor de hierboven omschreven vlucht
en/of
door (vervolgens) (tijdens de vlucht) onvoldoende (concrete) afspraken, dan wel onvoldoende duidelijke afspraken te maken omtrent de uitvoering van de manoeuvres en/of het (moment en/of wijze van) beeindigen van de formatievlucht, althans van het (langere, althans enige tijd) op korte afstand van elkaar vliegen
en/of
door (tijdens de vlucht) onvoldoende afstand te (blijven) houden tussen beide genoemde vliegtuigen en/of onvoldoende zorg te dragen dat te allen tijde een veilige afstand tussen beide luchtvaartuigen in stand bleef, danwel onvoldoende zorg te dragen dat de vlucht zodanig werd uitgevoerd dat geen risico zou ontstaan dat de luchtvaartuigen met elkaar in aanraking en/of
botsing zouden komen en/of door (terwijl beide genoemde luchtvaartuigen zich op geringe hoogte bevonden en/of terwijl de PH-BWC op, gezien de omstandigheden (relatief) korte afstand en/of (gezien van zijn, verdachtes, vliegrichting) links en/of achter de PH-BWD vloog en/of terwijl hij, verdachte, op dat moment wist, althans op dat moment (redelijkerwijs) had kunnen en/of dienen te vermoeden, waar het luchtvaartuig van zijn mededader zich bevond en/of zich niet, althans onvoldoende, had vergewist van de positie van het luchtvaartuig van zijn mededader) met het door hem, verdachte, bestuurde luchtvaartuig (al dan niet abrupt) een (gezien verdachtes vliegrichting) linkerbocht te maken en/of (tevens) te klimmen, waarna
en/of
waardoor beide genoemde luchtvaartuigen elkaar in de lucht raakten
en/of
(vervolgens)
- de PH-BWC is verongelukt, althans werd vernield en/of onbruikbaar werd(en) gemaakt en/of werd(en) beschadigd, waardoor [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer zijn/is overleden
en/of
- de PH-BWD is verongelukt, althans werd vernield en/of onbruikbaar werd)en) gemaakt en/of werd(en) beschadigd, waardoor levensgevaar te duchten was voor [naam betrokkenen];
2.
hij op of omstreeks 08 juni 2000, in het luchtruim boven Smilde, gemeente Midden-Drenthe en/of elders boven Nederland, als gezagvoerder van een luchtvaartuig (type Beech A36, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BWD) zich tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, zodanig heeft gedragen dat het aan zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) schuld te wijten is geweest dat twee, althans een pers(o)n(en) (te weten [naam betrokkenen] zwaar lichamelijk letsel bekwamen,immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich roekeloos, althans zeer onvoorzichtig, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam
en/of
onnadenkend en/of ondeskundig en/of onoplettend en/of nalatig gedragen, door met zijn mededader (gezagvoerder van bovengenoemd PH-BWC) in formatie te vliegen, althans (langere, althans enige tijd) op korte afstand van elkaar te
vliegen, waarbij zijn, verdachtes, mededader met de PH-BWC de bewegingen van de door verdachte bestuurde PH-BWD in de lucht volgde, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader zich voorafgaande aan de vlucht onvoldoende, althans onvoldoende concreet, althans onvoldoende gedegen, hadden/had voorbereid op de tijdens de vlucht te verrichten manoeuvres
en/of
(enig onderdeel van) de uit te voeren vlucht onvoldoende met elkaar hadden doorgesproken
en/of
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader onvoldoende gekwalificeerd
en/of
voorbereid en/of ervaren waren/was voor de hierboven omschreven vlucht
en/of
door (vervolgens) (tijdens de vlucht) onvoldoende (concrete) afspraken, dan wel onvoldoende duidelijke afspraken te maken omtrent de uitvoering van de manoeuvres en/of het (moment en/of wijze van) beeindigen van de formatievlucht, althans van het (langere, althans enige tijd) op korte afstand van elkaar vliegen
en/of
