ECLI:NL:RBARN:2012:BY7019

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900966-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ontucht met minderjarige meisjes

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met meerdere minderjarige meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 maart 2012 tot 17 augustus 2012, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met meisjes die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt. De verdachte heeft onder andere seksuele handelingen verricht, waaronder het seksueel binnendringen van de vagina van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, ondanks de aanvankelijke ontkenningen van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vijf jaren geëist, waarbij de ernst van de feiten en het misbruik van de kwetsbare positie van de slachtoffers zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die zich in het strafproces hebben gevoegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op bedragen variërend van € 712,22 tot € 2325,28, afhankelijk van de ernst van de schade die de slachtoffers hebben geleden. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om deze bedragen te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/900966-12
Datum zitting : 07 december 2012
Datum uitspraak : 21 december 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd : PI Arnhem - [adres]
raadsvrouw : mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2012
tot 17 augustus 2012 te Tiel en/of Almelo, althans in Nederland, (telkens)
met [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
ontuchtige handen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, te weten:
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn penis en/of vinger(s) is
binnengedrongen in de vagina van voornoemde [slachtoffer1] en/of
- dat hij, verdachte, het lichaam, waaronder de vagina en/of borsten en/of
billen van voornoemde [slachtoffer1] heeft betast en/of
- dat hij, verdachte, aan de vagina van voornoemde [slachtoffer1] heeft
gelikt (beffen) en/of
- dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer1] zijn penis in haar mond
heeft laten nemen (pijpen);
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2012
tot 17 augustus 2012 te Tiel, althans in Nederland, (telkens)
met [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, te weten:
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn penis en/of vinger(s) is
binnengedrongen in de vagina van voornoemde [slachtoffer2] en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) voornoemde [slachtoffer2] zijn penis in de
mond heeft laten nemen en/of zich heeft laten pijpen door voornoemde [slachtoffer2] en/of
- dat hij, verdachte, het lichaam, waaronder de vagina en/of borsten en/of
billen van voornoemde [slachtoffer2] heeft betast
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2012
tot 17 augustus 2012 te Tiel, althans in Nederland,
met [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven -:
- met zijn penis proberen binnen te dringen in de vagina van voornoemde [slachtoffer2] en/of
- betasten van het lichaam, waaronder de vagina en/of borsten en/of billen
van voornoemde [slachtoffer2].
3.
hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot
en met 17 augustus 2012 te Tiel, (telkens)
met [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, te weten:
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn penis is binnengedrongen in de
vagina van voornoemde [slachtoffer3] en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn vinger(s) is binnengedrongen in de
vagina van voornoemde [slachtoffer3] en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) voornoemde [slachtoffer3] zijn penis in de
mond heeft laten nemen (pijpen) en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn tong is binnengedrongen in de mond
van voornoemde [slachtoffer3] (tongzoenen) en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) aan en/of over de vagina van voornoemde [slachtoffer3]
[slachtoffer3] heeft gelikt (beffen) en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) zich heeft afgetrokken, althans aan zijn
penis heeft gezeten, met voornoemde [slachtoffer3] in zijn nabijheid en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) het lichaam (waaronder borsten en/of billen
en/of vagina) van voornoemde [slachtoffer3] heeft betast.
4.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012
tot 17 augustus 2012 te Tiel, in ieder geval in Nederland,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer4], geboortedatum [geboortedatum],
heeft gedwongen tot het dulden van één of meer ontuchtige handelingen,
bestaande uit het opzettelijk ontuchtig tongzoenen van die [slachtoffer4] en/of het
betasten van haar borst(en),
en welk geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben
bestaan dat verdachte
- het hoofd en/of de haren van die [slachtoffer4] heeft vastgepakt en/of
- met kracht zijn tong tegen en/of tussen de lippen van die [slachtoffer4] heeft geduwd
en/of
- tijdens een massage die [slachtoffer4] onverhoeds over haar borsten heeft gewreven
en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale tekenen van verzet/onwil
van die [slachtoffer4],
terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte
en die toen minderjarige [slachtoffer4] ten gevolge waarvan hij een fysiek en/of
geestelijk overwicht op haar had;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012
tot en met 17 augustus 2012 te Tiel, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer4], geboren op [geboortedatum],
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
tongzoenen met die [slachtoffer4] en/of het betasten van haar borsten,
terwijl die [slachtoffer4] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 07 december 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer1];
• [slachtoffer2];
• [slachtoffer3];
• [slachtoffer4].
