ECLI:NL:RBARN:2012:BY4162

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800626-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling en bedreigingen in een huiselijke context

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 26 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten tegen zijn levensgezel. De verdachte, geboren in 1984, had een tumultueuze relatie met de aangeefster, die sinds 2010 zijn partner was. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot zware mishandeling, bedreigingen met de dood en mishandeling. De feiten vonden plaats in de periode van februari 2011 tot en met december 2011, voornamelijk in Arnhem en Doetinchem.

De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 augustus 2011 zijn levensgezel van een trap heeft geduwd, wat resulteerde in letsel. Daarnaast heeft hij haar meermalen bedreigd met de dood en haar mishandeld door haar keel dicht te knijpen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een gevangenisstraf van 48 dagen en een werkstraf van 150 uren, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte onder druk was gezet om een bekentenis af te leggen.

De militaire kamer oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, met uitzondering van één feit dat niet bewezen kon worden verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 45 dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een werkstraf van 150 uren, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van huiselijk geweld en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/800626-11; 05/800973-11 (gev. ttz) en 05/8000018-12 (gev. ttz)
Data zittingen : 30 januari 2012 en 12 november 2012
Datum uitspraak : 26 november 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
Officier van justitie : mr. J.C. Stikkelman
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/800626-11
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2011, althans in of omstreeks de nacht van 21
op 22 augustus 2011, te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan zijn levensgezel,
althans een persoon, te weten [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
opzettelijk voornoemde [aangeefster] (met kracht) van een trap in een woning heeft
afgeduwd, althans die [aangeefster] opzettelijk een duw heeft gegeven terwijl zij
zich boven aan een trap, althans dicht bij het trappengat, in een woning
bevond ten gevolge waarvan die [aangeefster] ten val is gekomen en/of
(vervolgens) onder aan die trap terecht is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 onder 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 augustus 2011, althans in of omstreeks de nacht van 21
op 22 augustus 2011, te Arnhem,
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [aangeefster],
(met kracht) van een trap in een woning heeft afgeduwd, althans die [aangeefster]
opzettelijk een duw heeft gegeven terwijl zij zich boven aan een trap, althans
dicht bij het trappengat, in een woning bevond ten gevolge waarvan die [aangeefster] ten val is gekomen en/of (vervolgens) onder aan die trap terecht is
gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen van
4 februari 2011 tot en met 22 augustus 2011, te Arnhem, althans in Nederland,
[aangeefster] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je dood"
en/of "Als je bij mij weggaat maak ik je dood",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking ;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen van
4 februari 2011 tot en met 20 augustus 2011, te Arnhem, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon,
te weten [aangeefster], (met kracht) bij de keel heeft gepakt/gegrepen en/of
de keel van die [aangeefster] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden,
althans in de keel heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/800973-11
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2011, te Arnhem,
opzettelijk zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [aangeefster],
heeft mishandeld door toen aldaar zijn, verdachtes, benen om de hals van
voornoemde [aangeefster] te klemmen en/of (met kracht) geklemd te houden
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden ;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode gelegen van 25 augustus 2011 tot en met
31 oktober 2011, te Arnhem, althans in Nederland,
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je kapot"
en/of "Ik maak je echt helemaal af" en/of "Ik duw je nog een keer van de trap
af maar dan doe ik het wel goed" en/of "Als je bij een terechtzitting de zaken
erger/anders voorstelt dan ze waren dan laat ik je afknallen/afmaken", althans
woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 05/800018-12
1.
hij op of omstreeks 27 december 2011, te Doetinchem,
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden heeft toegevoegd:
"Ik maak je dood" en/of "Ik maak je vannacht dood" en/of
"Ik pak je als ik buiten kom" en/of "Ik maak je kapot",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking ;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 december 2011, te Doetinchem,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster]),
heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 12 november 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Verklaring afgelegd onder druk
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 12 november 2012 dat hij bij de Marechaussee een bekennende verklaring heeft afgelegd omdat hij bij de verhoren toentertijd door de Marechaussee onder druk is gezet. Verdachte verklaart voorts dat hij ook heeft bekend uit angst voor represailles van [aangeefster]. Volgens verdachte is ook niet gebeurd wat hij heeft verklaard.
