zaaknummer / rolnummer: 196088 / HA ZA 10-243
Vonnis van 24 oktober 2012
de rechtspersoon naar Duits recht
TANKE AUTOHANDEL GMBH,
gevestigd te (48455) Bad Bentheim (Duitsland),
eiseres in conventie,
gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. E. Nijhoff te Almelo,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEFIGRO GENDT B.V.,
gevestigd te Gendt,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
(procedure geschorst ex artikel 29 Fw)
2. de vennootschap onder firma
[gedaagde]
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. B.J. Schadd te Arnhem,
[gedaagde]
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. B.J. Schadd te Arnhem,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIRTGEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Werkendam,
gedaagde,
advocaat mr. S.T.W. Verhaagh te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiseres], Mefigro, de Vof, [gedaagde sub 3] en Wirtgen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 januari 2011
- de akte vermindering/wijziging van eis van [eiseres] van 9 februari 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 oktober 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 juni 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 maart 2012
- de rolverwijzing van 14 mei 2012
- de rolverwijzing van 18 juni 2012
- de conclusie na enquête zijdens [eiseres]
- de antwoordconclusie na enquête zijdens Wirtgen.
1.2. Bij beschikking van 1 mei 2012 is Mefigro in staat van faillissement verklaard. In verband met het faillissement is de procedure in conventie tegen Mefigro op grond van het bepaalde in artikel 29 Fw thans geschorst.
1.3 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie:
2.1. In het tussenvonnis van 26 januari 2011 is de volgende bewijsopdracht gegeven:
6.1 draagt [eiseres] op feiten of omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat zij eigenaar is van de heftruck F269 pb en van de zaken die worden genoemd op de facturen van de Belastingdienst van 30 oktober en 11 december 2008;
6.2. draagt [eiseres] op feiten of omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat Wirtgen toen zij het bezit van de frees type W2100 verkreeg niet te goeder trouw was met betrekking tot de bevoegdheid van Mefigro tot vervreemding van die frees
6.3. draagt [eiseres] op feiten of omstandigheden te bewijzen (voor het geval zij niet slaagt in het onder 6.2. opgedragen bewijs) waaruit kan blijken dat zij ten tijde van de verkoop door Mefigro aan Wirtgen eigenaar was van de frees type W2100.
2.2. Bij akte vermindering en wijziging van eis heeft [eiseres] haar vordering als volgt gewijzigd:
I. Gedaagde sub IV te veroordelen tot afgifte van de frees zoals voornoemd aan [eiseres] zulks uiterlijk binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
Subsidiair
Gedaagde sub I en sub III gezamenlijk en ieder voor zich hoofdelijk des dat de één betalend de ander zal zijn gekweten te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 150.000,00 excl. BTW terzake de koopsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair:
Gedaagde sub I en sub III gezamenlijk en ieder voor zich hoofdelijk des dat de één betalend de ander zal zijn gekweten te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 110.000,00 excl. BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Gedaagde sub I en sub III gezamenlijk en ieder voor zich hoofdelijk des dat de één betalend de ander zal zijn gekweten te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 69.408,13 excl. BTW te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Gedaagde gezamenlijk en ieder voor zich hoofdelijk des dat de één betalend de ander zal zijn gekweten te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 68.263,10 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Gedaagde gezamenlijk en ieder voor zich hoofdelijk des dat de één betalend de ander zal zijn gekweten te veroordelen in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente over de terzake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
2.3. Na vermindering en wijziging van eis gaat het thans primair om een vordering jegens Wirtgen tot afgifte van de frees die Wirtgen van Mefigro heeft gekocht. [eiseres] stelt dat zij eigenaar is en Wirtgen derhalve van een beschikkingsonbevoegde heeft gekocht. In dat kader is niet alleen de door Mefigro gepretendeerde beschikkingsbevoegdheid van belang, maar ook, indien deze niet wordt aangenomen, de vraag of Wirtgen Mefigro voor bevoegd mocht houden. Het is aan Wirtgen om de omstandigheden te stellen die rechtvaardigen dat hij Mefigro voor bevoegd mocht houden en die uitsluiten dat hij reden had aan diens bevoegdheid te twijfelen. In dit verband is onder meer artikel 3:11 BW van belang. Daarin is bepaald dat de goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, niet alleen ontbreekt indien hij de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking moeten hebben kende, maar ook indien hij deze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Artikel 3:11 BW impliceert daarmee een zekere onderzoeksplicht van de persoon die zich beroept op de goede trouw.
