zaaknummer / rolnummer: 234465 / KG ZA 12-509
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2012
[eisers]
eisers,
advocaat mr. P-P.F. Tummers te Nijmegen,
[gedaagde]
gedaagde,
advocaat mr. A. Kilic- Sahin te Lent, gemeente Nijmegen,
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser sub 1] en [eiser sub 2]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen is op 3 januari 2005 een schriftelijke overeenkomst gesloten waaruit blijkt dat zij in de vorm van een vennootschap onder firma (v.o.f.) voor gezamen¬lijke rekening een kapsalon gingen exploiteren (hierna: de vennootschapsovereenkomst).
2.2. In artikel 17 van de vennootschapsovereenkomst staat:
1. Alle geschillen, die terzake van dezen vennootschap tussen partijen rijzen, worden beslist door drie arbiters die goede mannen of vrouwen naar billijkheid recht spreken in hoogste ressort.
2. Een geschil is aanwezig zodra één partij de aanwezigheid hiervan heeft aangenomen.
3. De arbiters worden door partijen benoemd in onderling overleg of, bij gebreke van overeenstemming, door de rechter van het kanton waar de vennootschap gevestigd is, op verzoek van één of meer van de partijen.
4. De arbiters regelen zelf de wijze van behandeling van het geschil en bepalen in de uitspraak door welke partij(en) de kosten van arbitrage moeten worden gedragen.
5. De arbiters zijn steeds bevoegd hun uitspraak te doen in de vorm van een bindend advies, zij zijn hiertoe verplicht op het eenparig verzoek van partijen, die ook samen mogen bepalen dat in de plaats van drie arbiters volstaan, zal worden met één arbiter.
2.3. Op of omstreeks 1 februari 2007 zijn [eiser sub 1] en [eiser sub 2] als vennoten uit de v.o.f. uitgetreden en is de kapperszaak door [gedaagde] alleen voortgezet.
2.4. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] maken aanspraak op een bedrag van € 38.000,00 van [gedaagde] in verband met hun uittreden uit de v.o.f. Partijen hebben over de afwikkeling van de v.o.f. onderhandeld, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen over de hoogte van het bedrag dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zou toekomen.
2.5. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben [gedaagde] in rechte betrokken en aanspraak gemaakt op bovengenoemd bedrag. De rechtbank Arnhem heeft zich bij vonnis van 15 juni 2011 op grond van artikel 1022 Rv onbevoegd verklaard van de zaak kennis te nemen, omdat partijen in artikel 17 van de vennootschapsovereenkomst een geldig arbitraal beding zijn overeengekomen. In hoger beroep heeft het gerechtshof te Arnhem het vonnis van de rechtbank bij arrest van 19 juni 2012 bekrachtigd.
2.6. Tussen partijen is zonder succes gecommuniceerd om te komen tot een benoeming van arbiters.
3.1. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen - samengevat - bij vonnis te bepalen dat:
a. [gedaagde] dient mee te werken aan de arbiterbepaling zoals in artikel 17 van de vennootschapsovereenkomst is bepaald, waarbij wat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] betreft het arbitertraject ook door één arbiter kan worden behandeld;
b. de zijdens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voorgestelde J.C. Schalkwijk (Apollo Bedrijfsadvies Bureau te Wijchen) als (enige) arbiter te benoemen, dan wel (een) andere arbiter(s) aan te wijzen, dan wel te bepalen dat het Nederlands Arbitrage Instituut door partijen zal worden aangezocht;
c. indien [gedaagde] niet binnen drie weken na dit vonnis (volledig) heeft meegewerkt aan de daadwerkelijke inhoudelijke behandeling van de zaak door de arbiter(s), zij per dag een dwangsom van € 500,00 verbeurt met een maximum van € 10.000,00;
d. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen, kort samengevat, dat uitvoering wordt gegeven aan artikel 17 van de vennootschapsovereenkomst. Zij stellen dat [gedaagde] ondanks haar toezeggingen mee te willen werken aan de aanwijzing van (een) arbiter(s) teneinde het geschil van partijen voortvloeiende uit de het uittreden van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] uit de v.o.f. te laten beslechten, feitelijk niet meewerkt aan de uitvoering daarvan. Nu partijen er onderling niet uitkomen en het niet eens kunnen worden over de benoeming van de arbiter(s), dient de voorzieningenrechter dat te doen, aldus [eiser sub 1] en [eiser sub 2].
