zaaknummer / rolnummer: 227721 / HA ZA 12-205
Vonnis van 12 december 2012
[eiseres]
vertegenwoordigd door haar bewindvoerder
[bewindvoerder]
eiseres,
advocaat mr. S. Palm te Amersfoort,
1. [gedaagde]
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[gedaagde su[gedaagde sub 2] en
[gedaagde [gedaagde sub 3],
kantoorhoudende te [woonplaats],
gedaagde,
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.A.M. Brugman te [woonplaats],
3. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.A.M. Brugman te Wijchen.
Partijen zullen hierna mede als [eiseres], [gedaagde sub 1] q.q., [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. [gedaagde sub 1] q.q. heeft [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gevolmachtigd om mede namens haar deze procedure te voeren. Zelf heeft zij haar verstek gezuiverd.
1.2. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 mei 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 1 augustus 2012.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] lijdt aan een psychische stoornis en is in 2009 tijdelijk opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Hierbij heeft voor de maanden mei en juni 2009 een rechterlijke machtiging gegolden. Deze is door een voortgezette rechterlijke machtiging gevolgd tot en met 27 oktober 2010.
2.2. [eiseres] is afhankelijk van haar familieleden bij het behartigen van haar vermogensrechtelijke – en andere – belangen.
2.3. [gedaagde sub 2] is een zoon van [eiseres]; [gedaagde sub 3] is zijn vriendin.
2.4. Op 15 of 16 mei 2009 heeft [eiseres] haar bankpas en pincode afgegeven en verstrekt aan [gedaagde sub 2].
2.5. Op 19 februari 2010 heeft [eiseres] een algemene volmacht bij notariële akte verstrekt aan [gedaagde sub 2].
2.6. Het saldo van [eiseres]s rekening (‘Rabo Internet BonusSparen’ nr [rekeningnummer] ) bij Rabobank Amersfoort en Omstreken (hierna: Rabobank) bedroeg op 31 december 2008 € 36.951,77 en per 4 januari 2010 € 3,96.
2.7. Als gevolmachtigde heeft [gedaagde sub 2] het appartement van [eiseres] verkocht en op 14 oktober 2011 aan de koper geleverd. De koopprijs beliep € 147.500,00. De netto opbrengst, € 101.396,91, is naar de bankrekening van [eiseres], nr. [rekeningnummer], overgemaakt. Het saldo van deze rekening bedroeg daarna € 99.988,33, maar dit bedrag is nadien van de rekening verdwenen.
2.8. Van de betaalrekening met nr. [rekeningnummer] en de spaarrekening met nr [rekeningnummer] is in de periode van mei 2009 tot en met 13 januari 2012 € 111.059,65 overgeboekt c.q. opgenomen
2.9. [eiseres] heeft de algemene volmacht op 29 december 2011 ingetrokken. De notaris die bij de volmachtverlening betrokken was, heeft [gedaagde sub 2] bij brief van die datum gesommeerd de volmacht af te geven aan [eiseres] en rekening en verantwoording af te leggen. Deze sommatie is herhaald bij brief van 23 januari 2012.
2.10. [gedaagde sub 2] heeft deze notaris laten weten dat [gedaagde sub 3] in het bezit was van de bankpas van [eiseres]. Hij en [gedaagde sub 3] hebben de beschikking gehouden over de pinpas en pincode van [eiseres] tot 28 december 2011.
2.11. Op 7 januari 2012 heeft [eiseres] aangifte van verduistering gedaan tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]
2.12. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] staan thans onder beschermingsbewind, waarbij [gedaagde sub 1] q.q. voor hen optreedt.