2.4. Met betrekking tot de bewijslastverdeling is in het vonnis van 26 januari 2011 (hierna: het tussenvonnis) overwogen dat het aan de verkrijger (Wirtgen) is om een beroep te doen op de goede trouw en de feiten en omstandigheden te stellen die een beroep op de goede trouw kunnen dragen, waarna het bewijs van het tegendeel vervolgens rust op de partij die het bezit is kwijtgeraakt ([eiseres]). Daarbij gaat het niet om het ontzenuwen van een aangenomen vermoeden van het bestaan van goede trouw, maar om het bewijs van het tegendeel. Wirtgen, zo is in het tussenvonnis overwogen, heeft voldoende omstandigheden gesteld die een beroep op de goede trouw zouden kunnen dragen waarna [eiseres] in het tussenvonnis is toegelaten tot het tegendeelbewijs.
2.5. Het tegendeelbewijs moet worden beoordeeld in het licht van de door Wirtgen in het kader van de door haar gestelde omstandigheden. Wirtgen heeft in dat kader gesteld – zie daarvoor het tussenvonnis r.ov. 3.4 – dat Mefigro al langere tijd de volledige beschikking had over de frees, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die maakten dat Wirtgen had moeten twijfelen aan het eigendomsrecht van Mefigro. Voorts heeft zij toegelicht hoe de prijs na inspectie van de machine, begroting van de herstelkosten en onderhandelingen tot stand is gekomen en gemotiveerd aangevoerd dat die prijs gezien de staat van de machine reëel was. Verder heeft zij gesteld dat zij op grond van een mondelinge afspraak waarbij [gedaagde sub 3] (directeur-eigenaar van Mefigro en hierin gedaagde sub 3) haar, anders dan [eiseres] stelt, niet heeft bedreigd en dat zij de koopsom heeft betaald op het door [gedaagde sub 3] genoemde rekeningnummer waarbij haar niet in het bijzonder is opgevallen dat dit de privérekening van [gedaagde sub 3] betrof.
2.6. In het kader van het door [eiseres] te leveren bewijs zijn als getuige gehoord de heren [getuige 1] (partijgetuige; statutair directeur van [eiseres]), [.]. [getuige 2], [.] [getuige 3], [.] [getuige 4] en [.] [getuige 5]. In de contra-enquête zijn zijdens gedaagden sub 1 en 3 gehoord de heren [.] [gedaagde sub 3] [.] (partijgetuige; hierin ook [gedaagde sub 3] genoemd) en [.]. [getuige 6]. Zijdens Wirtgen is in de contra-enquête de heer [.] [getuige 7] (partijgetuige; statutair directeur van Wirtgen) gehoord. De getuigen hebben, voor zover van belang, het volgende verklaard.
De heer [getuige 1] (partijgetuige aan de zijde van eiseres):
Ik zou de frees niet verkocht hebben voor € 110.000,00. Naar mijn mening is dat geen reële prijs. De machine in beschadigde staat had € 170.000,00 tot € 190.000,00 kunnen opbrengen. Ik had er destijds een klant voor, de naam van die klant weet ik nu niet meer. Ik herinner mij verder dat de heer [getuige 2], een mij bekende verkoper van machines, destijds een bod op de frees heeft gehad voor € 190.000,00.