door (tijdens de vlucht) onvoldoende afstand te (blijven) houden tussen beide genoemde vliegtuigen en/of onvoldoende zorg te dragen dat te allen tijde een veilige afstand tussen beide luchtvaartuigen in stand bleef, danwel onvoldoende zorg te dragen dat de vlucht zodanig werd uitgevoerd dat geen risico zou ontstaan dat de luchtvaartuigen met elkaar in aanraking en/of
botsing zouden komen en/of door (terwijl beide genoemde luchtvaartuigen zich op geringe hoogte bevonden en/of terwijl de PH-BWC op, gezien de omstandigheden (relatief) korte afstand en/of (gezien van zijn, verdachtes, vliegrichting) links
en/of
achter de PH-BWD vloog en/of terwijl hij, verdachte, op dat moment wist, althans op dat moment (redelijkerwijs) had
kunnen en/of dienen te vermoeden, waar het luchtvaartuig van zijn mededader zich bevond en/of zich niet, althans onvoldoende had vergewist van de positie van het luchtvaartuig van zijn mededader) met het door hem, verdachte,
bestuurde luchtvaartuig (al dan niet abrupt) een (gezien verdachtes vliegrichting) linkerbocht te maken en/of (tevens) te klimmen, waarna
en/of
waardoor beide genoemde luchtvaartuigen elkaar in de lucht raakten
en/of
(vervolgens) de PH-BWD en/of de PH-BWC verongelukten, althans werd(en) vernield en/of onbruikbaar gemaakt
en/of
werd(en) beschadigd, waardoor het aan zijn, verdachtes en/of diens mededader(s) schuld te wijten is geweest dat [naam betrokkenen] zwaar lichamelijk letsel, te weten (respectievelijk) een gebroken borstwervel ([naam betrokkene]) en/of twee gebroken borstwervels en/of twee gebroken nekwervels ([naam andere betrokkene]) heeft/hebben bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts-
en/of
beroepsbezigheden van deze [naam betrokkenen] is ontstaan;
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in de periode van 8 mei 2000 tot en met 21 juli 2000 te Eelde, gemeente Tynaarlo en/of te Zeewolde en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- in zijn, verdachtes, persoonlijk logboek een (eerdere) aantekening gewijzigd, zodat (na wijziging) stond vermeld, dat hij, verdachte, op 8 mei 2000 een vlucht (profcheck) had uitgevoerd met het luchtvaartuig met nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-SGE en/of
- in zijn, verdachtes, persoonlijk logboek een (eerdere) aantekening gewijzigd, zodat (na wijziging) stond vermeld, dat hij, verdachte, op 8 mei 2000 een vlucht had uitgevoerd met het luchtvaartuig met nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BWD en/of
- in het syllabi-systeem van KLM Luchtvaartschool ingevoerd, dat hij, verdachte, (samen met [naam betrokkene]) op 8 mei 2000 een vlucht had uitgevoerd met het luchtvaartuig met nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-SGE en/of
- op het blad uit een logboek een of meer (eerdere) aantekeningen gewijzigd en/of (vervolgens) dat blad aan het technical logboek van het luchtvaartuig met nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-SGE toegevoegd, zodat (na wijziging) stond vermeld, dat hij, verdachte, (samen met [naam betrokkene]) op 8 mei 2000 een vlucht (profcheck) had uitgevoerd, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Tengevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de tweede regel sub 1 "Midden-Drenhte" in plaats van "Midden-Drenthe". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen in plaats van het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De officier heeft in haar requisitoir te kennen gegeven dat feit 2 met betrekking tot de slachtoffers [naam slachtoffers] ten opzichte van feit 1 cumulatief en/of subsidiair tenlaste is gelegd. Ter terechtzitting heeft zij verduidelijkt dat feit 2 is tenlastegelegd voor het geval feit 1 met betrekking tot beide genoemde slachtoffers niet bewezen zou kunnen worden. De rechtbank zal de tenlastelegging in die zin opvatten.
VRIJSPRAAK
Verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem als feit 3 is tenlastegelegd, omdat de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aanwezig acht.