Namens de benadeelde partijen zijn als wettelijk vertegenwoordigers ter terechtzitting verschenen:
• mevrouw [moeder so1], moeder van [slachtoffer1];
• [ouders so2], ouders van [slachtoffer2];
• [ouders so3], ouders van [slachtoffer3];
• [ouders so4], ouders van [slachtoffer4].
Namens de benadeelde partijen zijn voorts ter terechtzitting verschenen:
mevrouw [so hulp] en de heer [so hulp] van Slachtofferhulp.
De officier van justitie, mr. T. Henniphof, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vooropgesteld wordt het volgende. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: aangeefster en de vermeende dader. Dit kan in geval van een ontkennende verdachte met zich brengen dat slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in art. 342, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, is echter de enkele verklaring van één getuige – in zo’n geval het slachtoffer – in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting moet de rechter dan onverminderd de overtuiging krijgen dat het aan een verdachte ten laste gelegde feit gepleegd is.
De feiten ten aanzien van de gehele tenlastelegging
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode tussen februari 2012 en 17 augustus 2012 kwamen diverse minderjarige meisjes bij verdachte op zijn woonadres [adres] te Tiel, om zijn pony’s te verzorgen . Dit waren onder andere: [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum] , [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum] , [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum] en [slachtoffer4], geboren op [geboortedatum].
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de inhoud van de aangifte geen overtuigend bewijs levert. Er was al geruime tijd sprake van geruchten over verdachte, maar al die tijd er is niet door de ouders of hun omgeving ingegrepen. Het tegendeel zelfs, want [slachtoffer2] en [slachtoffer1] hebben in Almelo nog met verdachte gezwommen, waar familieleden van [slachtoffer1] bij waren. Voorts ontkennen alle meisjes in eerste instantie de seksuele handelingen met verdachte. Vervolgens is er tussen ouders, aangeefsters en politie onderling veel contact geweest en wordt ineens belastend tegen verdachte verklaard. Gelet hierop kan er sprake zijn van beïnvloeding en is de betrouwbaarheid van de verklaringen twijfelachtig. Dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd, heeft te maken met het feit dat hij de meisjes wilde beschermen en is dus niet gebaseerd op waarheid. De raadsvrouw heeft derhalve aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer1] heeft verklaard dat zij twee tot drie keer seks met verdachte heeft gehad. Dat is begonnen in de weken voordat zij in de zomervakantie van 2012 naar haar vader ging. Ze vertelt daarover dat verdachte een massagekikker had die door [slachtoffer1] en [slachtoffer2] op de broek van verdachte werd gelegd waardoor hij een erectie kreeg. Vervolgens heeft verdachte zijn broek en die van [slachtoffer1] uitgedaan en, terwijl zij op de bank lagen, zijn penis in haar vagina gedaan. [slachtoffer1] is door verdachte gebeft en gevingerd. Verdachte is meerdere keren, waaronder in de caravan te Wadenoijen, door [slachtoffer1] gepijpt. Tijdens een uitje naar Preston Palace in Almelo heeft [slachtoffer1], nadat zij hadden gezwommen, met verdachte in de auto seks gehad, dat bestond uit het penetreren van haar vagina met zijn penis.
[slachtoffer4] heeft gezien dat verdachte met zijn handen over de borsten van [slachtoffer1] aaide.