De militaire kamer acht dit alles niet aannemelijk. In de eerste plaats omdat verdachte pas op de laatste terechtzitting dit verweer heeft gevoerd. Maar ook niet omdat verdachte eerder gedetailleerd heeft verklaard over wat er die nacht is gebeurd. Dat er druk zou zijn uitgeoefend door de Marechaussee maakt overigens nog niet dat daarmee de verklaring niet voor het bewijs zou mogen worden gebruikt.
Ten aanzien van parketnummer 05/800626-111
* Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en aangeefster [aangeefster] (verder: [aangeefster]) hebben sinds 2010 een relatie en wonen sinds begin 2011 samen in Arnhem.2 Op 22 augustus 2011 waren [aangeefster] en verdachte beiden in de woning gelegen aan de [adres 1] aanwezig.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn partner [aangeefster] door haar van de trap af te duwen. Er is een aangifte, er is letsel waargenomen en verdachte heeft het feit tegenover de Marechaussee bekend. Verdachte geeft ter terechtzitting aan dat hij onder druk is gezet om de bekennende verklaring af te leggen. Dit acht de officier van justitie niet aannemelijk.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht, nu verdachte op het moment dat [aangeefster] van de trap viel, lag te slapen. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd omdat hij onder druk is gezet door de Marechaussee en uit angst voor represailles van [aangeefster].
Beoordeling door de militaire kamer
[aangeefster] en verdachte hebben die avond en nacht ruzie gehad. Verdachte heeft [aangeefster] toen richting de trap geduwd.4 Verdachte heeft haar toen hard in de rug geduwd, terwijl zij op de tweede trede van boven zat..5 [aangeefster] is daarbij onderaan de trap terecht gekomen.6 Het betreft een trap met een draai erin.7 [aangeefster] heeft hiervan pijn ondervonden en heeft daarbij letsel opgelopen.8
Door [aangeefster] van die hoogte hard van een trap af te duwen, bestaat er een aanmerkelijk kans dat die val zwaar lichamelijk letsel oplevert. Naar algemene ervaringsregels moet verdachte zich van die kans bewust zijn geweest. Door haar van die hoogte hard van de trap te duwen moeten zijn gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op dat gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Daarmee heeft verdachte (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. primair
hij op 22 augustus 2011, te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan zijn levensgezel, te weten [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk voornoemde [aangeefster] met kracht van een trap in een woning heeft afgeduwd, ten gevolge waarvan die [aangeefster] ten val is gekomen en vervolgens onder aan die trap terecht is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
* Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en aangeefster [aangeefster] (verder: [aangeefster]) hebben sinds 2010 een relatie en wonen sinds begin 2011 samen in Arnhem.9
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte, in de periode dat verdachte en [aangeefster] hebben samengewoond, [aangeefster] meermalen heeft bedreigd met de dood. Verdachte heeft dit ook bekend bij de Marechaussee.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd omdat hij onder druk is gezet door de Marechaussee en uit angst voor represailles van [aangeefster].
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [aangeefster] is gedurende de relatie met verdachte meermalen door hem bedreigd met de dood met de woorden: "Als je bij mij weggaat maak ik je dood" en "ik maak je dood".10
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op tijdstippen in de periode gelegen van 4 februari 2011 tot en met 22 augustus 2011, te Arnhem, [aangeefster] telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte telkens opzettelijk voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je dood" en "Als je bij mij weggaat maak ik je dood";
* Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en aangeefster [aangeefster] (verder: [aangeefster]) hebben sinds 2010 een relatie en wonen sinds begin 2011 samen in Arnhem.11
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte, in de periode dat verdachte en [aangeefster] hebben samengewoond, [aangeefster] meermalen heeft mishandeld door haar keel dicht te knijpen. Verdachte heeft dit ook bekend bij de Marechaussee.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd omdat hij onder druk is gezet door de Marechaussee en uit angst voor represailles van [aangeefster].
