ECLI:NL:RBARN:2012:BY7777
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing incidentele vordering tot verwijzing wegens connexiteit in civiele procedure
In deze civiele procedure heeft eiser verzocht om verwijzing van de hoofdzaak naar de rechtbank Zwolle-Lelystad op basis van connexiteit, zoals bedoeld in artikel 220 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiser stelt dat de vorderingen van partijen samenhangen, omdat beide vorderingen voortkomen uit een overeenkomst die zij eerder hebben gesloten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel het feitencomplex nagenoeg gelijk is, de juridische geschilpunten wezenlijk verschillen. De vordering van verweerder is gebaseerd op een overeenkomst van 1 oktober 1999, terwijl de vordering van eiser is gebaseerd op een vaststellingsovereenkomst van 30 augustus 2011. De rechtbank concludeert dat de samenhang tussen de overeenkomsten niet voldoende is om de gevraagde verwijzing te rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de incidentele vordering van eiser afgewezen en geoordeeld dat de aangevoerde gronden niet kunnen leiden tot verwijzing. De rechtbank benadrukt dat de doelmatigheid van procedures en het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen voorop staan, maar dat in dit geval de juridische geschilpunten niet gelijk zijn. Eiser is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 452,00. De uitspraak is gedaan door mr. G.J. Meijer en openbaar uitgesproken op 5 december 2012.