ECLI:NL:RBARN:2012:BY5736

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
229928
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en nietigverklaring bestuursbesluiten ECE-Nijmegen

In deze zaak vorderden eisers een verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor door hen geleden en nog te lijden schade, alsook de nietigverklaring van bestuursbesluiten genomen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van ECE-Nijmegen op 18 december 2008. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot nietigverklaring van de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders niet kon worden toegewezen, omdat niet was aangetoond dat de besluiten onrechtmatig waren. Daarnaast werden de vorderingen tot verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk waren voor de schade van eisers eveneens afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld jegens eisers, en dat de schade die door eisers werd gesteld niet voor vergoeding in aanmerking kwam. In reconventie vorderde gedaagde B.V. een hoofdelijke veroordeling van eiser en eiser Holding tot betaling van € 39.000,00 en € 5.000,00, welke vorderingen door de rechtbank werden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser en eiser Holding als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten moesten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden werden begroot op € 3.417,00, en de kosten aan de zijde van eiser Holding op € 1.421,00. Het vonnis werd uitgesproken op 14 november 2012.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 229928 / HA ZA 12-347
Vonnis van 14 november 2012
in de zaak van
[eisers]
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. D. Coskun te Arnhem,
tegen
[gedaagden]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. B.F.M. Kievitsbosch te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser], [eiser] Holding, [gedaagde], [gedaagde] B.V., IVC-Nijmegen en ECE-Nijmegen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 17 oktober 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser] Holding. [gedaagde] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde] B.V.
2.2. [eiser] Holding en [gedaagde] B.V. zijn ieder voor 50% aandeelhouder van ECE-Nijmegen. Zij zijn tevens haar bestuurders.
2.3. Tussen ECE-Nijmegen en [gedaagde] B.V. is een managementovereenkomst gesloten die onder meer het volgende inhoudt.
1.Het management over Eyecenter Europe-Nijmegen B.V. wordt met ingang van 9 juli 2004 (mede) uitgevoerd door [gedaagde] B.V.
2.Ter invulling van de managementfunctie zijn partijen overeengekomen dat door [gedaagde] B.V. wordt aangesteld de heer [...]. [gedaagde].
3.(…). Bovendien garandeert [gedaagde] B.V. dat de heer [...]. [gedaagde] zich zal gedragen zoals het een goed manager betaamt.
(…)
Concurrentiebeding/Geheimhouding:
17.[gedaagde] B.V. verbindt zich bij het beëindigen van deze overeenkomst, onverwijld aan Eyecenter Europe-Nijmegen B.V. af te geven al hetgeen zij van of voor Eyecenter Europe-Nijmegen B.V. ter zake van of in verband met voeren van het management onder zich heeft.
18.[gedaagde] B.V. verbindt zich bovendien jegens Eyecenter Europe-Nijmegen B.V. tot absolute geheimhouding met betrekking tot al hetgeen tijdens de duur van deze overeenkomst aan [gedaagde] B.V. ter kennis zal komen omtrent het bedrijf van Eyecenter Europe-Nijmegen B.V., haar activiteiten, werkwijze, relaties, enzovoorts, zulks in de ruimste zin van het woord. [gedaagde] B.V. verbindt zich de geheimhoudingsplicht eveneens aan haar werknemers welke ter zake de uitvoering van deze overeenkomst worden ingezet, op te leggen.
2.4. Tussen [eiser] en [gedaagde] is een verschil van mening ontstaan.
2.5. De statuten van ECE-Nijmegen bepalen dat de algemene vergadering door het bestuur wordt opgeroepen. Art. 22 lid 4 luidt onder meer:
(…). Het bestuur is tot zodanige oproeping verplicht wanneer één of meer aandeelhouders (…) ten minste een/tiende van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigende, zulks schriftelijk, met nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen, aan het bestuur verzoeken.