Volgens [slachtoffer3] werd steeds in het bijzijn van andere meisjes over de broek van verdachte gewreven waardoor hij een erectie kreeg. [slachtoffer1] heeft haar broer [broer slachtoffer 1] om condooms gevraagd. Op de vraag voor wie zij die condooms nodig had, heeft [slachtoffer1] gezegd dat het voor haar vriendje, met de naam [verdachte], was. Ze heeft haar broer verteld over de massagekikker en dat ze naar boven zijn gegaan, waar ze seks met elkaar hebben gehad. Ze zou toen zijn ontmaagd. Toen [broer slachtoffer1], de broer van [slachtoffer1], in Almelo aan verdachte vroeg of hij seks met [slachtoffer1] had, heeft verdachte geantwoord dat dit twee keer was gebeurd.
Tegenover [betrokkene] is door zowel [slachtoffer1] als [slachtoffer2] verteld dat zij seks hadden met [verdachte]. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer1] meer seks wilde en [slachtoffer2] daarin mee nam. [slachtoffer1] wreef over de broek van verdachte over zijn geslachtsdeel en heeft met hem getongzoend. Ook heeft [slachtoffer1] haar hand in zijn broek gedaan en heeft hij, verdachte, haar borsten aangeraakt. Door verdachte is verder verklaard dat hij ongeveer twee maanden voor zijn aanhouding in augustus, geprobeerd heeft seks met [slachtoffer1] te hebben. Omdat [slachtoffer1] zou blijven aandringen is verdachte op een gegeven moment - naar eigen zeggen - overstag gegaan en is zijn penis een stukje in de vagina van [slachtoffer1] gegaan. Volgens verdachte heeft [slachtoffer1] alle keren een condoom bij hem omgedaan. In een sms-bericht dat door verdachte is verstuurd staat geschreven: ‘ja, dan vind ik het goed, maar doe dan een condoom om, want dan kunnen we lekker hard gaan’.
Conclusie
De rechtbank neemt in haar oordeelsvorming de verklaringen van aangeefster tot uitgangspunt. De rechtbank ziet geen aanleiding voor enige twijfel aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de aangifte, nu deze in grote lijnen wordt gesteund door meerdere getuigenverklaringen alsmede de verklaringen die door verdachte bij de politie zijn afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat door aangeefster in haar latere verklaring authentiek en gedetailleerd heeft verklaard. Dat aangeefster in eerste instantie alles heeft ontkend, is mogelijk gelegen in het feit dat zij met verdachte een afhankelijkheidsrelatie had opgebouwd en aangeefsters onderling hadden afgesproken niet tegen hem te verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat door aangeefster later niet naar beste weten of waarheid is verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op meer tijdstip(pen) in de periode van 1 maart 2012
tot 17 augustus 2012 te Tiel en Almelo, telkens
met [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
ontuchtige handen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, te weten:
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn penis en vinger(s) is
binnengedrongen in de vagina van voornoemde [slachtoffer1] en/of
- dat hij, verdachte, het lichaam, waaronder de vagina en/of borsten en
billen van voornoemde [slachtoffer1] heeft betast en/of
- dat hij, verdachte, aan de vagina van voornoemde [slachtoffer1] heeft
gelikt (beffen) en/of
- dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer1] zijn penis in haar mond
heeft laten nemen (pijpen).
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen onder feit 2 primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de gedragsverandering van [slachtoffer2] niet kan bijdragen aan het bewijs aangezien niet nader is onderzocht wat de oorzaak was van deze gedragsverandering. Door [slachtoffer1] is verklaard dat zij niets heeft gezien van de seks tussen verdachte en [slachtoffer2]. Door de moeder van [slachtoffer2] wordt nieuwe informatie pas drie maanden nadat zij deze heeft ontvangen aan de politie doorgegeven, waardoor aan de betrouwbaarheid kan worden getwijfeld. Door [slachtoffer3] zijn geen seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer2] gezien en verdachte ontkent het feit, zodat verdachte wegens onvoldoende wettig bewijs hiervan vrijgesproken dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
Door [slachtoffer2] is verklaard dat zij verdachte diverse keren heeft gepijpt. Dat is gebeurd in zijn woning te Tiel, maar ook in de caravan te Wadenoijen, waar [slachtoffer1] bij aanwezig was. [slachtoffer1] heeft dit bevestigd en heeft tevens verklaard dat [slachtoffer2] in de caravan rare geluidjes had gemaakt, waarna [slachtoffer2] haar vertelde dat zij door verdachte was gevingerd.
