zaaknummer / rolnummer: 235176 / KG ZA 12-552
Vonnis in kort geding van 19 november 2012
[eiseres]
eiseres,
advocaat mr. M. van Hunnik te Barneveld,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. A. Hofman te Barneveld.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van eiseres
- de pleitnota van gedaagden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eiseres is de moeder van gedaagde sub 1. Gedaagde sub 2 is de echtgenote van gedaagde sub 1.
2.2. In juli 1992 hebben eiseres en haar echtgenoot enkele percelen grond met opstallen, waaronder de hoofdwoning, gekocht die bekend staan als [adres 1] 1 te [woonplaats].
2.3. In 2007 is de hoofdwoning aan de [adres 1] 1 door eiseres en haar echtgenoot verkocht aan gedaagden voor een bedrag van € 390.000,-. Onderhandelingen over de aankoop c.q. besprekingen bij notaris De Boer in Apeldoorn dateren van april 2007. Eiseres en haar echtgenoot hebben na verkoop van de hoofdwoning hun intrek genomen in de tegen de hoofdwoning aangebouwde aanleunwoning ([adres 1] 1A). De levering van de hoofdwoning heeft plaats gevonden op 27 oktober 2008.
2.4. Omdat de woning van gedaagden aan de [adres 2] 57 te [woonplaats] nog niet was verkocht hebben eiseres en haar echtgenoot bij akte van 27 oktober 2008 gedaagden een hypothecaire lening verstrekt ter zake de woning in [woonplaats] van € 266.000,- . Daarnaast is op 27 oktober 2008 een nadere overeenkomst tussen partijen gesloten waarin staat dat in afwijking van hetgeen met betrekking tot de hypotheek op 27 oktober 2008 is overeengekomen, het rentepercentage twee (2) procent is in plaats van vier (4) procent.
2.5. De echtgenoot van eiseres, de heer [echtgenote van eiseres], is in januari 2009 overleden.
2.6. Bij brief van 10 maart 2010 zijn gedaagden namens eiseres aangeschreven over de ontstane achterstand in de betaling van de hypotheekrente, de kosten van het gebruik van de nutsvoorzieningen en de vergoeding van het gebruik van de loods die aan eiseres in eigendom toebehoort.
2.7. Bij brief van 12 maart 2010 hebben gedaagden eiseres meegedeeld:
Naar aanleiding van tuin werkzaamheden afgelopen week zijn wij tot de ontdekking gekomen dat er mogelijk op diverse aantal plaatsen in de tuin asbest is aangetroffen. Na telefonisch overleg met de notaris de Boer te Apeldoorn wil ik u bij deze aansprakelijk stellen.
In afwachting op u reactie verblijven wij
2.8. Bij brief van 19 april 2010 hebben gedaagden de advocaat van eiseres onder meer meegedeeld:
Hierbij doen wij u een reactie toekomen betreffende u schrijven van d.d. 13 maart 2010.
(…)
Hypotheek rente
Wij hebben contact gehad met notaris de Boer te Apeldoorn en heeft ons toegezegd het dossier er bij te zoeken waar de gemaakte afspraken die toen der tijd gemaakt zijn met mijn ouders en notaris de Boer als tussenpersoon. Dit dossier zou hij aankomende week opzoeken i.v.m. zijn verhuizing.
Hierna zal de uitslag volgens en laten wij het deze u zullen overleggen. (…)
Asbest
Daar wij [eiseres] reeds hebben aangeschreven d.d. 12 maart 2010 per post aangetekend en melding hebben gedaan bij Notaris de Boer over het gevonden asbest bij tuinwerkzaamheden op het perceel, dat bij deze direct is stopgezet i.v.m. veiligheid en gezondheid is er tot op heden nog geen uitslag van uw cliënt vernomen. Wij geven [eiseres] nog veertien dagen de tijd om hierop te reageren. Wij zullen ons niet schromen om andere partijen hiervan op de hoogte te stellen.
Teven zullen wij een brief naar [eiseres] toezenden.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zijn bereid om in een gesprek met u het een en ander uit een te zetten, en zijn bereid te een goede oplossing te komen.