2.6. Op 24 november 2008 schrijft [eiser] Holding aan [gedaagde] B.V. (kennelijk per abuis aangeduid als [gedaagde] Holding B.V.) onder meer dat het [eiser] onmogelijk zou zijn gemaakt het bedrijfspand van ECE-Nijmegen te betreden, dat spullen van ECE-Nijmegen naar IVC-Nijmegen worden overgeheveld en dat klanten onder de naam ECE-Nijmegen worden binnengehaald, terwijl ECE-Nijmegen het privé adres van de geadresseerde, maar kennelijk is bedoeld [gedaagde], gebruikt. Dan vervolgt de brief:
Alle bovengenoemde zaken heeft u zonder mijn toestemming gedaan als medebestuurder. Ik houd u in privé aansprakelijk voor deze paulineus handelen waardoor mijn Holding schade loopt aan gederfde inkomsten.
Ik stel voor dat wij een AVA gaan houden waarin u de gelegenheid krijgt om deze zaak op te lossen.
2.7. Bij brief van 30 november 2008 nodigt [gedaagde] namens ECE-Nijmegen conform art. 22 van de statuten van ECE-Nijmegen [eiser] Holding uit voor een algemene vergadering op 18 december 2008. De agenda vermeldt onder meer vaststelling van de jaarrekening 2006, overname van aandelen en samenstelling van het bestuur.
2.8. Op de algemene vergadering van 18 december 2008 verschijnt [eiser] Holding niet. [gedaagde] is er aanwezig als vertegenwoordiger van [gedaagde] B.V. Op de vergadering wordt besloten [eiser] Holding niet langer de bevoegdheid te geven ECE-Nijmegen te besturen en het bestuur geheel in handen van [gedaagde] B.V. te leggen.
2.9. Op 1 februari 2008 wordt IVC-Nijmegen opgericht. [gedaagde] B.V. is haar enig aandeelhouder en [gedaagde] is haar bestuurder.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Eisers vorderen – samengevat – een verklaring voor recht dat gedaagden, al dan niet hoofdelijk, aansprakelijk zijn voor door eisers geleden en nog te lijden schade, veroordeling van gedaagden, hoofdelijk, dan wel ieder voor zich, tot vergoeding van deze schade als op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, nietigverklaring van de bestuursbesluiten genomen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van ECE-Nijmegen op 18 december 2008, een en ander vermeerderd met rente en kosten, waaronder buitengerechtelijke kosten en nakosten.
3.2. De gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank, voor zover van belang, nader ingaan.
in reconventie
3.3. [gedaagde] B.V. vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [eiser] en [eiser] Holding dan wel veroordeling van ieder van hen voor zich tot betaling van € 39.000,00 en van € 5.000,00, vermeerderd met rente en kosten met inbegrip van buitengerechtelijke kosten, nakosten en beslagkosten.
3.4. In reconventie is geen verweer gevoerd.
4. De beoordeling
in conventie
Het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders om [eiser] Holding te ontslaan
4.1. De rechtbank stelt het beroep op vernietigbaarheid van het besluit van 18 december 2011 voorop omdat de beoordeling van de onrechtmatige daad waarop [eiser] en [eiser] Holding hun vordering baseren, deels afhankelijk kan zijn van de vraag hoe het bestuur van ECE-Nijmegen was samengesteld.
4.2. De algemene vergadering van ECE-Nijmegen wordt jaarlijks bijeengeroepen en voorts in de gevallen bedoeld in art. 22 lid 4 van de statuten. Bij brief van 24 november 2008 heeft [eiser] Holding kennelijk als aandeelhouder haar medebestuurder [gedaagde] B.V. verzocht een algemene vergadering bijeen te roepen. Hiertoe had [eiser] Holding het recht krachtens art. 22 lid 4 van de statuten. [gedaagde] B.V. is vervolgens tot het uitschrijven van een algemene vergadering overgegaan.