Verdachte zou zich schuldig hebben gemaakt aan verschillende vormen van valsheid in geschrifte, nader omschreven onder vier gedachtestreepjes. Behoudens het tweede gedachtestreepje hangen de verwijten samen met de vraag of verdachte op 8 mei 2000 al dan niet een zogenaamde profcheck-vlucht heeft uitgevoerd met het luchtvaartuig met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-SGE. De rechtbank is van oordeel dat geenszins vaststaat dat verdachte deze vlucht inderdaad heeft gemaakt. Verdachte heeft door zijn handelen de verdenking van het tegendeel over zichzelf afgeroepen. Maar op grond van de beschikbare gegevens staat niet onomstotelijk vast dat de vlucht en profcheck met de PH-SGE op 8 mei niet zijn gemaakt.
Gezien de aard van de verwijten, te weten het valselijk, dus in strijd met de waarheid veranderen of doorgeven van gegevens, waardoor verdachte heeft willen doen voorkomen alsof hij de vlucht en profcheck wel zou hebben gemaakt, moet een vrijspraak volgen vanwege onvoldoende wettig bewijs.
Het tweede gedachtestreepje betreft het verwijt dat verdachte valselijk een verandering in zijn persoonlijke logboek heeft gemaakt, zodat na wijziging stond vermeld dat hij op 8 mei 2000 een vlucht zou hebben gemaakt de PH-BWD. Verdachte heeft toegegeven dat hij in zijn logboek 3 mei 2000 heeft veranderd in 8 mei 2000. Dit mag niet. Maar het verwijt is dat daardoor in strijd met de waarheid in zijn logboek zou zijn vermeld dat hij op 8 mei 2000 met de PH-BWD zou hebben gevlogen. En dat is op basis van de beschikbare gegevens niet vast komen te staan. Dat betekent dat ook op dit onderdeel een vrijspraak moet volgen vanwege onvoldoende wettig bewijs.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het sub 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij op 8 juni 2000, in het luchtruim boven Smilde, gemeente Midden-Drenthe, als gezagvoerder van een luchtvaartuig (type Beech A36, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BWD) zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat genoemd luchtvaartuig en een ander luchtvaartuig (type Beech A36, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BWC) zijn verongelukt en/of onbruikbaar gemaakt ,immers heeft hij, verdachte, zich zeer onvoorzichtig en onoplettend en nalatig gedragen,door tijdens de vlucht onvoldoende (concrete) afspraken, dan wel onvoldoende duidelijke afspraken te maken omtrent de uitvoering van de manoeuvres en het moment van beeindigen van het op korte afstand van elkaar vliegenen door tijdens de vlucht onvoldoende zorg te dragen dat te allen tijde een veilige afstand tussen beide luchtvaartuigen in stand bleef en door terwijl beide genoemde luchtvaartuigen zich op geringe hoogte bevonden en terwijl de PH-BWC op, gezien de omstandigheden relatief korte afstand en gezien van zijn, verdachtes,
vliegrichting links en achter de PH-BWD vloog zich niet, althans onvoldoende, had vergewist van de positie van het ander luchtvaartuig met het door hem, verdachte, bestuurde luchtvaartuig (al dan niet abrupt) een gezien verdachtes vliegrichting linkerbocht te maken en tevens te klimmen, waarna en waardoor beide genoemde luchtvaartuigen elkaar in de lucht raakten en vervolgens
- de PH-BWC is verongelukt, waardoor [naam slachtoffers] zijn overleden en
- de PH-BWD onbruikbaar werd gemaakt, waardoor levensgevaar te duchten was voor
[naam betrokkenen].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het sub 1 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Gelet op deze bewezenverklaring en de uitleg van de tenlastelegging, komt de rechtbank niet meer toe aan feit 2.
Toelichting bewezenverklaring
Toedracht ongeval
Op 8 juni 2000 zijn in het luchtruim boven Smilde twee lestoestellen van de KLS met elkaar in botsing gekomen. Verdachte bestuurde de PHW-BD. Het andere toestel dat bij het ongeval betrokken was, de PHW-BC, werd gevlogen door [naam collega-piloot].