2.9. Bij brief van 16 juli 2010 hebben gedaagden eiseres onder meer meegedeeld:
Naar aanleiding van ons schrijven van 12-03-2010, dat wij u aansprakelijk stellen voor het aantreffende op diverse plaatsen van asbest.
Nadat u deze brief met bovengenoemde datum heeft ontvangen (aangetekend), hebben wij van u niets meer vernomen en bij het gesprek met notaris de Boer zijdelinks ter sprake is gekomen en daar geen oplossing is gevonden, stellen wij u nogmaals aansprakelijk.
Het gehele asbest verhaal is volgens u zeggen destijds door vader en broer [broer] opgeruimd. Uit de werkzaamheden op 12-03-2010 is gebleken dat niet alles is geruimd, maar voor een groot gedeelte is ondergespit en vermengt met grond, waar nu het asbest tijdens de werkzaamheden naar boven kwam.
In het kader van de wet bodemsanering zal het geheel opgeruimd dienen te worden.
Het gedeelte dat geruimd moet worden zal door nader onderzoek in kaart moeten worden gebracht. Zo het er nu voor staat denk ik dat het op meerdere plaatsen (diverse plaatsen komt asbest naar boven) op de percelen asbest aanwezig zal zijn.
Gezien de situatie is de kans aanwezigheid dat het asbest ook bij pro-rail aanwezig is en wij daar niet aansprakelijk voor willen zijn in de toekomst.
Dus het geheel is niet opgeruimd en stelen wij u hoofdelijk verantwoordelijk voor deze zaak en zullen wij beslag moeten leggen om te kosten van de sanering in de toekomst te kunnen bekostigen.
De beslaglegging zal bestaan op het geheel, dat wil zeggen twee maal opslag loods en kantoor gebouw (kleine woning) en de grond die daar omheen ligt, als mede het nu als weide in gebruik zijnde grond, om de kosten te kunnen verhalen op de toekomstige sanering.
Tevens ben ik zelf begonnen met de verdere aanleg van de tuin (het werd een rotzooi) waar ik achter staat, maar gezien het gevonden asbest heb ik de aanleg werkzaamheden stilgelegd destijds.
Door het langdurige wachten heb ik toch maar besloten de aanleg voort te zetten.
Gelet op de sanering waar dan ook, zal de nieuwe aanleg in de staat terug gebracht moeten worden zoals dit wordt aangetroffen tijdens de opname en het in kaart brengen van de sanering.
2.10. Bij brief van 6 augustus 2010 hebben gedaagden eiseres onder meer meegedeeld:
Naar aanleiding ban uw schrijven (via advocatenkantoor Post kenmerk 2010027 d.d. 19 juli 2010) deel ik u het volgende mede.
(…) Gelet op de aansprakelijkheid van het asbest geheel, heb ik [eiseres] op 12-03-2010 aansprakelijk gesteld, voor het gevonden asbest tijdens tuin werkzaamheden (geen reactie gehad). Tijdens het gesprek op 8 juni 2010 is het weer ten sprake gekomen en zou het verder uitgewerkt worden maar gezien de situatie nu en er geen afspraken kunnen worden gemaakt betreffende het asbest verhaal, stellen wij [eiseres] ten volle aansprakelijk voor het geheel te ontruimen van de asbest, waar dan ook welke locatie op het terrein van [adres 1] 1 en pro-rail gevonden zal worden. (…)
2.11. In een e-mail van 19 januari 2011 van Milieutechniek ZVS Eemnes BV aan Malestein makelaardij staat onder meer:
In uw opdracht, namens mevrouw [eiseres], heeft Milieutechniek ZVS Eemnes Bv op 11 januari jl. een indicatief onderzoek naar asbest in grond uitgevoerd aan de [adres 1] 1 te [woonplaats].