3. Het geschil
3.1. Samengevat vordert [eiseres]
primair
a. veroordeling van [gedaagde sub 2] althans [gedaagde sub 1] q.q. op grond van wanprestatie, subsidiair op grond van onverschuldigde betaling, meer subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking en uiterst subsidiair op grond van onrechtmatige daad tot betaling van € 41.302,41, welk bedrag [gedaagde sub 2] volgens [eiseres] aan zichzelf heeft overgemaakt;
b. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] q.q. tot betaling van € 55.038,36 welk [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] volgens [eiseres] aan haar bankrekening hebben onttrokken (€ 57.438,36 minus € 2.400,00 waarvan [eiseres] niet bestrijdt dat dit betrekking heeft op aan haar gedane betalingen);
c. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] q.q. tot betaling van € 10.426,39, welk bedrag door [gedaagde sub 2] aan [gedaagde sub 3] is overgemaakt van de rekening van [eiseres],
d. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] q.q. tot afgifte aan [eiseres] van al haar eigendommen,
e. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] q.q. tot terugbetaling aan [eiseres] van de opbrengst ad € 800,00 van een antieke kast,
f. veroordeling van [gedaagde sub 3] althans [gedaagde sub 1] q.q. op grond van onverschuldigde betaling, subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair op grond van onrechtmatige daad tot betaling van € 55.038,36 welk bedrag [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] volgens [eiseres] aan haar bankrekening hebben onttrokken (€ 57.438,36 minus € 2.400,00 waarvan [eiseres] niet bestrijdt dat dit betrekking heeft op aan haar gedane betalingen);
g. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1] q.q. tot betaling van € 10.426,39, welk bedrag door [gedaagde sub 2] aan [gedaagde sub 3] is overgemaakt van de rekening van [eiseres],
h. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] q.q. tot afgifte aan [eiseres] van al haar eigendommen,
i. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] q.q. tot terugbetaling aan [eiseres] van de opbrengst ad € 800,00 van een antieke kast,
en subsidiair
j. een verklaring voor recht dat de volmacht aan [gedaagde sub 2] is vernietigd op grond van de geestelijke stoornis van [eiseres], althans op grond van misbruik van omstandigheden, althans op grond van dwaling met
k. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tot de betaling aan [eiseres] overeenkomstig de primaire vordering,
primair en subsidiair
l. een en ander vermeerderd met rente en kosten, waaronder buitengerechteijke incassokosten en beslagkosten.
3.2. [eiseres] stelt dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gelden van haar bankrekening(en) hebben verduisterd. Door het doen van giften aan zichzelf is [gedaagde sub 2] tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als gevolmachtigde; hij heeft de grenzen van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid overschreden. Tevens is hij tekortgeschoten in zijn verplichtingen door geen rekening en verantwoording af te leggen. Subsidiair stelt [eiseres] dat zij onverschuldigd betaald heeft aan [gedaagde sub 2]. Zij stelt dat haar wil om een volmacht te verlenen ontbrak en vernietigt de volmacht op grond hiervan en op grond van misbruik van omstandigheden en dwaling. Voorts stelt zij dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zich ongerechtvaardigd verrijkt hebben ten koste van haar en dat zij onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld.
3.3. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voeren verweer.
3.4. Gedaagden stelden dat [eiseres] niet ontvankelijk was in haar vordering omdat over haar een beschermingsbewind is uitgesproken, zodat zij niet zelfstandig kan procederen. Inmiddels treedt ook [eiseres]s bewindvoerder Mensink op.
3.5. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
4. De beoordeling
4.1. Ter comparitie heeft de rechter [gedaagde sub 2] erop gewezen dat het op zijn weg ligt rekening en verantwoording af te leggen over de periode waarin hem de algemene volmacht door [eiseres] verleend was (19 februari 2010 – 4 oktober 2011) en dat hij tevens verantwoording moet kunnen afleggen van het gebruik van de bankpas. Daarbij is [gedaagde sub 2] erop gewezen dat in het overzicht dat hij verschaft ten aanzien van de volmacht, het begin- en eindsaldo van [eiseres]s vermogen over de desbetreffende periode vermeld dienen te worden.