De heer F.J. Ekhart heeft in opdracht van de rechter-commissaris een reconstructie van de botsing gemaakt. In zijn onderzoeksverslag concludeert deze deskundige zakelijk weergegeven het volgende:
"Het moet als meest waarschijnlijk worden aangenomen dat de botsing heeft plaatsgevonden tijdens het inzetten van een opgetrokken linkerbocht van het door verdachte bestuurde toestel (verder te noemen: toestel D). Toestel D heeft hierdoor snelheid verloren. [naam collega-piloot] vloog met zijn toestel (verder te noemen: toestel C) schuin links achter toestel D, naderde toestel D en is in een schuivende beweging naar rechts met toestel D in aanraking gekomen. Gelet op de standhoek bij de botsing moet toestel C een ontwijkbeweging naar links hebben gemaakt. Beide toestellen bevonden zich tijdens de botsing in een neushoge stand, met een aanzienlijke dwarshelling naar links."
Ook het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval.Volgens het NFI kan uit het sporenonderzoek niet rechtstreeks worden afgeleid of de beide vliegtuigen met elkaar in botsing zijn gekomen doordat toestel D een stijgende beweging heeft ingezet, eventueel in combinatie met een linkerbocht, of doordat toestel C een dalende beweging heeft ingezet, eventueel in combinatie met een bocht naar rechts.
De heer Ekhart was op het moment dat hij over zijn bevindingen rapporteerde nog niet op de hoogte van het NFI-rapport. Tijdens de terechtzitting van 4 oktober 2002 heeft deze deskundige zijn visie op het ongeval nader uiteengezet en is hij ingegaan op de mogelijke verschillen die bestaan tussen zijn bevindingen en die van het NFI.
De conclusie van de rechtbank is dat de bevindingen van Ekhart passen binnen de mogelijkheden die het NFI heeft aangegeven. De deskundige heeft naar het oordeel van de rechtbank op overtuigende wijze beargumenteerd dat de door het NFI genoemde optie dat toestel C in de gegeven situatie een dalende beweging zou hebben ingezet louter theoretisch is en uit vliegtechnisch oogpunt volstrekt onlogisch en onwaarschijnlijk.
Voorts overweegt de rechtbank dat er getuigenverklaringen zijn die de door de deskundige Erhart geschetste toedracht onderschrijven.
De rechtbank is er dan ook van overtuigd geraakt dat het ongeval heeft plaatsgevonden kort nadat beide toestellen voor een tweede maal over het huis van de vader van verdachte zijn gevlogen en dat de botsing het directe gevolg is van het feit dat verdachte een klimmende linkerbocht heeft ingezet, terwijl [naam collega-piloot] op korte afstand links en achter hem vloog.
Tenlastelegging
Deze gedraging van verdachte en de omstandigheden waaronder hij de fatale manoeuvre heeft ingezet, zijn in de tenlastelegging feitelijk uitgewerkt. De tenlastelegging ziet evenwel ook op gedragingen en tekortkomingen van verdachte en/of zijn collega-piloot die naar het oordeel van de rechtbank geen direct causaal verband hebben met het ontstaan van de botsing. Want dat de beide toestellen eerder tijdens de vlucht dicht bij elkaar hebben gevlogen, al dan niet in formatie, verklaart niet het ontstaan van de botsing op een later moment. Dit geldt evenzeer voor het ontbreken van voldoende kwalificatie en ervaring van de piloten om een dergelijke vlucht te maken.
Met andere woorden: de tenlastelegging bevat naar het oordeel van de rechtbank elementen die niet redengevend zijn voor het ontstaan van de botsing en de daardoor opgetreden gevolgen. Daar komt bij dat voor het voor het bewijs van deze elementen noodzakelijk is om ook een oordeel uit te spreken over gedragingen en tekortkomingen van de verongelukte piloot [naam collega-piloot]. Daarover straks meer.
Verwijtbaarheid verdachte
De rechtbank is van oordeel dat verdachte valt te verwijten dat hij de klimmende linkerbocht heeft ingezet zonder zich te vergewissen van de positie van het andere toestel. Ook heeft verdachte nagelaten het andere toestel te attenderen op de beweging die hij in petto had.