4.3. [eiser] en [eiser] Holding voeren aan dat het bestuursbesluit tot bijeenroeping van de algemene vergadering niet op regelmatige wijze tot stand gekomen is omdat er geen overleg tussen beide bestuurders heeft plaatsgevonden. Dit standpunt verwerpt de rechtbank. Met overleg bedoelen [eiser] en [eiser] Holding op de keper beschouwd het nakomen van [eiser]s eis hem vóór de algemene vergadering stukken toe te zenden. Daarbij is geen sprake van overleg, maar van het blokkeren van overleg door eisen te stellen en al daarom moet de hier bedoelde stelling worden verworpen. Ook echter is de stelling dat voor dit specifieke bestuursbesluit overleg vereist is, onjuist. In een geval als dit, waar het bestuur tot oproeping overgaat omdat meer dan 10% van de stemgerechtigde aandeelhouders wil vergaderen, voert het bestuur overeenkomstig de statuten de wens van deze aandeelhouder(s) uit en roept het op tot een vergadering. Van overleg, vaststellen van bestuursbeleid, hoort daarbij geen sprake te zijn.
4.4. De rechtbank merkt overigens op dat de stellingen van [eiser] en [eiser] Holding – daargelaten dat zij kennelijk bij vergissing spreken van ‘bestuursbesluiten’ – eerder duiden op vernietigbaarheid van een besluit (art. 2:15 BW) dan op nietigheid (art. 2:14 BW). Dit kan in het midden blijven omdat hun betoog hierboven inhoudelijk verworpen is.
4.5. Voor het overige constateert de rechtbank, mogelijk ten overvloede, dat aan de oproepingsvereisten is voldaan in die zin dat de oproepingstermijn nageleefd is en dat de agenda de samenstelling van het bestuur vermeldt.
4.6. Gelet op het voorgaande moet de vordering tot nietigverklaring van de besluiten genomen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van ECE-Nijmegen op 18 december 2008, worden afgewezen.
Onrechtmatig handelen door ECE-Nijmegen leeg te trekken?
4.7. In de kern komt het verwijt dat eisers in conventie gedaagden maken erop neer dat zij ECE-Nijmegen ‘leeggetrokken’ hebben. Dit zou in strijd zijn met de zorgvuldigheid die gedaagden in acht hadden te nemen jegens eisers en met de managementovereenkomst.
4.8. [eiser] en [eiser] Holding geven een specifieke invulling aan de verhouding tussen de bij deze zaak betrokken partijen. Zij stellen dat er sprake is van franchising, een ECE-concern waartoe ECE-Nijmegen zou behoren, en vereenzelviging van [gedaagde] en [gedaagde] B.V. De rechtbank zal op deze drie onderwerpen ingaan onder respectievelijk 4.9, 4.10 en 4.11. Daarna zal aandacht besteed worden aan de verplichtingen uit de managementovereenkomst (4.12-4.15) en komen vanaf overweging 4.16 nog andere onderwerpen in verband met het beroep op onrechtmatig handelen aan de orde.
4.9. De stelling dat er tussen ECE-Nijmegen en Eye Center Europe, dan wel een van de genoemde b.v.’s Eye Center Europe B.V. en E.C. Europe B.V., een franchiseverhouding bestaat, gaat niet op. Weliswaar is er sprake van naamsovereenkomsten, heeft de oprichting van ECE-Nijmegen plaatsgevonden in overleg tussen de oprichters, vertegenwoordigd door [eiser] en [gedaagde], en bevat de managementovereenkomst tussen [gedaagde] B.V. en ECE-Nijmegen bepalingen zoals die ook wel in franchiseovereenkomsten voorkomen – een concurrentiebeding in art. 17 en een geheimhoudingsbeding in art. 18 – maar deze omstandigheden geven nog niet het begin van bewijs van het bestaan van een franchiseovereenkomst. Nu niet meer gesteld of gebleken is dat op dit bestaan zou kunnen wijzen, verwerpt de rechtbank het terzake gevoerde betoog.