Onderzocht is de toplaag van circa 5 á 10 centimeter dik op het aangewezen terreindeel. Het veldwerk is niet uitgevoerd conform SIKB-protocol 2018. Op een diverse plaatsen is grond gestoken en verzameld. Dit in het veld samengestelde mengmonster is voor een lichtmicroscopische bepaling aangeboden aan RPS Ulvenhout. Tijdens het veldwerk zijn op maaiveld twee stukjes verdacht materiaal aangetroffen. Ook dit materiaal is voor onderzoek naar het laboratorium gestuurd. (…)
In het mengmonster van de grond is middels lichtmicroscopie geen asbest aangetoond. Wel is in een van de materialen (golfplaatje) op maaiveld asbest aanwezig. Dit materiaal bevat 10-15% chrysotiel en 0,1-2% crocidoliet. Naar alle waarschijnlijkheid is door het meenemen voor lichtmicroscopisch onderzoek van dit materiaal al het verdachte materiaal op maaiveld verwijderd.
Op basis van het indicatief onderzoek kan worden geconcludeerd dat de concentraties aan asbest in de bodem (ruim) beneden de restconcentratie norm ligt. (…)
2.12. Bij aangetekende brief van 22 maart 2011 heeft de advocaat van eiseres gedaagden onder meer meegedeeld:
(…) De schuld uit geldlening bedraagt volgens de notariële akte € 266.000,-. Met betrekking tot deze schuld is een recht van hypotheek gevestigd op de [adres 2] 68 te [woonplaats] waarvan u eveneens eigenaar bent. Uw (schoon)moeder is de hypotheekhouder en u bent hypotheekgever.
Als hypotheekgever bent u naar gaandeweg is gebleken een rente verschuldigd over de hoofdsom van effectief 2% op jaarbasis. Dit heeft tot gevolg dat u een bedrag aan hypotheekrente verschuldigd raakt van € 443,33 per maand. De rente dient op de eerste van iedere kalendermaand te zijn voldaan. Deze maandelijkse verplichting is aangevangen op 1 november 2008.
Tot op heden heeft, ondanks veelvuldige verzoeken van mijn cliënte, niet (volledig) voldaan aan uw verplichting om de verschuldigde hypotheekrente te voldoen. Het bedrag aan hypotheekrente dat door de tijd verschuldigd is geraakt bedraagt € 13.299,90 (maandbedrag € 443,33 x 30 maanden = € 13.299,90). Tot op heden is slechts een bedrag van € 7.093,28 daadwerkelijk voldaan. Uw betalingsachterstand is ondertussen opgelopen tot een bedrag van € 6.206,26.
Conform art. C lid 1 sub a van de bepalingen die van toepassing zijn op de hypothecaire geldlening stel ik u thans uitdrukkelijk in gebreke en verzoek u en zonodig sommeer u om ervoor zorg te dragen dat binnen acht dagen na dagtekening van deze brief en daarmee uiterlijk woensdag 30 maart 2011 een bedrag van € 6.206,26 aan uw (schoon)moeder is voldaan. Bij gebreke daarvan wordt reeds nu voor alsdan de hoofdsom met een bedrag van € 266.000,- vermeerderd met de reeds opengevallen en verschuldigde hypotheekrente volledig opeisbaar gesteld. Dat ontslaat u niet van de verplichting toekomstige openvallende rentebedragen te voldoen.
2.13. Bij deurwaardersexploot van 19 april 2011 is namens eiseres de hoofdsom van de hypothecaire lening, vermeerderd met rente en kosten, opgeëist.
2.14. Bij e-mail van 9 juni 2011 heeft de heer [betrokkene 1] van PJ Milieu BV gedaagden onder meer meegedeeld:
Zoals afgesproken hierbij het analysecertificaat van de 7 materiaalanalyses op asbest.
Uit de resultaten blijkt dat, met uitzondering van het stuk materiaal langs de weg, deze allemaal asbest bevatten.
Ik zou graag met u overleggen over de vervolgstappen (asbest in grondonderzoek). (…)
2.15. Bij e-mail van 27 juli 2011 heeft de heer [betrokkene 2], bodemadviseur afdeling Leefomgeving gemeente [woonplaats], gedaagden onder meer meegedeeld dat tijdens zijn bezoek aan het bedrijf aan de [adres 1] 1 te [woonplaats], een terreininspectie is uitgevoerd waarbij de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal op en in de bodem door hem zijn geconstateerd.