Dit oordeel impliceert dat de rechtbank het verweer van verdachte verwerpt dat hem geen blaam treft, omdat hij wist noch vermoedde dat het toestel van [naam collega-piloot] links achter/boven hem zat en dat hij dat ook niet behoefde te weten.
Verdachte baseert dit standpunt primair op de afspraken die hij voorafgaande aan de vlucht met [naam collega-piloot] heeft gemaakt. Volgens verdachte was afgesproken dat hij en [naam collega-piloot] elkaar zouden treffen boven het TT-circuit van Assen; dat zij vervolgens een gezamenlijke glijvlucht zouden maken over de woning van de vader van verdachte; verdachte zou voorop vliegen en [naam collega-piloot] zou linksachter op veilige afstand volgen; na deze manoeuvre zou verdachte via een rechterbocht nog een tweede maal over de woning vliegen; [naam collega-piloot] zou rechtdoor vliegen en verdachte dus niet meer volgen. Verder zou zijn afgesproken dat men elkaar op 1000 voet hoogte zou treffen en dat niet lager dan tot 500 voet gedaald zou worden.
Volgens verdachte waren de afspraken voldoende duidelijk en concreet en stonden ze garant voor een veilige vlucht. Maar [naam collega-piloot] heeft zich er niet aan gehouden.
De rechtbank twijfelt aan de juistheid van verdachtes verklaring over de met [naam collega-piloot] gemaakte afspraken. De uitdrukkelijke bedoeling was om de vader van verdachte een verjaardagsgroet te brengen. Vader was hiervan niet op de hoogte gesteld, het was een verrassing. Het moest dus een bijzondere vlucht worden die niet onopgemerkt zou blijven. Het komt de rechtbank voor dat het door verdachte geschetste vliegplan nauwelijks bijzonder genoemd kan worden en dat, als een vlieghoogte van 500 voet in acht wordt genomen, het risico aanwezig is dat de vlucht onopgemerkt zal blijven. Bovendien stelt de rechtbank zich voor dat het bijzondere karakter van de vlucht juist - of in ieder geval mede - zat in het feit dat er met twee toestellen op enige afstand van elkaar zou worden overgevlogen. Dan komt het toch merkwaardig voor dat juist bij de tweede scheervlucht alleen het toestel van verdachte zou overvliegen.
Voorts blijkt uit het dossier dat onder leerlingen van de vliegschool het verhaal ging dat er deze dag iets bijzonders zou gaan gebeuren in verband met de verjaardag van de vader van verdachte. Er zou in formatie over het woonhuis gevlogen gaan worden. Voor de omgekomen leerling [naam overleden leerling] was dit kennelijk ook aanleiding om zijn fototoestel op te halen en mee te nemen tijdens de vlucht.
Verder heeft verdachte de rechtbank niet kunnen overtuigen van de noodzaak of de zin van de afspraak dat [naam collega-piloot] linksachter verdachte zou vliegen, terwijl tevens zou zijn afgesproken dat hij op veilige afstand zou blijven en de gezamenlijke vlucht een nagenoeg rechtlijnige zou zijn.
Een volgend punt dat de twijfel van de rechtbank heeft gevoed, is het dat niets zou zijn afgesproken over het beëindigen van de gezamenlijke vlucht. Althans niet meer dan [naam collega-piloot] na de scheervlucht rechtdoor zou vliegen en verdachte een bocht naar rechts zou maken voor een tweede scheervlucht. Volgens verdachte was niets afgesproken over radiocontact tijdens de vlucht. Verdachte heeft ook verklaard zich niet te kunnen herinneren dat er wel radiocontact is geweest. Maar het ligt toch voor de hand te veronderstellen dat er tenminste afscheid wordt genomen na het beëindigen van de afgesproken gezamenlijke vlucht.
