ECLI:NL:RBARN:2012:BY8436
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van vordering tot schadevergoeding naar Duits recht
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem diende, ging het om een vordering van Albea Deutschland GmbH tegen Eurovite Nederland B.V. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de vordering van Albea was verjaard volgens Duits recht. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 augustus 2012, waarin de rechtbank partijen de gelegenheid gaf om aanvullende stukken over te leggen, waaronder een Legal Opinion. De kern van het geschil was de aanvang van de verjaringstermijn, die door Eurovite werd gesteld op 31 december 2007, terwijl Albea betoogde dat deze pas op 31 december 2008 was begonnen. De rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn drie jaar bedraagt en dat deze begon op het moment dat Albea op de hoogte was van de omstandigheden die aan de vordering ten grondslag lagen. De rechtbank concludeerde dat Albea in 2007 al op de hoogte was van de annulering van de overeenkomst door Eurovite, waardoor de verjaringstermijn op 31 december 2007 begon en eindigde op 31 december 2010, behoudens eventuele stuitingen.
Eurovite stelde dat er sprake was van een zogenaamde Hemmung, oftewel meervoudige stuiting, door herhaalde onderhandelingen tussen partijen, die 66 dagen had geduurd. De rechtbank oordeelde dat deze stuiting inderdaad had plaatsgevonden, maar dat de verjaringstermijn desondanks was verlopen voordat de dagvaarding op 18 mei 2011 werd uitgebracht. Hierdoor werd de vordering van Albea afgewezen. Albea werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank werden begroot op € 2.918,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis werd uitgesproken op 12 december 2012 door mr. D.T. Boks.