2.16. Namens eiseres is gedaagden bij deurwaardersexploot van 29 juli 2011 met overbetekening op 8 augustus 2011 aan de eerste hypotheekhouder ABN Amro Bank, de executoriale verkoop aangezegd van de woning aan de [adres 2] 68 te [woonplaats].
2.17. Nadat partijen met betrekking tot de nutsvoorziening een schikking hadden getroffen, zijn gedaagden bij vonnis van deze rechtbank d.d. 10 augustus 2011 veroordeeld om met ingang van 10 maart 2010 aan eiseres een vergoeding van € 30,- per m² per jaar te betalen voor het gebruik van de haar in eigendom toebehorende loods. Het vonnis is op 25 augustus 2011 aan gedaagden betekend en hen is bevel gedaan tot betaling van een bedrag van € 23.835,60 in hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. Het vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden.
2.18. Eiseres heeft uit hoofde van voornoemd vonnis op 1 september 2011 executoriaal beslag gelegd op de woning van gedaagden aan de [adres 2] 68 te [woonplaats].
2.19. Bij brief van 11 oktober 2011 heeft de eerste hypotheekhouder (ABN Amro) meegedeeld de executoriale verkoop van de woning in [woonplaats] over te zullen nemen.
2.20. Op 4 april 2012 heeft PJ Milieu BV rapport uitgebracht van de door haar in opdracht van gedaagden uitgevoerde maaiveldinspectie op het perceel aan de [adres 1] 1 te [woonplaats]. Dit rapport luidt ondermeer:
5.1. Conclusies
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging met asbest. De maaiveldinspectie is uitgevoerd conform de NEN 5707.
In overleg met de opdrachtgever is besloten om in eerste instantie alleen het maaiveld te inspecteren en nog geen gaten/sleuven te graven. Ook wordt nog geen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locaties waar in het verleden afval werd verbrand.
Maaiveldinspectie
Geconcludeerd wordt dat op diverse plaatsen op het maaiveld asbesthoudend materiaal is aangetroffen. Op basis van het uitgevoerde historisch onderzoek wordt verwacht dat het tijdens dit onderzoek aangetroffen asbest na 1 juli 1993 op/in de toplaag van de bodem terecht is gekomen. Hiermee is formeel sprake van een nieuw geval van bodemverontreiniging met asbest.
2.21. Volgens opgave van deurwaarder Bosveld d.d. 3 juli 2012 bedroeg de totale vordering van eiseres op gedaagden per die datum € 324.261,05.
2.22. De woning in [woonplaats] is niet bij executie verkocht. Gedaagden hebben de woning onderhands verkocht en op 31 augustus 2012 geleverd aan een derde, waarmee eiseres, als tweede hypotheekhouder en executoriaal beslaglegger, schriftelijk heeft ingestemd en royementsvolmacht heeft verleend onder de voorwaarde dat het resterende deel van de koopsom ad € 195.915,91 door de notaris zou worden voldaan op de rekening van deurwaarder Bosveld, hetgeen is geschied.
2.23. Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 28 augustus 2012 hebben gedaagden ten laste van eiseres op 3 september 2012 conservatoir beslag laten leggen onder de ABN Amro Bank en op het zich onder deurwaarder Bosveld bevindende bedrag van € 195.915,91. De vordering waarvoor beslag is gelegd is begroot op € 740.000,-, met inbegrip van rente en kosten.
3.1. Eiseres vordert samengevat - de opheffing van de op 3 september 2012 gelegde beslagen.
3.2. Eiseres legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
1. Schending van de waarheidsplicht van artikel 21 Rv.
In het verlofschrift wordt door gedaagden geen melding gemaakt van het in opdracht van eiseres op 19 januari 2011 uitgevoerde bodemonderzoek, waarin wordt vermeld dat in de grond geen asbest aanwezig is.