De heer [.]. [getuige 2] (directeur van een taxatiebedrijf):
Ik heb de frees destijds in opdracht van [eiseres] bekeken bij Mefigro in Gendt. Ik heb [eiseres] daarna gemeld dat ik een koper had voor de frees, mits deze op korte termijn gereed zou zijn. Deze koper was het bedrijf De [getuige 7] uit Beesd. De [getuige 7] werd vertegenwoordigd door de heer [betrokkene A]. (…) Ik heb met [betrokkene A] destijds niet over een concrete eindprijs gesproken. Ik heb hem wel een indicatie gegeven van de verkoopprijs, dat was ongeveer
€ 300.000,00. (…) Ik heb van [betrokkene A] het groene licht gekregen om deze transactie af te werken op basis van de richtprijs van € 300.000,00. Voor mij zou de totstandkoming van de koop betekenen het kunnen innen van een verkoopcommissie. (…) Ik heb [gedaagde sub 3] toen verteld dat er een potentiële koper was voor de frees. [gedaagde sub 3] wist op dat moment niet wie dat was. (…) [gedaagde sub 3] schatte toen in dat met de reparatie van de frees circa € 100.000,00 was gemoeid. Dit leek mij destijds ook een redelijk bedrag. (…) Ik heb inmiddels van de heer [betrokkene A] begrepen dat MNO Vervat of De [getuige 7] de frees heeft gekocht van Wirtgen. Ik meen mij te herinneren van [betrokkene A] begrepen te hebben dat de frees is aangekocht voor circa € 250.000,00. (…). Ik ben beëdigd taxateur en heb ruime ervaring met het taxeren van diverse machines, ook in beschadigde staat. Ik ben van mening dat een prijs van
€ 110.000,00 voor de frees in beschadigde staat een koopje is geweest. De machine zou bij verkoop van de losse onderdelen al meer dan € 110.000,00 kunnen opbrengen. Mefigro is naar mijn mening niet een gebruikelijke partij om een dergelijke asfaltfreesmachine van te kopen. Mefigro zit namelijk niet in de markt van de verhuur en verkoop van dergelijke machines. Dit betreft een vrij kleine en specifieke markt. Wirtgen is op afstand de wereldmarktleider voor deze machines. U houdt mij voor dat Wirtgen de reparatiekosten van de freesmachine op € 193.000,00 heeft begroot. Dit bedrag komt mij hoog voor. (…) naar mijn mening is het niet gebruikelijk dat in deze markt de koopprijs van de machine door de koper wordt overgemaakt op de privérekening van de statutair directeur van de verkoper. Dit is zeker niet gebruikelijk binnen een concern als Wirtgen. Mij is bekend dat bij Wirtgen daarvoor regels gelden, zeker als het gaat om een eerste transactie met een verkoper waarmee niet eerder zaken is gedaan.
De heer [.] [getuige 3] (in- en verkoper bij [eiseres]):
Zoals ik zei heb ik de machine destijds gekocht voor 61.500 pond.
De heer [.] [getuige 4] (toegevoegd kandidaat deurwaarder):
In mijn gesprek met De [getuige 7] is de aankoop van de machine door Wirtgen ter sprake gekomen. (…) de [getuige 7] vertelde mij dat [gedaagde sub 3] er op stond dat hij onmiddellijk betaald zou krijgen. [gedaagde sub 3] heeft bij Wirtgen op de betalingstransactie gewacht en vervolgens gecontroleerd of het geld was overgemaakt. Daarna is [gedaagde sub 3] vertrokken. Dit is het verhaal dat ik destijds van De [getuige 7] heb vernomen. Ik weet niet of De [getuige 7] dit zelf heeft geconstateerd of dat hij deze gang van zaken van anderen heeft gehoord. (…) de [getuige 7] heeft mij verder verteld dat [gedaagde sub 3] destijds wat zenuwachtig was geweest. De betaling moest voltooid zijn voor het vertrek van [gedaagde sub 3].
De heer [.] [getuige 5] (zelfstandig ondernemer, handelaar in machines):
Deze machine had aanzienlijke brandschade. In eerste instantie vroeg [eiseres] een bedrag van € 180.000,00 à € 185.000,00 voor de machine in beschadigde staat. Die prijs vond ik veel te hoog en dat heb ik [eiseres] ook laten weten. (…) Ik heb toen voorgesteld om de asfaltfreesmachine te ruilen tegen een aantal nieuwe graafmachines. Mijn voorstel hield concreet in circa twaalf of dertien van deze mini graafmachines voor de asfaltfrees. Deze mini graafmachines vertegenwoordigden een handelswaarde van circa € 152.000,00. (…) min insteek bij mijn voorstel was om een aantal van deze graafmachines weg te zetten en de asfaltfrees te verkopen voor een bedrag van circa € 150.000,00 à € 160.000,00.