4.2. Ondanks deze uitdrukkelijke en ter zitting besproken instructie, gaat [gedaagde sub 2] er nog steeds vanuit dat het totale vermogen van [eiseres] op 19 februari 2010 gelijk te stellen is aan het saldo van haar betaalrekening en haar spaarrekening op die datum, € 999,00. Diverse posten, zoals inkomsten van [eiseres], de opbrengst uit verkoop van een kast en in het bijzonder de opbrengst uit de verkoop van haar woning komen bij een dergelijke wijze van verantwoorden uit de lucht vallen. Reeds daaruit volgt dat er geen deugdelijke rekening en verantwoording is afgelegd.
4.3. Het lijkt erop dat [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] noch [gedaagde sub 1] q.q. enig begrip hebben van de betekenis van een vermogensopstelling in het kader van het afleggen van rekening en verantwoording. Hiermee schiet [gedaagde sub 2] als gevolmachtigde, maar ook als gebruiker van de pinpas met pincode van [eiseres] in ernstige mate tekort in de nakoming van zijn verplichtingen tegenover [eiseres].
4.4. Dat [gedaagde sub 2] in het afleggen van rekening en verantwoording tekortgeschoten is, rechtvaardigt dat op gedaagden thans de bewijslast komt te liggen van al hun betwiste stellingen over de uitgaven ten laste van het vermogen van [eiseres]. Deze zijn overigens samen te vatten in de stelling dat [eiseres] in alle uitgaven heeft toegestemd, waarvan gedaagden nadrukkelijk bewijs aanbieden.
4.5. In de eerste plaats zijn er geschilpunten met betrekking tot de verkoop van de woning van [eiseres].
1. Er is besloten dat de woning van [eiseres] verkocht moest worden omdat zij er niet terug zou komen. Onduidelijk blijft door wie en op grond waarvan dit besloten is. Hierop lijkt de algemene stelling van gedaagden te slaan dat alle uitgaven door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gedaan met toestemming van [eiseres] plaatsvonden. Op deze stelling komt de rechtbank nog terug.
2. Van de bestemming van de verkoopopbrengst van de woning, toch ruim honderdduizend euro, is geen verantwoording afgelegd anders dan in de algemene termen dat de opbrengst is gebruikt met toestemming van [eiseres].
3. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] stellen dat zij kosten hebben gemaakt voor de verbouwing van de woning van [eiseres] teneinde deze te kunnen verkopen. [eiseres] stelt dat de woning niet verbouwd is, maar alleen schoongemaakt.
4.6. Uiteraard zijn uitgaven gedaan ten behoeve van [eiseres] zelf. Ook hierover bestaat onduidelijkheid en verschil van mening.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat uitgaven ten behoeve van het levensonderhoud en de (overige) lopende lasten van [eiseres] zelf gedaan mochten worden. De exacte omvang van deze naar hun aard niet betwiste uitgaven is door gedaagden niet eenduidig aangegeven. Hun berekeningen komen op ten hoogste ongeveer € 30.000,00 uit, bij lange na niet het bedrag dat in de relevante periode door hen uitgegeven is uit de middelen van [eiseres].
5. Hierbij speelt het onderhoud van [eiseres]s hond een bijzondere rol. Bij de overzichten die gedaagden verschaffen lijkt geen onderscheid gemaakt te zijn tussen het onderhoud van deze hond en dat van de honden van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3].
6. Gedaagden stellen dat in de periode van 15/16 mei 2009 tot 19 februari 2010 uitgaven ten behoeve van deurwaarderskosten zijn gemaakt met toestemming van [eiseres], welke uitgaven terugbetaald zullen worden. Het is onduidelijk om welke betalingen op welke data dit gaat. Voor zover gedaagden op dit punt willen verwijzen naar hun als producties overgelegde lijsten wijst de rechtbank erop dat producties illustreren en dat de stellingen in conclusies of aktes dienen te zijn opgenomen. Vast staat overigens dat een deel van [eiseres]s vaste lasten, zoals betalingen aan de Vereniging van Eigenaren en CAK, niet geheel en/of niet tijdig zijn voldaan.
4.7. Eén of twee maal, waarvan één maal mogelijk vóór de relevante periode, is er sprake geweest van de aanschaf van een auto.