Bovendien heeft [naam inzittende], een inzittende van het toestel van verdachte, verklaard dat er na de eerste scheervlucht wel degelijk radiocontact is geweest tussen beide vliegers. Volgens zijn eerste verklaring hoorde hij verdachte tijdens het klimmen na het eerste overvliegen over de radio zeggen: "We gaan nu naar 1000 voet en dan gaan we er nog eens overheen!" En na het voltooien van de rechterbocht: "Full power er overheen", waarop hij [naam collega-piloot] een bevestigend antwoord hoorde geven. In zijn tweede verklaring zegt [naam inzittende] gehoord te hebben dat verdachte over de radio zei: "Dat ging goed, dat doen we nog een keer." En vervolgens: "We klimmen tot 1000 voet, full power", met een bevestigend antwoord van [naam collega-piloot].
Maar ook indien verdachte wel naar waarheid heeft verklaard over de afspraken met [naam collega-piloot], kan hij zich naar het oordeel van de rechtbank niet vrijpleiten door te stellen dat [naam collega-piloot] zich niet aan de afspraken heeft gehouden. Want het staat vast dat reeds tijdens de eerste scheervlucht de afspraken over vlieghoogte en onderlinge vliegafstand niet in acht zijn genomen.
Op de eerste plaats is aanmerkelijk lager gevlogen dan 500 voet. Dat is geheel op conto van verdachte te schrijven, omdat hij voorop vloog.
En op de tweede plaats hebben de vliegtuigen dichter bij elkaar gevlogen dan volgens verdachte de bedoeling was. Volgens verdachte zou [naam collega-piloot] hem op veilige afstand volgen. Ter terechtzitting sprak verdachte in dit verband van een afstand van honderd meter. Eerder had hij tegenover de luchtvaartpolitie een afstand van enige honderden meters genoemd. Uit getuigenverklaringen van de inzittenden van het toestel van verdachte [(naam inzittenden)] komt naar voren dat een geringere marge in acht is genomen en dat [naam collega-piloot] op geringe afstand bijna naast het toestel van verdachte zou hebben gevlogen. Radarplots en verklaringen van getuigen op de grond bevestigen dit verhaal. Volgens getuige [naam getuige] heeft verdachte hem in het begin van de gezamenlijke vlucht zelfs geattendeerd op de aanwezigheid van het toestel van [naam collega-piloot] toen dat links naast vloog en heeft hij verdachte tijdens het verdere verloop zeker tienmaal helemaal naar links zien kijken in de richting van het toestel van [naam collega-piloot]. Volgens [naam getuige] is de onderlinge positie van de vliegtuigen tijdens de vlucht verder nagenoeg ongewijzigd gebleven. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [naam getuige]. Mede op basis van deze getuigenverklaringen hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij niet heeft geweten waar het toestel van [naam collega-piloot] zich tijdens het eerste deel van de vlucht precies bevond en dat hij in de overtuiging verkeerde dat door [naam collega-piloot] de afgesproken veilige marge in acht werd genomen.
Voor zover verdachte al niet wist dat het eerste deel van de vlucht anders verliep dan was afgesproken, had hij dit naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval wel kunnen en moeten weten. Met deze wetenschap kon en mocht verdachte er vervolgens niet blind op vertrouwen dat de rest van de vlucht wel volgens die afspraken zou verlopen en dat [naam collega-piloot] hem dus niet zou blijven volgen na de eerste scheervlucht. Verdachte heeft in ieder geval verzuimd te controleren of [naam collega-piloot] inderdaad rechtdoor vloog toen hij, verdachte, de rechterbocht inzette als voorbereiding voor de tweede scheervlucht.
De rechtbank neemt zondermeer aan dat verdachte op het moment dat hij na de tweede scheervlucht over de woning de klimmende linkerbocht inzette, niet wist, noch vermoedde, dat [naam collega-piloot] op korte afstand linksachter hem vloog. Het valt verdachte echter wel te verwijten dat hij met die mogelijkheid totaal geen rekening heeft gehouden.
Zoals hiervoor is aangegeven had verdachte, zelfs als wordt uitgegaan van zijn versie van de gemaakte afspraken, er niet blindelings op mogen vertrouwen dat [naam collega-piloot] niet meer achter hem zou vliegen. En gezien het eerdere verloop van de vlucht had verdachte er rekening mee moeten houden dat het volgtoestel mogelijk op korte afstand linksachter hem vloog.