[slachtoffer3] heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij door [slachtoffer2] werd gepijpt. [slachtoffer2] heeft tegen [slachtoffer1] verteld dat zij door verdachte een beetje is ontmaagd. Tegenover [betrokkene] heeft [slachtoffer2] uitgelegd dat verdachte en zij geprobeerd hadden seks met elkaar te hebben en elke keer een stukje verder zijn gegaan. Door [broer slachtoffer1] is gezien dat verdachte tijdens het schakelen in de auto steeds met zijn elleboog over het geslachtsdeel van [slachtoffer2] heen wreef en wanneer hij niet schakelde hij zijn arm op de bovenbenen van [slachtoffer2] liet rusten. Voorts is hem door [slachtoffer2] verteld dat zij verdachte pijpte en dat zij door hem werd gebeft. [slachtoffer4] heeft, toen zij bij verdachte thuis was, gezien dat verdachte zijn armen om [slachtoffer2] heen sloeg en over de borsten van [slachtoffer2] aaide en dat hij haar bij het afscheid een tongzoen gaf.
Door verdachte is bij de politie verklaard dat [slachtoffer1] meer seks van hem wilde en dat zij [slachtoffer2] daarin mee nam. Voorts heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer1] en [slachtoffer2] de enigen zijn met wie hij seksueel contact had.
Conclusie
Ook voor dit feit neemt de rechtbank in haar oordeelsvorming de verklaringen van aangeefster tot uitgangspunt en ziet de rechtbank geen aanleiding voor enige twijfel aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de aangifte, nu deze in grote lijnen wordt gesteund door meerdere verklaringen, waaronder ook de verklaringen die door verdachte bij de politie zijn afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat door aangeefster later authentiek en gedetailleerd is verklaard. Dat aangeefster in eerste instantie alles heeft ontkend, is mogelijk gelegen in het feit dat zij met verdachte een afhankelijkheidsrelatie had opgebouwd en aangeefsters onderling hadden afgesproken niet tegen hem te verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat door aangeefster later niet naar beste weten of waarheid is verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op meer tijdstip(pen) in de periode van 1 maart 2012
tot 17 augustus 2012 te Tiel, telkens
met [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, te weten:
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn penis en/of vinger(s) is
binnengedrongen in de vagina van voornoemde [slachtoffer2] en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) voornoemde [slachtoffer2] zijn penis in de
mond heeft laten nemen en/of zich heeft laten pijpen door voornoemde [slachtoffer2] en/of
- dat hij, verdachte, het lichaam, waaronder de vagina en borsten en
van voornoemde [slachtoffer2] heeft betast.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de inhoud van de sms-berichten geen bewijs leveren voor daadwerkelijke seksuele contacten, ondanks dat de inhoud van de berichten niet gebruikelijk is. Het feit dat aangeefster pas in augustus belastend verklaart en dat zij het briefje van haar moeder met instructies voor het verhoor kwijt is geraakt, maakt dat er vraagtekens gezet moet worden bij de geloofwaardigheid van deze verklaringen.
Beoordeling door de rechtbank
Door [slachtoffer3] is verklaard dat verdachte haar in zijn bed heeft getrokken. Wanneer haar wordt gevraagd wat zij daarmee bedoelt, dan zegt zij dat zij het hebben van seks bedoelt en dat dit in ieder geval twee keer heeft plaatsgevonden.