7. Op 6 mei 2009 zou door [eiseres] € 7.500,00 zijn geleend voor de aankoop van een [auto 1].
8. Dit staat op zichzelf niet vast, maar daarnaast zou er ook sprake zijn geweest van de schenking van een auto – mogelijk een Volkswagen Golf – door [eiseres] aan [gedaagde sub 2].
4.8. Er zijn overboekingen, gezien de bedragen ervan kennelijk niet bestemd voor kleine, lopende uitgaven, gedaan van een van de rekeningen van [eiseres] naar [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3], terwijl in het algemeen is aangevoerd dat betalingen ten behoeve van [eiseres] met behulp van haar pinpas, dus rechtstreeks van haar betaalrekening, plaatsvonden.
9. Op 8 juni 2009 is € 10.000,00 van de spaarrekening van [eiseres] naar haar betaalrekening overgemaakt; vandaar is het bedrag naar een spaarrekening van [gedaagde sub 2] overgemaakt. De bestemming hiervan wordt slechts in algemene termen aangeduid in het kader van het betoog dat alle uitgaven met toestemming van [eiseres] plaatsgevonden hebben.
10. Op 1 augustus 2009 is € 2.000,00 van de spaarrekening naar de betaalrekening van [eiseres] overgemaakt en op 3 augustus 2009 is van deze rekening € 1.000,00 naar de bankrekening van [gedaagde sub 2] overgemaakt.
11. Op 9 augustus 2009 is € 3.500,00 van [eiseres]s spaarrekening naar haar betaalrekening overgemaakt en van deze betaalrekening is € 3.000,00 op 10 augustus 2009 naar [gedaagde sub 3] overgemaakt. Ook voor de onder 9. en 10. bedoelde overboekingen is slechts in het algemeen aangevoerd dat alle uitgaven met toestemming van [eiseres] plaatsgevonden hebben. De rechtbank merkt hierbij op dat in dit verband tenminste duidelijk zou moeten zijn waarvoor binnen een tijdsverloop van twee maanden € 14.000,00 aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tezamen overgemaakt is. Geen onderdeel van hun betogen geeft een verklaring hiervoor.
4.9. Een bijzondere rol spelen uitgaven die gemaakt zijn in het kader van bezoeken aan [eiseres] en van haar aan [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3].
12. Gedaagden stellen dat de kosten gemaakt om [eiseres] te bezoeken alsmede de telefoonkosten van [gedaagde sub 2] met instemming van [eiseres] door haar zijn gedragen, geheel of gedeeltelijk doordat zij met gebruikmaking van haar bankpas voldaan zijn.
13. Gedaagden stellen dat [eiseres] ermee instemde dat een aantal keren wanneer zij bij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] at in het weekend, de kosten van het eten door haar gedragen zouden worden. Kennelijk hebben [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] iedere keer eten laten halen en nooit zelf gekookt voor [eiseres]. Dit is opmerkelijk, waar [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tevens aangeven dat er zwaar ingeteerd werd op het vermogen van [eiseres], wat ook blijkt uit de vaststaande feiten. Hoe dit ook zij, hun stelling wordt door [eiseres] betwist.
4.10. Er zou sprake zijn geweest van schenkingen en leningen door [eiseres]. Wanneer vermogen van een particulier beheerd wordt door een ander, zoals in dit geval [eiseres]s vermogen door [gedaagde sub 2], is deze beheerder in beginsel niet bevoegd tot het doen van schenkingen of het verschaffen van leningen omdat dit niet tot de normale gang van de huishouding behoort. Ook hiervoor is echter in het algemeen aangevoerd dat alle uitgaven met [eiseres]s toestemming plaatsvonden. Wat de lening(en), waaronder mogelijk ook die ten behoeve van de [auto 1], betreft, ligt het overigens ook op de weg van gedaagden te stellen en zonodig te bewijzen wanneer die afgelost dienen te worden.
14. Volgens gedaagden heeft [eiseres] in de relevante periode schenkingen gedaan van € 1.000,00 aan elk van haar kinderen en kleinkinderen en ook aan de kinderen van [gedaagde sub 3]. Dit wordt betwist.