Verdachte moet worden nagegeven dat bij een gezamenlijke vlucht met name de achtervlieger verantwoordelijk is voor het bewaren van een veilige onderlinge afstand. Maar dat ontslaat de voorvlieger niet van elke verantwoordelijk. Zeker niet wanneer de voorvlieger, verdachte dus, wist of althans had moeten weten, dat de achtervlieger niet
op die honderd of enkele honderden meters vloog die de voorvlieger als veilige afstand had aangenomen. Verdachte heeft [naam collega-piloot] niet gevraagd wat meer afstand te nemen. Daardoor kan hij medeverantwoordelijk worden geacht voor het dicht bij elkaar vliegen.
Als voorvlieger was verdachte primair verantwoordelijk voor de vliegbewegingen die werden gemaakt. De achtervlieger wordt immers geacht de bewegingen van de voorvlieger te volgen. De voorvlieger moet zorgen dat de achtervlieger dat gevaarloos kan doen. Het is volstrekt helder dat de gevaren en risico's toenemen naarmate de onderlinge afstand tussen de toestellen geringer is. Verdachte kan worden verweten dat hij die verantwoordelijkheid heeft onderschat, of daaraan althans te weinig inhoud heeft gegeven. Hij wist, of althans behoorde te weten, dat de onderlinge afstand bij de eerste scheervlucht gering was. In die omstandigheid lag het op zijn weg om extra alert te blijven op de positie van het volgende toestel. Zoals eerder gezegd had verdachte in ieder geval moeten controleren of [naam collega-piloot] inderdaad op het afgesproken punt de gezamenlijke vlucht zou verbreken. Nu hij dit heeft nagelaten en hij er dus niet op mocht vertrouwen dat dit daadwerkelijk het geval was, had verdachte er rekening mee moeten houden dat [naam collega-piloot] hem linksachter zou blijven volgen. Vervolgens had hij in ieder geval een duidelijk signaal moeten afgeven dat hij voornemens was om na de tweede scheervlucht een klimmende linkerbocht te maken.
Dit leidt tot de conclusie dat verdachte zich niet kan vrijpleiten door het verweer dat hij met [naam collega-piloot] duidelijke en afdoende afspraken had gemaakt en dat hij erop mocht vertrouwen dat het luchtruim vrij was toen hij de klimmende linkerbocht inzette.
Zoals eerder overwogen betwijfelt de rechtbank overigens of verdachte een juiste verklaring heeft afgelegd over de gemaakte afspraken. Er zijn drie andere scenario's denkbaar:
- er is afgesproken dat er tweemaal gezamenlijk zou worden overgevlogen;
- er is afgesproken dat er eenmaal zou worden overgevlogen, maar spontaan is besloten het nog eens te doen;
- er zijn geen concrete afspraken gemaakt over eenmaal of tweemaal overvliegen.
In al deze gevallen kan verdachte nog sterker worden verweten dat hij onvoldoende alert is geweest op de positie van het volgvliegtuig en dat hij niet zonder een duidelijke waarschuwing vooraf de klimmende linkerbocht had mogen inzetten.
Ten slotte overweegt de rechtbank in dit verband dat op basis van de beschikbare gegevens niet geconcludeerd kan worden dat [naam collega-piloot] tijdens de vlucht onder de invloed van cannabis verkeerde.
Medeplegen / verwijtbaarheid [naam collega-piloot]
De rechtbank is van oordeel dat de vraag of [naam collega-piloot] medeschuld heeft aan het fatale ongeluk in het onderhavige, strafrechtelijke kader buiten beschouwing kan en moet blijven. Daartoe wordt het volgende overwogen.
[naam collega-piloot] is bij het ongeval om het leven gekomen. Hij is dan ook niet in staat geweest zich te verdedigen tegen aantijgingen aan zijn adres. Daarom moet in het strafrechtelijke kader met grote terughoudendheid worden geoordeeld over zijn mogelijke schuld of medeschuld. Dat betekent dat dit oordeel achterwege moet blijven, tenzij het noodzakelijk is om de schuld van verdachte te kunnen bewijzen. Die noodzaak is echter niet aanwezig, omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook zelfstandig, dus zonder medeschuld van [naam collega-piloot] aan te nemen, met zijn handelingen en gedragingen alle bestanddelen van de delictsomschrijving vervult.