3.3. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen een spoedeisend belang te hebben omdat zij vele pogingen hebben ondernomen om de arbiterbepaling uit te voeren, maar daarin niet zijn geslaagd omdat [gedaagde] geen medewerking verleent.
3.4. [gedaagde] voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vloeit in voldoende mate voort uit hun stellingen en standpunten.
4.2. De zaak gaat in de kern om de benoeming van (een) arbiter(s) ter beslechting van het tussen partijen als voormalige vennoten gerezen geschil over de afwikkeling van de v.o.f.
4.3. Op grond van artikel 17 lid 3 van de vennootschapsovereenkomst moeten partijen in onderling overleg komen tot benoeming van drie arbiters. Bij gebreke van overeen¬stemming worden de arbiters op verzoek van een van de partijen door de rechter van het kanton waar de vennootschap is gevestigd benoemd.
4.4. Tussen partijen bestaat geen overeenstemming over de benoeming van de arbiters. Ook op de mondelinge behandeling hebben partijen daarover geen overeenstemming weten te bereiken. Met de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voorgestelde arbiters stemt [gedaagde] niet in, omdat zij vreest dat die niet onpartijdig zullen zijn. Partijen hebben op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij, met het oog op beperking van de kosten van de arbitrage, wel akkoord gaan met de benoeming van één arbiter in plaats van drie arbiters.
4.5. Nu partijen het niet lukt om in onderling overleg een arbiter te benoemen, dient ingevolge artikel 17 lid 3 van de vennootschapsovereenkomst de rechter van het kanton waar de vennootschap is gevestigd de arbiter te benoemen op verzoek van een van de partijen. [gedaagde] voert het verweer dat nu de vennootschap gevestigd was in Nijmegen, de bevoegde rechter om de arbiter te benoemen de kantonrechter te Nijmegen is en aldus de voorzieningen¬rechter van deze rechtbank in kort geding daartoe onbevoegd is.
4.6. Dit verweer faalt. Uit de wet volgt dat de bevoegde rechter om arbiters te benoemen de voorzieningenrechter van de rechtbank is (Wetboek van Burgerlijke rechts¬vordering, Boek 4, Titel 1). In artikel 1027 lid 3 Rv is bepaald dat indien de arbiter niet tijdig is benoemd door de partijen gezamenlijk, wat in de onderhavige zaak het geval is, de arbiter op verzoek van de meest gerede partij wordt benoemd door de voorzieningenrechter van de rechtbank. Gelet hierop dient artikel 17 lid 3 van de vennootschapsovereenkomst aldus te worden uitgelegd dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank die bevoegd is in het kanton Nijmegen recht te spreken, de arbiter benoemt indien partijen dat zelf in onderling overleg niet lukt. De voorzieningenrechter heeft die bevoegdheid niet alleen in een verzoekschriftprocedure, maar is daartoe ook bevoegd in een kort geding procedure zoals de onderhavige. De voorzieningenrechter zal dan ook een arbiter benoemen ter beslechting van het geschil tussen partijen.
4.7. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen over de hoedanigheid van de te benoemen arbiter overeenstemming bereikt in die zin dat een accountant als arbiter moet worden benoemd. De voorzieningenrechter heeft de onderstaande persoon, verbonden aan het Nederlands Arbitrage Instituut, Postbus 21075, 3001 AB Rotterdam, bereid en in staat gevonden om als arbiter te worden benoemd. Op verzoek van de arbiter bepaalt de voorzieningenrechter dat het NAI Arbitragereglement van toepassing is op de arbitrage.
De arbiter dient zelf de kosten van de arbitrage met partijen te regelen, waaronder een door partijen eventueel te betalen voorschot op die kosten.
4.8. Nu de voorzieningenrechter zelf de arbiter benoemt, hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] geen belang meer bij hun vordering onder a. dat volgens henzelf neerkomt op een veroordeling van [gedaagde] om in onderling overleg met hen te komen tot de benoeming van de arbiter. Omdat de arbiter al is benoemd ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding voor het opleggen van de gevorderde dwangsom.
4.9. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. benoemt in het geschil tussen partijen tot arbiter:
- drs. H. Vooys RA, adres Silkeborg 23 te 2905 AS Capelle aan den IJssel, telefoonnummer 010 4509540, e-mail h.vooys@planet.nl,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.