ECLI:NL:RBASS:2001:AB9153
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- E. van der Herberg
- G. Kaaij
- H.L. Stuiver
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in strafzaak met betrekking tot diefstal en poging tot diefstal
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Assen op 22 augustus 2001 uitspraak gedaan in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de inhoud van de bewijsmiddelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts werd gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het betrekking had. De verdachte ontkende elke betrokkenheid bij de feiten, terwijl een medeverdachte wel enige betrokkenheid erkende, maar ook ontkende bij andere feiten betrokken te zijn geweest. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten, en sprak hem vrij van het meer of anders tenlastegelegde.
De rechtbank heeft ook de relevante getuigenverklaringen en sporenonderzoek in overweging genomen. Bij het sporenonderzoek werden schoenzoolindrukken aangetroffen die overeenkwamen met de schoenen van de medeverdachte, maar dit was niet voldoende om de verdachte te verbinden aan de feiten. Daarnaast werd er gereedschap aangetroffen in de auto van de verdachte, maar de rechtbank kon geen relatie aantonen tussen de verdachte en het gereedschap, aangezien de verdachte de auto pas kort voor de feiten had gekocht. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.
De rechtbank heeft ook de kwalificaties van de bewezen feiten besproken, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, maar legde geen straf op, gezien de vrijspraak van de tenlastelegging. De beslissing van de rechtbank werd genomen na zorgvuldige overweging van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank heeft de civiele vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en bepaalde dat de vorderingen voor een deel toewijsbaar waren, terwijl andere delen niet-ontvankelijk werden verklaard.