Het is begonnen toen [slachtoffer3] rond de maand juli in de woning van verdachte naast hem op de bank zat. Verdachte ging met zijn penis spelen en haalde hem uit zijn broek, waarna hij de hand van [slachtoffer3] pakte, op zijn penis legde en haar zei hem te pijpen. Verdachte stond op en ging voor haar staan zodat zijn penis voor haar gezicht kwam. Hij duwde vervolgens het hoofd van [slachtoffer3] richting zijn penis en duwde zijn penis in haar mond. Verdachte kwam in de mond van [slachtoffer3] klaar. De tweede keer is gebeurd tijdens de eerste week van de zomervakantie. [slachtoffer3] had geholpen met een kinderfeestje en zat met verdachte op de bank, toen verdachte weer met zijn penis ging spelen. Vervolgens betastte verdachte de borsten van [slachtoffer3] onder haar kleding en ging hij met zijn hand, via haar broek, in haar vagina. Hij ging daarbij steeds verder met zijn vinger in haar vagina. Verdachte trok vervolgens de broek van [slachtoffer3] en hem zelf uit, ging op haar liggen en schoof zijn penis in haar vagina. Doordat de penis van verdachte in een erectie stond en [slachtoffer3] gespannen was, deed verdachte haar pijn bij het naar binnen gaan. In totaal hebben deze handelingen op de bank ongeveer vijf keer plaatsgevonden. Na een kinderfeestje, is verdachte gaan douchen en heeft hij [slachtoffer3] gevraagd zijn ondergoed naar de badkamer te brengen. [slachtoffer3] is zelf ook gaan douchen. Daarna legde verdachte [slachtoffer3] op handdoeken die hij voor de wasdroger had gelegd en vertelde haar dat hij ‘hem’ er deze keer helemaal in zou schuiven en dat zij zich moest ontspannen. Vervolgens penetreerde verdachte haar. [slachtoffer3] zegt daarover dat verdachte op haar buik klaar kwam en dat hij dit altijd deed. Op het bed in de slaapkamer heeft verdachte twee keer seks met [slachtoffer3] gehad. Over de intensiteit van de verschillende seksuele handelingen heeft [slachtoffer3] verklaard dat verdachte ongeveer vier keer door haar is gepijpt en dat zij door verdachte, nadat zij geslachtsgemeenschap hadden gehad, werd gelikt aan haar vagina en clitoris. Op de dag van de aanhouding van verdachte, is [slachtoffer3] vroeg in de ochtend nog bij verdachte geweest. Verdachte nam haar mee naar de slaapkamer, kleedde zichzelf en haar uit en heeft geslachtsgemeenschap met haar gehad. Verdachte kwam klaar op de buik van [slachtoffer3]. Verdachte pakte vervolgens een blauwe sjaal die in de slaapkamer lag en veegde daarmee het sperma van de buik van [slachtoffer3].
Nadat een machtiging tot binnentreden van de woning van verdachte is afgegeven, is een blauwe sjaal in beslag genomen. Vervolgens is bij verdachte en [slachtoffer3] DNA-materiaal afgenomen wat door het NFI is vergeleken met het DNA-materiaal dat op de blauwe sjaal is aangetroffen. Het DNA-profiel op de sjaal matcht met het DNA-profiel van verdachte. De berekende frequentie van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard, zodat de kans dat het DNA-materiaal van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel, kleiner is dan één op één miljard. De bemonstering van de sjaal bevat een relatief kleien hoeveelheid celmateriaal die afkomstig kan zijn van [slachtoffer3]. [slachtoffer4] heeft gezien dat verdachte [slachtoffer3] tongzoende.
