RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummers: AWB 12/1782, AWB 12/1783 en AWB 12/1784
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 20 december 2012.
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. J.A. van Ham,
het college van burgemeester en wethouders gemeente Ede, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluiten van verweerder van 16 april 2012 met kenmerken WIZ/696281, WIZ/698268 en WIZ/699683-WIZ/700987.
2. Procesverloop en motivering
Voor het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 9 oktober 2012 wordt naar de tussenuitspraak verwezen. In rechtsoverweging 23 van de tussenuitspraak is het volgende overwogen:
“12/1782 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. De zaak zal in de einduitspraak worden afgedaan, waarin ook een beslissing over de proceskosten zal worden genomen.
12/1783 Het beroep, voor zover het de intrekking op grond van artikel 54, vierde lid, van de Wwb betreft, zal ongegrond worden verklaard. Het beroep, voor zover het de afwijzing van de bijzonde-re bijstand betreft, zal gegrond worden verklaard. Verweerder krijgt wat dit tweede besluitonderdeel betreft, de gelegenheid het gebrek te herstellen. Daarna zal de zaak bij einduitspraak worden afgedaan, inclusief een beslissing over de proceskosten.
12/1784 Het beroep zal gegrond worden verklaard. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het besluit van 1 februari 2012 herroepen. De zaak zal in de einduitspraak worden afgedaan, waarin ook een beslissing over de proceskosten zal worden genomen.”
Verweerder heeft op 22 oktober 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen in de zaak met registratie-nummer 12/1783 en heeft aan eiser bijzondere bijstand voor inrichtingskosten toegekend tot een bedrag van € 3.185. Eiser heeft over dit nieuwe besluit zijn zienswijze gegeven, waarna het vooronderzoek is gesloten.
Met het besluit van 22 oktober 2012 heeft verweerder het gebrek in het bestreden besluit hersteld, met dien ver-stande dat eiser in zijn brief van 29 oktober 2012 terecht heeft opgemerkt dat hij in bezwaar proceskosten had gevorderd en dat verweerder daarover geen beslissing heeft genomen. Dit betekent dat de rechtbank het besluit van 22 oktober 2012 zal vernietigen, voor zover daarin niet is beslist over de proceskosten in bezwaar, zelf in de zaak zal voorzien en aan eiser een vergoeding zal toekennen van € 874 wegens kosten van rechtsbijstand. Het beroep tegen het besluit van 16 april 2012 met kenmerk WIZ/698268 zal niet-ontvankelijk verklaard worden, voor zover daarin de aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen, nu dit besluit is ingetrokken door het besluit van 22 oktober 2012.
In de tussenuitspraak zijn alle overige beslissingen genomen, uitgezonderd de beslissingen over de proceskos-ten.
bezwaar
Omdat het beroep in de zaak 12/1782 ongegrond is, behoeft de vraag naar vergoeding van de in bezwaar ge-maakte proceskosten geen onderzoek.
Hierboven is beslist dat eiser aanspraak heeft op vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten van rechtsbijstand in de zaak 12/1783.
In de zaak 12/1784 zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien. Eiser heeft in die zaak geen proceskosten in be-zwaar gevorderd, zodat deze niet zullen worden toegewezen.
beroep
In de zaak 12/1782 ziet de rechtbank in verband met de ongegrondverklaring van het beroep geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
In de zaak 12/1783 en 12/1784 zal verweerder worden veroordeeld in de door eiser in beroep gemaakte proces-kosten. De rechtbank begroot deze op € 1.311, te weten twee punten voor de beroepschriften en een punt voor de gevoegde behandeling ter zitting. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. De ge-noemde kosten dienen, aangezien eiser met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft gepro-cedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissin-gen.
verklaart het beroep tegen het besluit van 16 april 2012 met kenmerk WIZ/696281 ongegrond,
verklaart het beroep tegen het besluit van 16 april 2012 met kenmerk WIZ/698268 ongegrond, voor zover het de intrekking van eisers bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de Wet werk en bijstand betreft,
verklaart het beroep tegen het besluit van 16 april 2012 met kenmerk WIZ/698268 niet-ontvankelijk, voor zover het de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand betreft.
verklaart het beroep tegen het besluit van 22 oktober 2012 gegrond,
vernietigt het besluit van 22 oktober 2012, maar slechts voor zover daarin geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten in bezwaar is genomen en bepaalt, bij wege van zelf in de zaak voorzien, dat aan eiser een proceskostenvergoeding van € 874 toekomt,
in de zaak 12/1784
verklaart het beroep tegen het besluit van 16 april met kenmerk WIZ/699683-WIZ/700987 gegrond,
vernietigt dit besluit,
verklaart het bezwaar tegen het besluit van 1 februari 2012 gegrond,
herroept het besluit van 1 februari 2012,
bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit,
verder in de zaken 12/1783 en 12/1784
veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.311;
bepaalt dat de betaling van dit bedrag dient te worden gedaan aan de griffier van de rechtbank Arnhem, waar-voor verweerder een nota zal worden toegestuurd,
bepaalt voorts dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 84 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.J. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2012.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 20 december 2012.