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [aangeefster] is gedurende de relatie met verdachte meermalen door hem mishandeld doordat zij door verdachte met kracht bij de keel is gepakt en hij haar keel heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden.12 Hij deed dit met één hand en met zijn duim en wijsvinger om haar keel. Eenmaal heeft hij haar vijf a zes seconden zo vast gehouden.13 Ook moest ze een keer op adem komen.14
De militaire kamer acht het een feit van algemene bekendheid dat wanneer iemand zodanig de keel dichtgeknepen dat zij hiervan op adem moest komen en wanneer het dichtdrukken van de keel vijf à zes seconden duurde, dit pijn doet.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3.
hij op tijdstippen in de periode gelegen van 4 februari 2011 tot en met 20 augustus 2011, te Arnhem, telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [aangeefster], met kracht bij de keel heeft gepakt en de keel van die [aangeefster] heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/800973-1115
* Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 oktober 2011 waren verdachte en aangeefster [aangeefster] (verder [aangeefster]) in de woning gelegen aan de [adres 1].16
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangeefster [aangeefster] door een beenklem om haar nek te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd omdat hij onder druk is gezet door de Marechaussee en uit angst voor represailles van [aangeefster].
Beoordeling door de militaire kamer
[aangeefster] en verdachte begonnen met elkaar te stoeien.17 Dit stoeien liep uiteindelijk uit in een worsteling. Verdachte heeft zijn benen om haar nek gedaan en drukte haar naar beneden met haar gezicht richting het bed.18 Het duurde in totaal 5 tot 7 seconden.19 [aangeefster] kon hierdoor bijna geen adem meer halen en heeft last van haar borst bij inademen20
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 31 oktober 2011, te Arnhem, opzettelijk zijn levensgezel, te weten [aangeefster], heeft mishandeld door toen aldaar zijn, verdachtes, benen om de hals van voornoemde [aangeefster] te klemmen en met kracht geklemd te houden
waardoor pijn heeft ondervonden ;
* Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 25 augustus 2011 geschorst uit de voorlopige hechtenis. Een paar dagen later is verdachte weer bij [aangeefster] (verder: [aangeefster]) gaan wonen in Arnhem. Op 31 oktober 2011 verlaat [aangeefster] de woning.21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zijn vriendin.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte heeft een bekennende verklaring heeft afgelegd omdat hij onder druk is gezet door de Marechaussee en uit angst voor represailles van [aangeefster].
Beoordeling door de rechtbank
[aangeefster] verklaart dat verdachte haar heeft bedreigd met de woorden: "ik duw je nog een keer van de trap, maar dan doe ik het wel goed".22 Verdachte verklaart hierover dat dit wel zou kunnen kloppen.23 Hij heeft ook tegen haar gezegd dat hij haar wel "kapot zou maken".24 Ook heeft verdachte tegen [aangeefster] gezegd dat wanneer ze bij de terechtzitting de zaken er erger uit zou laten zien dan dat ze waren, hij haar af zou laten maken.25
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij in de periode gelegen van 25 augustus 2011 tot en met 31 oktober 2011, te Arnhem, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je kapot" en "Ik duw je nog een keer van de trap af maar dan doe ik het wel goed" en "Als je bij een terechtzitting de zaken erger/anders voorstelt dan ze waren dan laat ik je afknallen/afmaken", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/800018-1226
* Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 december 2012 hebben verdachte en aangeefster [aangeefster] (verder: [aangeefster]) elkaar getroffen in Club 22/24 in Doetinchem.27
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, gelet op de verklaring van [aangeefster] en de getuigenverklaring van [getuige 1] bij de politie en bij de rechter-commissaris, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met de dood tegen [aangeefster].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat verdachte tegen haar in Club 22/24 heeft gezegd: "wacht maar, ik maak je kapot".28 Kort daarop heeft verdachte tegen [aangeefster] gezegd: "Ik maak haar dood" en "ik maak je vannacht dood".29 Later heeft verdachte nog gezegd: "Ik pak je als ik buiten kom".30