Bij het onderhavige schulddelict vormt het tezamen en in vereniging plegen ook geen strafverzwarende omstandigheid, zodat ook hierin geen reden kan schuilen om over de medeschuld van [naam collega-piloot] te oordelen.
Wellicht ten overvloede voegt de rechtbank hier nog aan toe, dat het vorengaande [naam collega-piloot] dus ook niet vrijpleit.
KWALIFICATIE
Het sub 1 bewezene levert op:
het aan zijn schuld te wijten zijn dat een luchtvaartuig onbruikbaar wordt gemaakt, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat, strafbaar gesteld bij artikel 169 aanhef onder 1° van het Wetboek van Strafrecht;
het aan zijn schuld te wijten zijn dat een luchtvaartuig verongelukt, terwijl het feit iemands dood ten gevolge heeft,
strafbaar gesteld bij artikel 169 aanhef onder 2° van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
Verdachte heeft een verjaardagsgroet aan zijn vader willen brengen door tezamen met een collega dicht over diens woning te vliegen. De toestellen hebben dicht bij elkaar gevlogen, maar niet is komen vast te staan dat daarmee regels zijn overtreden. En er is te laag gevlogen, maar dat staat los van de oorzaak van het ongeval.
Verdachte kan dan ook niet worden verweten dat hij een roekeloze vlucht zou hebben gemaakt.
Maar het was wel een ongebruikelijke vlucht. Daarom had verdachte extra oplettend moeten zijn. Dat is hij niet geweest. Verdachte heeft op een bepaald moment een fout gemaakt. Een fout met fatale gevolgen. Die fout moet hem worden aangerekend. Verdachte had die fout niet mogen maken, niet als piloot, zeker niet als beroepspiloot en zeer zeker niet als vlieginstructeur met leerlingen aan boord. Verdachte heeft de fatale gevolgen ongetwijfeld niet voorzien. Maar die gevolgen behoren wel door te klinken in de strafmaat.
De gevolgen van het ongeluk zijn bijzonder ernstig. Drie mensen hebben het leven verloren. Twee anderen zijn zwaargewond geraakt. Zij hebben geluk gehad dat zij de botsing hebben overleefd en dat verdachte zijn toestel nog door een noodlanding aan de grond kon zetten.
Het leed voor de nabestaanden van de omgekomen leerlingen is intens. De gewond geraakte leerlingen hebben hun toekomstdroom in duigen zien vallen.
Gelet op de aard van het verwijt en gezien het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld, acht de rechtbank een gevangenisstraf niet op zijn plaats. Gelet op de ernst van de fout en met name ook de gevolgen, ziet de rechtbank wel aanleiding verdachte een forse werkstraf op te leggen. Als bijkomende straf zal verdachte voor langere tijd het recht worden ontnomen om het beroep van beroepsvlieger en/of instructeur uit te oefenen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN:
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 28, 31 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte sub 3 is tenlastegelegd en spreekt verdachte mitsdien daarvan vrij.
verklaart bewezen, dat het sub 1 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan.
Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, met bevel voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Ontzet verdachte het recht om het beroep van (beroeps)vlieger en/of instructeur uit te oefenen, waarbij de duur wordt bepaald op 5 jaren.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan: de KLS van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- luchtvaarttuigen PH-BWC en BWD met toebehoren;
- techlog PH-SGE.
Gelast de teruggave aan: de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- vliegbewijs en medische verklaring van verdachte;
- vlieglogboek verdachte.
Gelast de teruggave aan: de nabestaanden van [naam slachtoffer] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- fotocamera Minolta.
Gelast de teruggave aan: Groningen Eelde Airport van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- benzine.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. J.D. den Hartog en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 oktober 2002, zijnde mr. Den Hartog en mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-
Parketnummer: 19.830073-01
Uitspraak d.d.: 18 oktober 2002
Pagina 11 van 1
Parketnummer: 19.830073-01
Uitspraak d.d.: 18 oktober 2002