2. De vordering waarvoor beslag is gelegd is summierlijk ondeugdelijk.
Volgens eiseres is door gedaagden als grondslag voor de vordering gesteld dat er asbest in de grond aanwezig zou zijn, hetgeen gelet op het onderzoeksrapport van 19 januari 2011 niet het geval is. Indien er al sprake zou zijn van asbest op de grond, kan dat het gevolg zijn van stormschade in 2007. Gedaagden waren daarvan op de hoogte en de zoon heeft meegeholpen het terrein schoon te maken. Sinds die wetenschap van gedaagden in 2007 en sinds de melding van asbest bij brief van 12 maart 2010 is meer dan twee jaar verstreken en is ingevolge artikel 7:23 lid 2 BW een beroep op non-conformiteit verjaard.
3. De beslagen zijn anderszins niet gerechtvaardigd.
Volgens eiseres zijn de beslagen gelegd met als doel om aan de executie van het veroordelend vonnis, de vaststellingsovereenkomst en de notariële akte van schuldbekentenis met hypotheekstelling te ontkomen. Eiseres heeft een onbetwiste vaststaande vordering van ten minste € 325.000,- op gedaagden. Deze vordering loopt maandelijks op met een bedrag van € 1.342,50 wegens de op grond van het vonnis verschuldigde gebruiksvergoeding en een bedrag van € 433,33 aan hypotheekrente. Volgens eiseres doen gedaagden er alles aan om te ontkomen aan hun verplichtingen. Door het voorkomen van executie als grondslag voor het beslag aan te wenden wordt voorbijgegaan aan het werkelijke doel van het conservatoire beslag dat bestaat uit het veiligstellen van verhaalsmogelijkheden hetgeen maakt dat het beslag niet is gerechtvaardigd.
4. De beslagen zijn onnodig gelegd.
Eiseres is eigenaar van het grootste deel van de onroerende zaak aan de [adres 1] 1 te [woonplaats], te weten: de percelen kadastraal bekend gemeente [woonplaats] C 804, C 805 en K 764 met een totale oppervlakte van bijna 5 hectare, vrij van hypotheek. Op 10 februari 2011 is perceel C 805 gedeeltelijk (het perceel met daarop het tot woonhuis verbouwd bijgebouw) getaxeerd op € 270.000,-.
De waarde van het totale onroerend goed ligt volgens eiseres aanmerkelijk hoger.
In plaats van de onderhavige beslagen had door gedaagden beslag op deze onroerende zaken kunnen worden gelegd.
5. Het belang van eiseres bij opheffing van de beslagen dient te prevaleren boven het belang van gedaagden bij handhaving daarvan.
Zij stelt hard te worden getroffen door het onder de bank gelegde beslag op haar maandelijkse WAO-uitkering, die zij nodig heeft om te voorzien in haar levensonderhoud. Van de bij het vonnis vastgestelde gebruiksvergoeding, inmiddels opgelopen tot meer dan € 40.000,-, de achterstand in hypotheekrente, de reeds lang opeisbare hoofdsom, rente en kosten, is door gedaagden niets voldaan. Volgens eiseres wordt ook de lopende hypotheekrente sinds april 2012 niet (meer) betaald waardoor zij verstoken blijft van inkomsten. Voorts stelt zij het bedrag op de rekening van de deurwaarder op korte termijn nodig te hebben om een fiscale claim uit de onderneming van haar overleden echtgenoot ten bedrage van
€ 158.329,25 te kunnen voldoen. Eiseres is van mening dat het belang van gedaagden, dat slechts is gelegen in het tegenhouden van de executie van haar vorderingen, voor haar belang dient te wijken.