De heer [.] [gedaagde sub 3] [.] (partijgetuige; gedaagde sub 3):
Ook ik handel in grote machines tot 100 ton met schade. Mijn bedrijf Mefigro repareert deze om ze vervolgens door te verkopen. (…) Wij hebben de frees uit elkaar gehaald en schoongemaakt. Vervolgens kregen wij last van de recessie. De markt voor deze machines was niks meer. (…) In eerste instantie heb ik naar een koper gezocht in Duitsland en Engeland maar hier raakte ik de machine niet kwijt. Vervolgens heb ik de machine aangeboden aan de heer [.] [getuige 7] van Wirtgen. Ik meen dat ik de machine aan Wirtgen heb verkocht voor € 110.000,00. (…) In mijn ogen was het bedrag van € 110.000,00 op dat moment een goede prijs, vanwege de ontbrekende interesse op de markt. Tot dat moment had ik niet eerder zaken gedaan met Wirtgen. Ik herinner mij dat ik nog redelijk met de heer De [getuige 7] heb moeten bakkeleien over de prijs. (…) De machine heb ik vervolgens zelf met de vrachtwagen naar Wirtgen gebracht. Daarbij is de betaling gelijk geregeld op het kantoor van Wirtgen. Wirtgen wilde in eerste instantie vanaf haar ING rekening het aankoopbedrag overmaken naar mijn zakelijke rekening bij de Rabobank. Omdat overschrijving van dat bedrag niet gelijk kon plaatsvinden heb ik voorgesteld om het bedrag over te maken naar mijn privérekening bij de ING bank.
De heer [.] [getuige 7] (partijgetuige aan de zijde van gedaagde sub 4):
In eerste instantie heb ik aangegeven dat Wirtgen geen interesse had. Wij zijn een handelsmaatschappij en de aan- en verkoop van gebruikte machines is niet echt ons ding. Wouter heeft daarbij een prijs genoemd van € 150.000,00 à €160.000,00. Ik wilde in eerste instantie namens Wirtgen niet meer bieden dan € 80.000,00. tijdens een later bezoek van [gedaagde sub 3] aan Wirtgen in Werkendam zijn wij uitgekomen op een prijs van € 110.000,00. Dat was voor ons de maximale prijs gezien de nog te maken reparatiekosten. (...) Op het moment dat [gedaagde sub 3] de machine kwam afleveren was ik zelf niet aanwezig. Vanuit Wirtgen is toen telefonisch contact met mij opgenomen, waarna ik toestemming heb gegeven voor de betaling. Naar ik heb begrepen was dit bezoek van [gedaagde sub 3] nogal hectisch. Daarmee bedoel ik dat [gedaagde sub 3] de machine onaangekondigd bij ons kwam afleveren. Later heb ik van onze boekhouder vernomen dat [gedaagde sub 3] wilde zien dat het geld daadwerkelijk was overgemaakt door Wirtgen. Dat is voor ons wat vreemd. Als wij geld overmaken, dan maken wij geld over. De verklaring van zojuist van [gedaagde sub 3] over de ING en Rabobank rekeningen kende ik niet. Die heb ik vandaag voor het eerst gehoord. (…) het doel van Wirtgen van deze aankoop was om de machine te repareren en vervolgens te verkopen. Het was een relatief jonge machine uit 2007 met een lage draaiurenstand. Als je de bruto prijzen voor de reparatie kent, dan is de machine in feite total loss. Wij hebben een aankoopprijs van
€ 110.000,00 betaald en de kostprijs voor de onderdelen die nodig waren voor de reparatie zou voor ons uitkomen op circa € 110.000,00 tot € 120.000,00. Wij schatten destijds de verkoopprijs na reparatie in op € 260.000,00 zodat de aankoop en reparatie van deze machine interessant was voor Wirtgen. (…) Voorafgaand aan het zaken doen met Mefigro ben ik niet nagegaan of zij eigenaar was van de asfaltfrees. Ik kende Mefigro niet voordien. Elke asfaltfrees heeft een serienummer. Aan de hand van het serienummer kun je nagaan wat de historie is van de machine. Via ons hoofdkantoor in Duitsland wist ik dan ook dat de machine afkomstig was uit Engeland. (…) Het aanbod van deze machine werd verklaard door de brandschade die had plaatsgevonden. Ik had geen aanleiding om te twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van Mefigro. (…) de markt van asfaltfreesmachines is weliswaar een kleine maar er zijn vele tussenhandelaren actief.
2.7. [eiseres] vindt dat op grond van de hiervoor vermelde getuigenverklaringen de goede trouw van Wirtgen bij de aankoop van de freesmachine niet kan worden aangenomen. De door Wirtgen betaalde prijs was veel te laag voor een machine als deze, en ook het handelen van [gedaagde sub 3] bij de aflevering en de betaling van de frees had Wirtgen moeten aanzetten tot een nader onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van [gedaagde sub 3] c.q. Mefigro dienaangaande.