Verdachte ontkent dat hij deze woorden tegen [aangeefster] heeft gezegd. Verdachte en [aangeefster] leven al enige tijd in onmin met elkaar. In dat licht bezien is de militaire kamer van oordeel dat alle bewoordingen zoals in de tenlastelegging opgenomen, gelet op de verklaring van [aangeefster] en de verklaring van getuige [getuige 1], wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 27 december 2011, te Doetinchem, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik maak je dood" en "Ik maak je vannacht dood" en "Ik pak je als ik buiten kom" en "Ik maak je kapot";
* Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [aangeefster].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij door verdachte is geslagen op het moment dat zij op de parkeerplaats aan de [adres 2] stond. Verdachte ontkent dat hij [aangeefster] heeft geslagen en er zijn geen getuigen geweest die gezien hebben dat verdachte [aangeefster] heeft geslagen. Het enkele feit dat door de verbalisant een buil boven het linkeroog van [aangeefster] is waargenomen, wil niet zeggen dat verdachte dit [aangeefster] heeft aangedaan.
De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/800626-11
Feit 1 primair
"poging toebrenging zwaar lichamelijk letsel, begaan tegen zijn levensgezel"
Feit 2
"bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd"
Feit 3
"mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd"
Ten aanzien van parketnummer 05800973-11
Feit 1
"mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel"
Feit 2
"bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd"
Ten aanzien van parketnummer 05/800018-12
Feit 1
"bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht"
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 dagen met aftrek van de tijd reeds doorgebracht in voorlopige hechtenis en het verrichten van een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen waarvan 75 dagen subsidiair 37 dagen hechtenis. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan. Verdachte en aangeefster hebben een zeer tumultueuze relatie gehad en verdachte is in die relatie zich een aantal keren te buiten gegaan. Uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Er is sprake van huiselijk geweld en daar wordt door het Openbaar Ministerie fel op gereageerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd op de strafmaat.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 januari 2012; en
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 21 oktober 2011 en 20 januari 2012 en , betreffende verdachte;
* een monodisciplinair rapport van drs. J.G. Fennema, psycholoog, gedateerd 13 januari 2012.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim één jaar schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen met de dood, mishandelingen en een poging tot zware mishandeling, alles begaan tegen zijn (ex-)vriendin. De militaire kamer rekent vooral de poging tot zware mishandeling verdachte zwaar aan. Verdachte heeft aangeefster [aangeefster] van vrijwel boven aan de trap geduwd. [aangeefster] had uiteindelijk wat kneuzingen en blauwe plekken, maar het had heel anders af kunnen lopen.
Huiselijk geweld, met name op de wijze zoals dat door verdachte is gepleegd, is zeer ernstig. Juist in de eigen woonomgeving dient men zich veilig te voelen. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is op ernstige en indringende wijze aangetast door verdachte.
Verdachte en [aangeefster] hebben elkaar eind 2010 leren kennen en zijn begin 2011 gaan samen wonen. Vrij snel daarna ontstaan er onderlinge strubbelingen in de relatie welke gepaard gaan met geweldplegingen. Verdachte wordt in augustus 2011 aangehouden en wordt door de rechter-commissaris geschorst onder voorwaarden. Kort na de schorsing gaat verdachte weer samenwonen met [aangeefster] en weer gaat het mis. Verdachte wordt wederom in voorlopige hechtenis genomen en tijdens de terechtzitting van 30 januari 2012 wordt verdachte geschorst onder voorwaarden.
Alhoewel verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld blijkt uit het dossier dat [aangeefster] op verschillende momenten, in weerwil van het contactverbod waarvan zij op de hoogte is, bewust contact zoekt met verdachte. De militaire kamer houdt hier dan ook rekening mee.
Psycholoog Fennema concludeert in haar rapportage tot enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt die conclusie over.