Conclusie
Ook voor dit feit neemt de rechtbank in haar oordeelsvorming de verklaringen van aangeefster tot uitgangspunt en ziet de rechtbank geen aanleiding voor enige twijfel aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de aangifte, nu deze in grote lijnen wordt gesteund door meerdere verklaringen. De rechtbank is van oordeel dat door aangeefster consistent, authentiek en gedetailleerd is verklaard. Daarnaast is op de blauwe sjaal, waarover aangeefster heeft verklaard, een spermaspoor aangetroffen dat een DNA-match met het DNA van verdachte opleverde. Voorts is op deze sjaal een geringe hoeveel DNA-materiaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer3].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op meer tijstip(pen) in de periode van 1 juni 2012 tot
en met 17 augustus 2012 te Tiel, (telkens)
met [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, te weten:
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn penis is binnengedrongen in de
vagina van voornoemde [slachtoffer3] en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn vinger(s) is binnengedrongen in de
vagina van voornoemde [slachtoffer3] en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) voornoemde [slachtoffer3] zijn penis in de
mond heeft laten nemen (pijpen) en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) met zijn tong is binnengedrongen in de mond
van voornoemde [slachtoffer3] (tongzoenen) en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) aan en/of over de vagina van voornoemde [slachtoffer3]
[slachtoffer3] heeft gelikt (beffen) en/of
- dat hij, verdachte met voornoemde [slachtoffer3] in zijn nabijheid en/of
- dat hij, verdachte, (meermalen) het lichaam (waaronder borsten en/of billen
en/of vagina) van voornoemde [slachtoffer3] heeft betast.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 4 subsidiair.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat in het dossier geen aangifte is opgenomen. [slachtoffer4] ontkent tijdens het eerste verhoor seksuele contacten met verdachte. Ze heeft wel verklaard dat haar moeder via de moeder van [slachtoffer1] heeft gehoord dat verdachte niet met zijn vingers van kinderen af kon blijven. Ook is tussen [slachtoffer2], [slachtoffer1] en [slachtoffer4] voorafgaand aan de verhoren onderling contact geweest. Ze verklaart vervolgens over een massage van deze meisjes door verdachte en dat zij ongewild een tongzoen van verdachte heeft gekregen, maar [slachtoffer2] en [slachtoffer1] verklaren daar niet over. [slachtoffer4] zou hebben gezien dat [betrokkene2], [slachtoffer3] en [betrokkene3] over de borsten zijn gestreeld door verdachte en een tongzoen hebben gekregen, maar deze meisjes ontkennen dit ten stelligste. Opnieuw wordt derhalve de betrouwbaarheid van de verklaringen betwist.
Nu er zoveel overleg is gepleegd tussen de meisjes onderling, kan niet in alle redelijkheid en billijkheid vastgesteld worden of verklaard is over eigen ervaringen of dat het ervaringen van anderen betreft, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer4] kwam regelmatig bij verdachte thuis en verklaart over het feit dat bij het afscheid van [verdachte] door hem een zoen op de mond werd gegeven. Verdachte gaf aan [slachtoffer2] en [slachtoffer1] een tongzoen. [slachtoffer4] wilde dat niet en stribbelde tegen, waarop verdachte [slachtoffer4] bij haar hoofd en haren vastpakte en haar op haar mond zoende. Daarbij drukte verdachte dusdanig hard met zijn tong tegen haar gesloten mond, dat zijn tong in haar mond kwam en hij daarmee rondjes in haar mond begon te draaien. Doordat [slachtoffer4] haar hoofd naar achteren deed en tegenstribbelde is verdachte gestopt. Door verdachte is, terwijl [slachtoffer4] op haar buik lag, een massage uitgevoerd, waarbij hij onder haar BH door de zijkant van haar borsten masseerde.
Verdachte heeft met [slachtoffer1] getongzoend. Door [slachtoffer1] is gezien dat verdachte ook met [slachtoffer2] tongzoende. [slachtoffer2] heeft gezien dat [slachtoffer1] en verdachte elkaar tongzoenden, hetgeen door verdachte bij de politie is bevestigd. Ook [slachtoffer3] is door verdachte getongzoend. Op de vraag of zij met verdachte heeft getongd verklaard zij dat hij alle meiden die daar ronden liepen op de lippen kuste.