3.3. Gedaagden voeren verweer. Gedaagden stellen dat zij, omdat de problematiek van de vervuiling van het perceel naar hun mening volledig door eiseres werd genegeerd, hebben besloten de onderhavige beslagen te leggen en zij het gevaar groot achten dat het geld door eiseres of door haar andere zoon zal worden weggesluisd. Zij betwisten in het beslagverlof onjuiste of onvolledige informatie te hebben gegeven omdat het in opdracht van eiseres uitgevoerde onderzoek eind 2010, begin 2011 in hun visie niet van belang is. Zij betwisten voorts dat de vordering waarvoor beslag is gelegd ondeugdelijk zou zijn en dat het beslag onnodig en ongerechtvaardigd zou zijn gelegd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voorop gesteld wordt dat bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag de wederzijdse belangen van partijen dienen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken. Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd (HR 14 juni 1996, NJ 1997,481 en HR 30 juni 2006, NJ 2007,483). Van dat laatste is in beginsel sprake wanneer het conservatoire beslag tot gevolg heeft dat de beslaglegger (nog) niet heeft te voldoen aan een veroordeling jegens de beslagene. Voorkomen moet worden dat een beslaglegger enkel door het leggen van conservatoir beslag executie van een jegens hem gewezen vonnis kan voorkomen zonder dat tevens sprake is van gronden die de schorsing of opheffing van de executie van dat vonnis zouden rechtvaardigen.
4.2. Eiseres heeft als een van de grondslagen van haar vordering aangevoerd dat de beslagen niet kunnen worden gerechtvaardigd omdat ze zijn gelegd met als doel om aan de executie van het veroordelend vonnis en de notariële akte van schuldbekentenis met hypotheekstelling te ontkomen. Volgens eiseres proberen gedaagden op die manier niet te hoeven voldoen aan haar vordering.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Eiseres heeft per juli 2012 uit hoofde van hypotheek een vordering op gedaagden van € 283.991,85 en uit hoofde van het vonnis van 10 augustus 2011 een vordering van € 40.269,20. In totaal heeft eiseres een vaststaande opeisbare vordering van € 324.261,05, die nog dient te worden verhoogd met de door gedaagden maandelijks verschuldigde hypotheekrente en de bij het vonnis vastgestelde gebruiksvergoeding. Niet gesteld of gebleken is immers dat er betalingen zijn verricht na juli 2012.
4.4. Eiseres heeft op 29 juli 2011 als tweede hypotheekhouder executoriale verkoop van de woning van gedaagden in [woonplaats] aangezegd en op 1 september 2011 uit hoofde van het vonnis executoriaal beslag gelegd op de woning. Daarna is door partijen onderling afgesproken dat de woning onderhands zou worden verkocht. Eiseres heeft royementsvolmacht verleend en het executoriale beslag opgeheven onder de voorwaarde dat de netto opbrengst door de notaris zou worden gestort op de rekening van deurwaarder Bosveld. Aan die voorwaarde is voldaan. De woning is door gedaagden op 31 augustus 2012 geleverd aan een derde en de notaris heeft een bedrag van € 195.915,91 gestort op de rekening van de deurwaarder. Door storting van het bedrag op die rekening werd een deel van de vordering van eiseres voldaan. De door gedaagden onmiddellijk daarna gelegde beslagen hebben echter de betalingsafspraak doorkruist. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de beslagen kennelijk bedoeld om de afspraken gemaakt in het kader van de executie uit hoofde van de hypotheek en de tenuitvoerlegging van het vonnis van 10 augustus 2011 te frustreren. Zo blijkt uit de overgelegde beslagstukken dat gedaagden al op 28 augustus 2012, dus enige dagen vóór de daadwerkelijke levering van de woning, beslagverlof hebben gevraagd en verkregen. Juist toen eiseres haar zakelijke zekerheid verloor in ruil voor de storting van de koopsom onder de notaris hebben gedaagden maatregelen genomen die betaling feitelijk frustreerden. Dat dit (in elk geval in belangrijke mate) het doel van het beslag is geweest lijkt, gelet op de ernstig verstoorde onderlinge verhouding van partijen, ook niet verwonderlijk, temeer nu namens gedaagden ter zitting is verklaard dat toen eiseres de achterstallige hypotheek en de vergoeding voor de schuur (vonnis 10 augustus 2011) kwam opeisen, zij het tijd vonden om ervoor te zorgen dat zij hun beweerdelijke schade konden verhalen.