4.10. Volgens [eiser] en [eiser] Holding is ECE-Nijmegen een nevenvestiging ‘van het grotere concern van [eiser], bekend onder de noemer Eye Center Europe’. Wat hier ook mee bedoeld mag zijn, vennootschapsrechtelijk is er geen sprake van een concern waartoe ECE-Nijmegen behoort. Zij is wellicht op een aantal wijzen contractueel verbonden aan Eye Center Europe B.V. en E.C. Europe B.V., maar niet door middel van aandelenbezit of een gezagsstructuur. Zij moet dus beoordeeld worden als een zelfstandige b.v. met [eiser] Holding en [gedaagde] B.V. als aandeelhouders/bestuurders.
4.11. Bij dit alles speelt een rol dat van vereenzelviging geen sprake kan zijn dan onder zeer specifieke omstandigheden die door degene die stelt dat er van vereenzelviging sprake is, aangevoerd en zonodig bewezen moeten worden. Zulke omstandigheden worden door [eiser] en [eiser] Holding naar het oordeel van de rechtbank niet naar voren gebracht.
4.12. De managementovereenkomst (2.3) bevat een geheel van rechten en verplichtingen die gelden tussen ECE-Nijmegen en [gedaagde] B.V. Hieraan kunnen eisers dus niet rechtstreeks rechten tegenover de gedaagden ontlenen. Daarbij valt niet uit te sluiten dat een tekortkoming bij de uitvoering van de managementovereenkomst onrechtmatig is tegenover een derde. In zoverre alleen kan de managementovereenkomst een rol spelen.
4.13. Er zou volgens [eiser] en [eiser] Holding sprake zijn van schending van het geheimhoudings- en/of het concurrentiebeding van de managementovereenkomst door [gedaagde] B.V. Overigens laten eisers in het midden wie de tekortkoming moet worden toegerekend, maar het zal duidelijk zijn dat dit alleen [gedaagde] B.V. kan zijn als partij bij de managementovereenkomst. Is van zo’n tekortkoming sprake, dan kan de vraag aan de orde komen of er tevens sprake is van onrechtmatig handelen van de bestuurder van [gedaagde] B.V.
4.14. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van dat [gedaagde] B.V. bij het beëindigen van de managementovereenkomst heeft nagelaten datgene te doen waartoe art. 17 van de managementovereenkomst haar verplichtte.
4.15. Art. 18 van de managementovereenkomst gebiedt [gedaagde] B.V. en via haar haar werknemers absolute geheimhouding omtrent, kort gezegd, alle bedrijfsgegevens van ECE-Nijmegen. Gesteld noch gebleken is dat concrete gegevens als hier bedoeld door [gedaagde] en/of [gedaagde] B.V. naar buiten gebracht zijn. Het gaat in zijn algemeenheid te ver om, zoals [eiser] en [eiser] Holding doen, dit af te leiden uit het feit dat zij IVC-Nijmegen opgericht hebben, althans dat een van hen dat gedaan heeft.
4.16. ECE-Nijmegen is anders dan andere vennootschappen die [eiser] en [eiser] Holding als het grotere ECE-concern aanduiden, niet failliet. Zo er al van schade door het 'leegtrekken' van ECE-Nijmegen sprake is, zou er van afgeleide schade sprake moeten zijn. Dit betekent dat moet worden nagegaan of deze voor vergoeding in aanmerking komt omdat door (een van) de gedaagden bewust onrechtmatig jegens [eiser] en/of [eiser] Holding is gehandeld. Voor vergoeding van schade, geleden door een aandeelhouder ten gevolge van vermindering van de waarde van aandelen, is anders immers geen plaats.