2.8. [eiseres] wordt daarin niet gevolgd. Wat betreft een gebruikelijke prijs voor een machine als deze, hebben de getuigen verschillend verklaard. Uit een aantal verklaringen volgt de redelijkheid van een prijs van € 110.000,00. Andere verklaringen geven steun voor een hogere prijs, naar stelling van [eiseres] € 150.000,00 of hoger. Hoe het ook zij, heeft [eiseres], blijkens de verklaring van haar medewerker [getuige 3] de machine destijds, in 2008, voor GBP 65.000,00 gekocht, hetgeen in 2008 neerkomt op een bedrag van ongeveer
€ 80.000,00. Gelet hierop kan bezwaarlijk worden volgehouden dat een prijs van
€ 110.000,00 niet reëel zou zijn. Weliswaar heeft Mefigro reparatiewerkzaamheden aan de machine verricht, maar deze waren nog niet afgerond, integendeel bevond de machine zich bij Wirtgen in een gedeeltelijk gedemonteerde staat en moest er nog het nodige aan gebeuren. Te dien aanzien heeft deurwaarder Van [getuige 4] verklaard dat ten tijde van diens beslaglegging de machine uit elkaar was gehaald en een aantal onderdelen op een andere plek stond op het terrein.
2.9. Maar ook indien de prijs van € 110.000,00 een ongebruikelijk lage is geweest, is het verschil met de uit een aantal verklaringen volgende prijs van € 150.000,00 of mogelijk iets hoger, niet zodanig groot dat het Wirtgen in redelijkheid had moeten brengen tot een nader onderzoek. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het hier gaat om een tweedehandsmachine die, zoals uit een aantal getuigenverklaringen volgt, in onbeschadigde staat een waarde zou vertegenwoordigen van ongeveer € 300.000,00. In dat licht is een waardeverschil van € 40.000,00 (€ 150.000,00 -/- € 110.000,00) of mogelijk wat hoger niet bijzonder van belang.
2.10. Getuige De [getuige 7] van Wirtgen heeft verklaard dat er sprake was van een wat wonderlijke situatie rondom de aflevering en betaling van de frees. De aflevering van de frees aan het adres van Wirtgen werd niet vooraf door [gedaagde sub 3] aangekondigd en betaling van de koopsom diende op verzoek van [gedaagde sub 3] plaats te vinden door een stante pede overmaking naar de privérekening van [gedaagde sub 3]. Naar het oordeel van de rechtbank had dit Wirtgen niet tot een nader onderzoek hoeven dwingen. Daarbij is van belang dat [gedaagde sub 3] als directeur/eigenaar gerechtigd was tot het vermogen van Mefigro waardoor een verzoek tot betaling op de privérekening van [gedaagde sub 3] in redelijkheid geen aanleiding geeft voor twijfel ten aanzien van diens beschikkingsbevoegdheid in relatie tot Mefigro.
2.11. De eerder door [eiseres] naar voren gebrachte stelling dat Mefigro een ongebruikelijke speler is op de markt voor machines als deze, is gelet op hetgeen de getuigen te dien aanzien hebben verklaard, niet komen vast te staan. Uitsluitend getuige [getuige 2] heeft verklaard dat Mefigro gewoonlijk niet in dit soort zware machines handelde. [gedaagde sub 3] heeft echter verklaard dat hij vaker zware machines als deze verhandelt. De [getuige 7] van Wirtgen heeft weliswaar verklaard dat hij Mefigro niet eerder dan door de onderhavige transactie kende, maar ook hij heeft ook verklaard dat er vele tussenhandelaren op deze markt actief zijn, waaronder hier dus kennelijk Mefigro. Overigens staat los van de stelling van [eiseres] dat Mefigro geen gebruikelijke speler was, de stelling van Wirtgen dat zij van de beschikkingsbevoegdheid van Mefigro mocht uitgaan in de wetenschap dat Mefigro al langere tijd de beschikking had over deze frees en al enige tijd eerder bij haar had gepolst of zij belangstelling had voor deze frees. Dit leidt ertoe dat ook indien moet worden aangenomen dat Mefigro geen gebruikelijke speler was op deze markt, Wirtgen wel van de beschikingsbevoegdheid van Mefigro mocht uitgaan, ook zonder voorafgaand onderzoek.
