Parketnummer : 05/982015-10
Data zittingen : 15 december 2011 en 13 december 2012
Datum uitspraak : 21 december 2012
Vonnis van de meervoudige economische kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het Functioneel Parket Zwolle
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 20 december 2010, althans in of omstreeks de maand december 2010, te Voorthuizen, in de gemeente Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten:
- knalvuurwerk, te weten 240 stuks, althans een aantal, nitraatklappers (naam: Bomb, model handgranaat) en/of
- 180 stuks, althans een aantal, strijkers (naam: doodshoofdstrijkers) en/of
- 20 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF04, opdruk doos 43F182/004/10) en/of
- 20 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF10, opdruk doos 43F182/009/10) en/of
- 51 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF20, opdruk doos 43F182/004/10) en/of
- 10 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF22) en/of
- 14 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF28) en/of
- 23 stuks, althans een aantal, flowerbeds (type merk Havannacake 257, opschrift doos 43F182/016/10)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
verdachte op of omstreeks 20 december 2010, althans in of omstreeks de maand december 2010, te Voorthuizen, in de gemeente Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- knalvuurwerk, te weten 240 stuks, althans een aantal, nitraatklappers (naam: Bomb, model handgranaat) en/of
- 180 stuks, althans een aantal, strijkers (naam: doodshoofdstrijkers) en/of
- 20 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF04, opdruk doos 43F182/004/10) en/of
- 20 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF10, opdruk doos 43F182/009/10) en/of
- 51 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF20, opdruk doos 43F182/004/10) en/of
- 10 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF22) en/of
- 14 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF28) en/of
- 23 stuks, althans een aantal, flowerbeds (type merk Havannacake 257, opschrift doos 43F182/016/10)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 13 december 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
De officier van justitie, mr. S. Buist, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 20 december 2010 is in een loods op het perceel aan de [adres] te Voorthuizen, gemeente Barneveld, het volgende vuurwerk in beslag genomen:
- knalvuurwerk, te weten 240 stuks nitraatklappers, naam: Bomb, model handgranaat;
- 180 stuks, strijkers, naam: doodshoofdstrijkers;
- 20 stuks flowerbeds, (artikelnummer SF04, opdruk doos 43F182/004/10);
- 20 stuks flowerbeds (artikelnummer SF10, opdruk doos 43F182/009/10);
- 51 stuks flowerbeds (artikelnummer SF20, opdruk doos 43F182/004/10);
- 10 stuks flowerbeds (artikelnummer SF22);
- 14 stuks flowerbeds (artikelnummer SF28);
- 23 stuks flowerbeds (type merk Havannacake 257, opschrift doos 43F182/016/10).
Dit knalvuurwerk en siervuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
Verdachte had deze loods gehuurd van medeverdachten [medeverdachte BY7012] en [medeverdachte BY7015]. Hij heeft in december 2010 gezien dat er dozen vuurwerk in de loods opgeslagen waren. Hij had geen specialistische kennis van professioneel vuurwerk. Hij had sleutels van de loods aan meerdere personen gegeven. [medeverdachte BY7012] heeft gezien dat verdachtes zoon, [zoon verdachte BY7009], een doos met vuurwerk de loods indroeg.
Standpunt officier van justitie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van voorhanden hebben van professioneel vuurwerk zonder dat hij hiervoor specialistische kennis had.
Standpunt verdediging
Het ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wist dat er vuurwerk in zijn loods was opgeslagen; hij heeft dit immers zelf geconstateerd. Wat hij in zijn loods heeft aangetroffen, was echter niet de hoeveelheid vuurwerk die hem nu wordt verweten. Hij sluit niet uit dat, nadat hij in de loods is geweest, aanzienlijk meer vuurwerk in de loods is opgeslagen. In die periode is verdachte niet vaak in de loods geweest en wegens gezondheidsklachten heeft verdachte geen maatregelen getroffen om het vuurwerk te verwijderen.
Beoordeling
De rechtbank stelt bovenal vast dat verdachte wist dat in de door hem gehuurde loods vuurwerk was opgeslagen nu hij dat in december 2010 zelf heeft geconstateerd. Dat verdachte geen weet had dat er daarna meer vuurwerk was opgeslagen en dat hij weinig in de loods kwam wegens gezondheidsproblemen, acht de rechtbank op grond van het volgende, niet aannemelijk.
De verklaring van verdachte dat hij meerdere sleutels van de loods in de loop der tijd aan andere personen heeft gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet gemaakt en niet onderbouwd. Zo heeft verdachte geen namen willen of kunnen geven. De rechtbank zal aldus geen acht slaan op deze verklaring.
Vervolgens stelt de rechtbank op grond van de verklaringen van [medeverdachte BY7012] en [medeverdachte BY7015] vast dat verdachte vaker bij de loods is geweest dan hij in zijn verklaring heeft doen voorkomen. [medeverdachte BY7012] verklaarde namelijk dat iedereen weet dat [verdachte] (rechtbank: verdachte) in vuurwerk doet, hij en zijn vrouw, [medeverdachte BY7015] wisten dat dus ook. Hij, [medeverdachte BY7012], dacht dat het vuurwerk van verdachte was. Op de vraag hoe lang getuige wist dat er vuurwerk in de loods was opgeslagen, antwoordde hij dat hij wist dat er vanaf oktober (2010) wat speelde bij de loods van [verdachte]. [medeverdachte BY7015] verklaarde op de vraag wie het laatst in de schuur is geweest bij het vuurwerk, dat dit verdachte en zijn zoon geweest moesten zijn. Zij reden volgens de getuige heel vaak naar de schuur, meer dan anders. Dat was begin november begonnen. Het vuurwerk was volgens [medeverdachte BY7015] van verdachte en [zoon verdachte BY 7009], zijn zoon.
