ECLI:NL:RBASS:2002:AD8928
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- E. van der Herberg
- J.J. Schoemaker
- J.D. den Hartog
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van dagvaarding en verjaring vervolging voor oorlogsmisdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 5 februari 2002 uitspraak gedaan over de nietigheid van de dagvaarding van de verdachte, die gedurende de Tweede Wereldoorlog als SS-officier betrokken was bij de opsporing en arrestatie van personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging onvoldoende specifiek was, omdat deze niet de namen van de mishandelde personen noemde, waardoor de verdachte niet adequaat geïnformeerd was over de beschuldigingen. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding met betrekking tot de mishandelingen nietig was.
Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de vraag of het vervolgingsrecht was verjaard. De feiten waren gepleegd tijdens de Tweede Wereldoorlog, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn voor de artikelen 101 en 102 van het Wetboek van Strafrecht 24 jaar bedroeg. De rechtbank concludeerde dat de verjaringstermijn in 1975 was verstreken, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de verdachte.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke en specifieke tenlastelegging, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals oorlogsmisdrijven. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van de rechtsbescherming van verdachten.