15. Eveneens betwist [eiseres] dat zij aan de moeder van [gedaagde sub 3] € 8.000,00 geleend heeft.
16. De kosten van een lekkage bij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], € 4.532,10 zouden met toestemming van [eiseres] voldaan zijn met behulp van haar pinpas. Hier is echter volgens gedaagden sprake van een lening die zij dienen terug te betalen. Dit moet in de toekomst gebeuren, stellen zij.
4.11. Wat betreft de gevorderde afgifte van aan [eiseres] toebehorende zaken is in de dagvaarding aangegeven dat het gaat om een damesfiets van het merk [X], een damesfiets van het merk [Y], een laptop van het merk Packard Bell en/of een laptop van het merk Compaq, een linnenkast, een ledikant, een wasmachine, een wasdroger en vier antieke blauwe borden. Voorts gaat het om [eiseres]s administratie.
4.12. Gedaagden voeren aan dat de fietsen in [woonplaats] stonden en de laptop door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in bewaring is genomen. De administratie zouden zij aan de advocaat van [eiseres] hebben gezonden.
4.13. Het verweer betekent in de eerste plaats dat [eiseres] in de gelegenheid gesteld zal worden aan te geven of de administratie inmiddels compleet naar haar advocaat is gestuurd.
4.14. Ten aanzien van de overige genoemde zaken houdt het verweer niets in dat in de weg staat aan teruggave door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. Wat betreft de afgifte van een damesfiets van het merk [X], een damesfiets van het merk [Y], een laptop van het merk Packard Bell en/of een laptop van het merk Compaq, een linnenkast, een ledikant, een wasmachine, een wasdroger en vier blauwe borden ligt de vordering dan ook voor toewijzing gereed.
4.15. Nu weliswaar door [eiseres] gesuggereerd wordt dat het ook om andere zaken zou gaan, maar dit betoog niet geconcretiseerd is, komen er geen andere zaken voor een bevel tot teruggave in aanmerking.
4.16. De antieke kast die volgens [eiseres] € 800,00 waard was is verkocht en de opbrengst was volgens gedaagden € 600,00. Nu [eiseres] niet verder omschrijft of specificeert dat de werkelijke waarde hoger was, moet ervan uitgegaan worden dat dit de verkoopopbrengst is die aan haar ten goede kwam. Gedaagden voeren aan dat de opbrengst aan uitgaven ten behoeve van [eiseres] op gegaan is.
4.17. De rechtbank heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, behoefte aan nadere inlichtingen op enkele onderdelen.
4.18. De rechtbank zal echter eerst gedaagden toelaten tot het aangeboden bewijs van hun stelling dat alle uitgaven die [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gedaan hebben uit de inkomsten en/of het vermogen van [eiseres], plaatsvonden met toestemming van [eiseres]. Zij kunnen daarbij de hierboven gebruikte volgorde van de vijftien onderwerpen hanteren.
4.19. Aansluitend aan de getuigenverhoren zal de rechtbank een comparitie van partijen bepalen om de hierboven bedoelde inlichtingen te verkrijgen (zie 5.5 hieronder). Daarbij zal ook de positie van [gedaagde sub 1] q.q. besproken worden, waarover gedaagden zich tot nu toe onvoldoende hebben uitgelaten.
5. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende,
5.1. laat gedaagden toe te bewijzen dat alle uitgaven die [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gedaan hebben uit de inkomsten en/of het vermogen van [eiseres], plaatsvonden met toestemming van [eiseres]
5.2. bepaalt dat, voor zover gedaagden dit bewijs door middel van getuigen willen leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.D.A. den Tonkelaar in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 januari 2013 voor het opgeven door gedaagden van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen in de maanden februari tot en met april 2013, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4. verwijst voor het geval gedaagden op die roldatum hebben medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of, maar alleen indien gedaagden daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum hebben verzocht, naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van gedaagden, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kunnen leveren,
5.5. bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.6. bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.