4.17. Het eigenlijke leegtrekken van ECE-Nijmegen zoals eisers dat zien, zou zijn uitgevoerd door de oprichting van IVC-Nijmegen. Dat er enige contractuele belemmering bestond voor [gedaagde] (B.V.) tegenover ECE-Nijmegen om IVC-Nijmegen op te richten, is niet gebleken. Dat IVC-Nijmegen zou zijn opgericht met het oogmerk [eiser] en/of [eiser] Holding te benadelen is gesteld noch gebleken. Dat [gedaagde] (B.V.) de samenwerking met [eiser] (Holding) niet langer wenste en op hetzelfde terrein waarop zij hadden samengewerkt, activiteiten heeft ontplooid – geheel of deels in de vorm van IVC-Nijmegen – is onvoldoende om een dergelijk oogmerk aan te nemen. Mogelijk is IVC-Nijmegen mede opgericht om werkzaamheden die anders door ECE-Nijmegen verricht zouden zijn, uit te voeren, maar ECE-Nijmegen heeft niet te kennen gegeven daartegen bezwaar te maken. De schade die mogelijk door haar aandeelhouder [eiser] Holding is geleden, komt, zoals onder 4.16 is overwogen, niet voor vergoeding in aanmerking.
4.18. Gelet op het voorgaande moeten de vorderingen tot verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor door eisers geleden en nog te lijden schade en tot veroordeling van gedaagden om de door hun onrechtmatig handelen geleden schade te vergoeden, worden afgewezen.
Slotoverwegingen in conventie
4.19. [eiser] en [eiser] Holding zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde] B.V. worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 3.417,00
4.20. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.21. In reconventie is geen verweer gevoerd. Voor zover er enig standpunt ten aanzien van de reconventionele vordering uit de proceshouding in conventie is af te leiden, constateert de rechtbank dat [eiser] en [eiser] Holding in conventie op alle onderdelen in het ongelijk zijn gesteld. Geen onderdeel van hun betoog is als steekhoudend verweer in reconventie op te vatten.
4.22. Dit betekent dat de vorderingen in reconventie als onweersproken toewijsbaar zijn tenzij de rechtbank ze onrechtmatig of ongegrond acht. Dit leidt tot de volgende overwegingen.
4.23. [gedaagde] B.V. stelt dat [eiser] Holding haar € 39.000,00 verschuldigd is. Dit is niet weersproken. Dat hiervoor tevens [eiser] als enig aandeelhouder en bestuurder aansprakelijk zou zijn, wordt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] B.V. stelt onvoldoende feiten en omstandigheden die of tot de conclusie dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar of de conclusie dat [eiser] en [eiser] Holding vereenzelvigd moeten worden, kunnen leiden. De vordering zal op dit onderdeel alleen tegen [eiser] Holding toegewezen kunnen worden.
4.24. Ten aanzien van de vordering tot betaling van € 5.000,00 stelt [gedaagde] B.V. dat ECE-Nijmegen haar verplichtingen uit de managementovereenkomst niet heeft kunnen nakomen omdat [eiser] Holding naliet ECE-Nijmegen een lening terug te betalen. Er is echter geen regel die het mogelijk maakt zonder dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waarvan onvoldoende gesteld of gebleken is, de schuldenaar van een eigen schuldenaar aan te spreken wanneer laatstgenoemde nalaat te betalen. Op dit onderdeel moet de vordering dus worden afgewezen.
4.25. [eiser] Holding zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten in reconventie verwezen worden.
4.26. De rechtbank begrijpt dat eisers beslagkosten willen terugvorderen. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, omdat zij hebben verzuimd de beslagstukken in het geding te brengen.
4.27. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Eisers hebben niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.28. Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op € 1.421,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00) voor salaris van haar advocaat.
4.29. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] en [eiser] Holding in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde] B.V. tot op heden begroot op € 3.417,00,
in reconventie
5.3. veroordeelt [eiser] Holding om aan [gedaagde] B.V. te betalen een bedrag van € 39.000,00 (negenendertig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 10 januari 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt [eiser] Holding in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde] B.V. tot op heden begroot op € 1.421,00,
in conventie en in reconventie
5.5. veroordeelt [eiser] en [eiser] Holding in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2012.