4.5. Een conservatoir beslag strekt er toe om te waarborgen dat bij toewijzing van de door de beslaglegger gepretendeerde vordering verhaal mogelijk is op de schuldenaar c.q beslagene. Mede gelet op de ingrijpende gevolgen ervan, dient een beslag met dit doel te worden gelegd. Nu op grond van hetgeen hiervoor is overwogen moet worden aangenomen dat de beslagen door gedaagden zijn gelegd met als doel het frustreren van de verhaalsafspraak en de tenuitvoerlegging van het vonnis en dus niet zijn gelegd om verhaal van de pretense vordering van gedaagden te waarborgen, is aannemelijk dat gedaagden de bevoegdheid tot het leggen van conservatoir beslag voor een ander doel hebben gebruikt dan waarvoor deze is gegeven. Dat betekent dat de beslagen niet kunnen worden gerechtvaardigd. De vordering tot opheffing van de beslagen is reeds om die reden toewijsbaar.
4.6. Een belangenafweging maakt het voorgaande niet anders. Zoals hiervoor is overwogen heeft eiseres een vaststaande opeisbare vordering op gedaagden die na verkoop en levering van de woning deels is voldaan door storting van het bedrag van € 195.915,91 op de rekening van deurwaarder Bosveld. Daartegenover staat dat de door gedaagden aan de beslagen ten grondslag gelegde vordering vooralsnog in omvang niet bepaald ‘hard’ is te noemen. Gedaagden hebben hun vordering tot vergoeding van de door asbestvervuiling geleden en nog te lijden schade begroot op € 740.000,- inclusief rente en kosten. De schadebegroting is blijkens de dagvaarding in de hoofdzaak gebaseerd op de aanname dat de verontreinigde grond tot een diepte van 1 á 1,5 meter dient te worden afgegraven. Die aanname is echter in het geheel niet onderbouwd, in elk geval niet door het in de hoofdprocedure overgelegde rapport van PJ Milieu BV van 4 april 2012. Met inachtneming van het voorgaande dient het belang van gedaagden bij verhaalsmogelijkheid van een dergelijke vordering te wijken voor het belang van eiseres om te kunnen beschikken over de haar onbetwistbaar toekomende gelden en haar bankrekening. Daartoe zijn verder nog de volgende omstandigheden van belang.
4.7. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de gelden waarop beslag is gelegd nodig heeft voor haar levensonderhoud en ter voldoening van lopende verplichtingen alsmede om een aanzienlijke fiscale claim te betalen. Niet aannemelijk is voorts dat eiseres in de toekomst geen verhaal meer zal bieden voor de vordering van gedaagden in geval deze in de hoofdprocedure zou komen vast te staan. Zij is eigenaar van de percelen kadastraal bekend gemeente [woonplaats] C 804, C 805 en K 764, gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats], met een totale oppervlakte van bijna 5 hectare, vrij van hypotheek. Het enkele betoog van gedaagden dat het hier zou gaan om agrarische grond met een relatief lage waarde van circa € 40.000,-, wordt verworpen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het perceel C 805 gedeeltelijk (het perceel met daarop het tot woonhuis verbouwde bijgebouw, groot circa 40 are) op 10 februari 2011 is getaxeerd op € 270.000,-. Mede gelet op de oppervlakte van het totale areaal van bijna 5 hectare lijkt niet onaannemelijk dat de waarde daarvan aanmerkelijk hoger is dan € 270.000,-, zoals door eiseres is gesteld.
4.8. Nu de vordering tot opheffing van de door gedaagden gelegde beslagen op voormelde gronden dient te worden toegewezen, behoeven de overige door partijen ingenomen stellingen en standpunten geen bespreking meer.
4.9. Gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op het op 3 september 2012 ten laste van eiseres gelegde conservatoire (derden)beslag op al hetgeen Bosveld Gerechtsdeurwaarders & Incasso’s B.V., gevestigd te Amersfoort, van haar onder zich heeft of zal verkrijgen,
5.2. heft op het op 3 september 2012 ten laste van eiseres gelegde conservatoire (derden)beslag op al hetgeen de ABN Amro Bank N.V. gevestigd te Amsterdam, mede kantoorhoudende te Barneveld, van haar onder zich heeft of zal verkrijgen,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2012.