De militaire kamer houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat verdachte de behandeling bij de forensisch psychiatrische polikliniek De Tender in Deventer, die hem als voorwaarde is opgelegd bij een schorsing van de voorlopige hechtenis, positief heeft afgerond.
Alle omstandigheden in aanmerkingen nemende, is de militaire kamer van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de verwijten jegens verdachte. Ondanks het feit dat de militaire kamer één feit minder dan de Officier van Justitie wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, acht de militaire kamer de gevorderde straf passend en geboden, met dien verstande dat de militaire kamer tot een andere uitkomst komt met betrekking tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering worden gebracht.
De militaire kamer zal tevens de opheffing van de reeds geschorste voorlopige hechtenis bevelen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 285, 300, 302, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/800018-12 onder 2 ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
I. een gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
II. het verrichten van een werkstraf gedurende 150 (honderdvijftig) uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf 75 (vijfenzeventig) uren niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op 75 (vijfenzeventig) dagen, waarvan 37 (zevenendertig) dagen zien op het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf en 37 (zevenendertig) dagen op het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf.
Beveelt de opheffing van de - reeds geschorste - voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), en mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (rechter) en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen (militair lid), in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2012.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, Brigade Oostgrens-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 11-004480, gesloten op 6 september 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 34, 4e en 5e regel van boven en 15e en 16e regel van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 139, 4e vraag en antwoord van boven.
3 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 36, derde alinea, 3e regel en 11e en 12e regel en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 197, derde vraag en antwoord.
4 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 36, laatste alinea en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 198 eerste alinea.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 198, eerste alinea 7e en 8 regel van onderen.
6 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 36, 5e zin van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 198, eerste alinea 3 e en 2e zin van onderen.
7 De als bijlage gevoegde foto's van de trap, p. 57-61.
8 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster], p. 39, 4e zin van onderen en de als bijlage gevoegde foto's van [aangeefster] betreffende het letstel van [aangeefster], p. 52.
9 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 34, 4e en 5e regel van boven en 15e en 16e regel van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 139, 4e vraag en antwoord van boven.
10 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 36, 20e regel van onderen en 10e regel van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 155, derde vraag van onderen en 196, derde vraag en antwoord van onderen.
11 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 34, 4e en 5e regel van boven en 15e en 16e regel van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 139, 4e vraag en antwoord van boven.
12 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 35, 10e zin van boven en op de helft van p. 35 en 41, derde alinea van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 193, tweede vraag van onderen, p. 194 tweede en derde vraag en antwoord en vijfde en zesde vraag en antwoord en p. 195 tweede vraag en antwoord.
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 194, vijfde vraag en antwoord, 3 zin van onderen.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 196, eerste vraag en antwoord.
15 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, Brigade Oostgrens-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 11-0085871, gesloten op 24 november 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
16 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 34, 4e en 5e regel van boven en 15e en 16e regel van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 139, 4e vraag en antwoord van boven.
17 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 40, eerste alinea en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 47, tweede en derde vraag en antwoord.
18 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 40, eerste alinea één na laatste zin en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 47, zevende, negende en tiende vraag en antwoord.
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 47, achtste vraag en antwoord.
20 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 40, eerste alinea één na laatste en laatste zin.
21 Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], p. 40, vierde alinea en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 43, derde vraag en antwoord.
22 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster], p. 41, tweede alinea, 3e en 4e regel.
23 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 50, tweede vraag en antwoord.
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 50, tweede vraag en antwoord.
25 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster], p. 40, vierde regel van onderen en proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 50, derde vraag en antwoord van onderen.
26 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, Brigade Oostgrens-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 11-006897, gesloten op 10 januari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
27 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 100, derde alinea, eerste regel en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2012.
28 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 100, negende regel van onderen.
29 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 100, derde regel van onderen en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 105, zesde alinea 5e en zevende regel.
30 Proces-verbaal van aangifte van aangeefster [aangeefster], p. 101, tweede alinea 2e regel.