De rechtbank acht ook de gang van zaken tijdens en na de doorzoeking d.d. 20 december 2010 redengevend. Ten tijde van inval vond er namelijk een telefoongesprek tussen [medeverdachte BY7015] en verdachte plaats waarin verdachte tegen [medeverdachte BY7015] zei dat het niet zo best is dat ze (politie) naar binnen wilden, dat hij, verdachte, er niet blij mee was en dat hij even ergens heen ging om te bedenken van wie of wat het is. Over de dag na de doorzoeking verklaarde [medeverdachte BY7012] als volgt. Het verhaal dat [medeverdachte BY7012] in eerste instantie [betrokkene] aanwees als de huurder van de loods, had hij met verdachte afgesproken. Zij hadden namelijk besproken op welke wijze hij, [medeverdachte BY7012], om zou gaan met vragen van de politie. Verdachte had toen gezegd dat hij, [medeverdachte BY7012], [betrokkene] moest noemen als degene aan wie hij de loods had verhuurd en van wie het vuurwerk waarschijnlijk was. Uit deze gang van zaken leidt de rechtbank af dat verdachte wel degelijk wist wat er precies in zijn loods lag en dat hij de verantwoordelijkheid voor het vuurwerk wilde afschuiven op iemand anders.
Gelet op het bovenstaande en op de feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte, tezamen en in vereniging met ten minste één ander, opzettelijk meerdere soorten professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad terwijl hij daarvoor niet de vereiste gespecialiseerde kennis had.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
verdachte op 20 december 2010, te Voorthuizen, in de gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander , opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten:
- knalvuurwerk, te weten 240 stuks, nitraatklappers (naam: Bomb, model handgranaat) en/of
- 180 stuks, strijkers (naam: doodshoofdstrijkers) en
- 20 stuks, flowerbeds (artikelnummer SF04, opdruk doos 43F182/004/10) en
- 20 stuks, flowerbeds (artikelnummer SF10, opdruk doos 43F182/009/10) en
- 51 stuks, flowerbeds (artikelnummer SF20, opdruk doos 43F182/004/10) en
- 10 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF22) en
- 14 stuks, althans een aantal, flowerbeds (artikelnummer SF28) en
- 23 stuks, althans een aantal, flowerbeds (type merk Havannacake 257, opschrift doos 43F182/016/10)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van overtreding van het voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen omdat hij aansluiting heeft gezocht bij de strafeis die de richtlijn voor strafvordering vuurwerkovertredingen voorschrijft bij de ten laste gelegde hoeveelheid. In het voordeel van verdachte houdt de officier van justitie rekening met het tijdsverloop in deze zaak en de gezondheid van verdachte. De ernst van het feit - het gaat om een grote hoeveelheid zwaar vuurwerk - rechtvaardigt een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel. Er is geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, hiermee behoeft geen rekening gehouden te worden in de strafmaat
Standpunt verdediging
Verdachte is van mening dat hij al voldoende is gestraft door de omstandigheid dat door zijn slordigheid met betrekking tot het afgeven van sleutels van de loods, de medeverdachten ook worden vervolgd voor het feit. Daarnaast is het feit ongeveer twee jaar geleden gepleegd, het tijdsverloop rechtvaardigt dan niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de afgelopen periode is verdachte in zijn omgeving ook nauwlettend in de gaten gehouden en in die twee jaar heeft verdachte zich niet nogmaals schuldig gemaakt aan dergelijke feiten. Bij de beoordeling van de strafmaat moet tevens meegewogen worden dat de officier van justitie er kennelijk voor heeft gekozen verdachte wel te dagvaarden en diens zoon niet, terwijl daarvoor wellicht wel redenen zijn te vinden. Als laatste heeft verdachte de zorg voor zijn vrouw die kampt met gezondheidsklachten en zelf kampt hij ook met gezondheidsklachten. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de raadsman een werkstraf en hij verzoekt derhalve niet de eis van de officier van justitie en de richtlijn te volgen.
Beoordeling strafmaat
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, d.d. 25 oktober 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 3 mei 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk dat opgeslagen was in een loods nabij een woning. De rechtbank acht het voorhanden hebben van dit vuurwerk nabij een woning extreem gevaarzettend. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij het bewaren van dit vuurwerk, brengt het tot ontbranding brengen daarvan enorme risico’s met zich zowel voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt als voor de eventuele omstanders. Te denken valt onder meer aan gehoorbeschadiging, oogletsel en verminking van ledematen. Bovendien is de hoeveelheid naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een handelsvoorraad en ziet de rechtbank in gang van zaken rondom de loods, een professionele aanpak; kennelijk was er veel bedrijvigheid bij de loods en reden auto’s af en aan.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de zoon van verdachte niet is gedagvaard voor dit feit, geen aanwijzing dat de officier van justitie met zijn vervolgingsbeslissing in de zaak tegen verdachte het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. De rechtbank ziet hierin aldus geen reden om de strafmaat te matigen. Ook is er geen sprake van een dermate groot tijdsverloop dat de rechtbank daarin een aanwijzing ziet om de strafmaat te matigen of een andere modaliteit aan verdachte op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ten laste gelegde hoeveelheid vuurwerk niets anders dan oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de afdoening van soortgelijke zaken, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Straf¬recht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven vuurwerk zoals is opgenomen in de aangehechte beslaglijst.
Aldus gewezen door:
mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. J.M. Klep, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2012.