Door de rechtbank is vastgesteld dat inderdaad geen aangifte van [slachtoffer4] is opgenomen, maar een getuigenverklaring. Het Openbaar Ministerie heeft evenwel het recht om zonder een aangifte tot vervolging over te gaan, zodat dit geen belemmering oplevert.
Ook voor dit feit neemt de rechtbank in haar oordeelsvorming de verklaringen van aangeefster tot uitgangspunt. De rechtbank is van oordeel dat door [slachtoffer4] consistent, authentiek en gedetailleerd is verklaard. Dat door andere aangeefsters niet over handelingen is verklaard die bij [slachtoffer4] zouden hebben plaatsgevonden, is mogelijk gelegen in het feit dat daarover niet door de politie is doorgevraagd. [slachtoffer4] kwam namelijk later in beeld en bij haar zijn buiten de ten laste gelegde tongzoen geen verdergaande intimiteiten aan het licht gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat door [slachtoffer4] niet naar beste weten of waarheid is verklaard. Om tot voldoende wettig bewijs te komen dient er meer te zijn dan alleen de verklaring van [slachtoffer4].
De rechtbank overweegt dat bij de onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten sprake is van eenzelfde wijze van benaderen en behandelen van de meisjes. Diverse aangeefsters hebben verklaard over het op de mond zoenen en het tongzoenen door verdachte. Ook door verdachte is hierover verklaard. Gelet op de algemene handelswijze van verdachte bij de overige meisjes, weegt de rechtbank het bewijs van de andere feiten mee in de bewezenverklaring van het onderhavige feit. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze handelswijze van verdachte ten opzichte van jonge meisjes, in onderlinge samenhang met wat de rechtbank hierboven heeft vastgesteld, bewezen kan worden dat verdachte ook feit 4 heeft gepleegd.
De rechtbank leidt uit de verklaring van [slachtoffer4] af dat zij niet gediend was van de tongzoen, maar hiertegen geen weerstand kon bieden doordat verdachte haar bij haar hoofd vastpakte en zijn tong bij haar naar binnen drukte, terwijl zij probeerde haar mond gesloten te houden. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat er sprake is geweest van dwang.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 1 januari 2012
tot 17 augustus 2012 te Tiel, door geweld en/of één andere feitelijkheid,
[slachtoffer4], geboortedatum [geboortedatum],
heeft gedwongen tot het dulden van één of meer ontuchtige handelingen,
bestaande uit het opzettelijk ontuchtig tongzoenen van die [slachtoffer4] en het
betasten van haar borst(en),
en welk geweld en andere feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- het hoofd en de haren van die [slachtoffer4] heeft vastgepakt en
- met kracht zijn tong tegen en tussen de lippen van die [slachtoffer4] heeft geduwd
en
- tijdens een massage die [slachtoffer4] onverhoeds over haar borsten heeft gewreven
en
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale tekenen van verzet/onwil
van die [slachtoffer4],
terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte
en die toen minderjarige [slachtoffer4] ten gevolge waarvan hij een fysiek en/of
geestelijk overwicht op haar had.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2 primair en 3, telkens:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4 primair:
aanranding
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege het feit dat verdachte veelvuldig fors misbruik heeft gemaakt van minderjarige meisjes, die bij hem veilig hadden moeten zijn. Verdachte heeft de grenzen van het toelaatbare fors overschreden om aan zijn eigen lusten toe te kunnen geven. Verdachte is door ouders en politie gewaarschuwd maar dat heeft hem er niet van weerhouden contact met de meisjes te onderhouden en zelfs naar Almelo af te reizen om bij [slachtoffer2] en [slachtoffer1] te zijn en daar geslachtsgemeenschap met [slachtoffer1] te hebben.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van alle feiten, zowel primair als subsidiair ten laste gelegd, dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 november 2012; en
• een adviesrapportage van Reclassering Nederland, Adviesunit Arnhem-Nijmegen, d.d. 11 november 2012, betreffende verdachte;
• een consultbrief van [psychiater], psychiater NIFP in het kader van een trajectconsult, gedateerd 6 september 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft met een aantal meisjes, die de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, seksuele handelingen gepleegd die onder andere bestonden uit het meermalen seksueel binnendringen en het hebben van geslachtgemeenschap. De ontuchtige handelingen hebben vooral plaatsgevonden in de woning van verdachte. De meisjes kwamen bij hem over de vloer omdat zij de pony’s van verdachte verzorgden en hem hielpen bij het organiseren van kinderfeestjes.
Verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze jonge meisjes, door toe te geven aan zijn seksuele lusten. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan, want dergelijke handelingen kunnen leiden tot langdurige psychische schade bij dergelijke jonge slachtoffers. Bovendien weegt de rechtbank mee dat verdachte de slachtoffers heeft aangezet om te liegen tegen hun ouders en de politie. Toen de slachtoffers in tweede instantie belastend over hem verklaarden, nam hij geen eigen verantwoordelijkheid maar heeft hij zich verscholen achter het feit dat het initiatief van de slachtoffers zelf zou zijn gekomen.
Ter terechtzitting nam verdachte geen enkele verantwoordelijkheidmeer en ontkende de feiten te hebben gepleegd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
6a. De beoordeling van het beslag
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen computer teruggegeven kan worden aan verdachte, nu daarop geen belastend materiaal is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven computer toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven, nu niet is komen vast te staan dat verdachte de door hem gepleegde feiten met behulp van de inbeslaggenomen computer zijn gepleegd.
6b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle vorderingen geheel toegewezen dienen te worden, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat voor de immateriële schade niet kan worden volstaan met het klakkeloos overnemen van een bedrag uit een andere veroordeling. De raadsvrouw is van oordeel dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd te ingewikkeld van aard zijn, zodat alle vorderingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2325,28.
De benadeelde partij [slachtoffer2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2325,28.
De benadeelde partij [slachtoffer3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2325,28.
De benadeelde partijen [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Aan de benadeelde partijen is door de bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat uit immateriële schade en uit vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] is aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, voldaan en de vorderingen zijn voldoende onderbouwd. De vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal deze vorderingen dan ook geheel toewijzen.
De benadeelde partij [slachtoffer4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2049,42.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer4] is de rechtbank van oordeel dat het bedrag met betrekking tot de materiële schade kan worden toegewezen voor zover het (toekomstige) reiskosten en eigenbijdrage therapie betreft. Door de benadeelde partij is een post ‘indirecte kosten’ opgevoerd, dat ziet op inkomensderving vanwege het opnemen van verlofdagen. De rechtbank zal de benadeelde partij ook voor deze post niet-ontvankelijk verklaren, omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van bovengenoemde schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen.
Aan de benadeelde partij [slachtoffer4] is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermo¬gensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, waaronder rekening is gehouden met het leed dat de overige benadeelden hebben geleden en aan hen wordt toegewezen, wordt deze schade begroot op na te melden bedrag. De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij [slachtoffer4] tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 245 en 246 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing met betrekking tot het beslag
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven computer aan de veroordeelde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 2325,28 (tweeduizend driehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 2325,28 (tweeduizend driehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer2], te betalen € 2325,28 (tweeduizend driehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen € 2325,28 (tweeduizend driehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer3], te betalen € 2325,28 (tweeduizend driehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen € 2325,28 (tweeduizend driehonderdvijfentwintig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer4], te betalen € 712,22 (zevenhonderdentwaalf euro en tweeëntwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer4], te betalen € 712,22 (zevenhonderdtwaalf euro en tweeëntwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.T. Wagenaar en mr. M. van der Linde, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2012.