2.12. De slotsom van het voorgaande is dat de primaire vordering jegens Wirtgen tot afgifte van de frees wordt afgewezen.
2.13. Wat betreft de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen wordt het volgende overwogen. De vorderingen zijn hoofdelijk gericht jegens Mefigro en [gedaagde sub 3], de laatste in zijn hoedanigheid van statutair directeur van Mefigro. De procedure in conventie jegens Mefigro is ex artikel 29 Fw geschorst in verband met het over haar uitgesproken faillissement waardoor een beoordeling van de vordering, voor zover deze jegens haar is ingesteld, (thans) niet aan de orde is.
2.14. De grondslag van de vordering tegen [gedaagde sub 3] is gelegen in een persoonlijke aansprakelijkheid van hem in zijn hoedanigheid als bestuurder van Mefigro. Hem wordt persoonlijk verweten dat Mefigro de met [eiseres] overeengekomen koopsom voor de frees nog niet aan [eiseres] heeft betaald, voorts dat hij de van Wirtgen ontvangen koopsom buiten het vermogen van Mefigro heeft gehouden. [eiseres] baseert zich daarbij op de in artikel 2:248 BW bepaalde wettelijke vermoedens, waarmee hij echter miskent dat vorderingen op die grondslag uitsluitend toekomen aan de curator. Ook het verwijt dat [gedaagde sub 3] de van Wirtgen ontvangen gelden buiten het vermogen van Mefigro heeft gehouden leidt niet tot een toewijsbare vordering. Hooguit heeft Mefigro, en thans de curator namens de boedel, een vordering op [gedaagde sub 3] in dat verband. Een dergelijke vordering heeft [eiseres] niet. Dit leidt ertoe dat de vorderingen tot afdracht van de van Wirtgen ontvangen koopsom ook worden afgewezen in zoverre deze tegen [gedaagde sub 3] zijn gericht.
2.15. Meest subsidiair worden de kosten van het beslag gevorderd. In zoverre de vordering tegen Mefigro is gericht, staat deze in verband met de hiervoor vermelde schorsing ex artikel 29 Fw (thans) niet ter beoordeling. Ook een persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 3] voor deze kosten kan, gelet op hetgeen hiervoor te dien aanzien is overwogen, niet worden aangenomen. Hoewel de formulering van de eis zoals gewijzigd – gericht tegen “gedaagde”/enkelvoud – op zich kan duiden op een vordering jegens de andere gedaagden, moet de vordering gelet op de toelichting van [eiseres] in haar conclusie na enquête onder 31 aldus worden begrepen dat deze uitsluitend is gericht tegen Mefigro en [gedaagde sub 3] in persoon. Een beoordeling van de vordering zal ten aanzien van de andere gedaagden dan ook achterwege kunnen blijven c.q. zullen de vorderingen ook ten aanzien van de andere gedaagden worden afgewezen.
2.16. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure
worden veroordeeld. De Vof en [gedaagde sub 3] zijn gedeeltelijk in deze procedure samen opgetrokken. Het advocatensalaris dat op dat gedeelte betrekking heeft – het gaat om de conclusie van antwoord en de comparitie – zal daarom tussen hen worden gedeeld. Hetzelfde geldt voor het door hen betaalde griffierecht
De kosten aan de zijde van de Vof worden begroot op
- betaald griffierecht 1.450,00 (2.900,00 / 2)
- salaris advocaat 452,00(1 punt × factor 1,0 × tarief 2)
Totaal € 1.902,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 3] worden begroot op:
- betaald griffierecht 1.450,00 (2.900,00 / 2)
- getuigenkosten 200,00
- salaris advocaat 3.552,50 (2,5 punt × factor 1,0 × tarief 5)
Totaal € 5.202,50
De kosten aan de zijde van Wirtgen worden begroot op:
- betaald griffierecht 236,00
- salaris advocaat 2.034,00 (4,5 punt× factor 1,0 × tarief 2)
Totaal € 2.271,00
Wirtgen heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad van de kostenveroordeling gevorderd, hetgeen zal worden toegewezen.
2.17. Ten aanzien van de eis in reconventie wordt het volgende overwogen. Blijkens de conclusie van eis in reconventie van Mefigro, de Vof en [gedaagde sub 3] is de vordering in reconventie ten aanzien van de laatste twee voorwaardelijk ingesteld, namelijk onder de voorwaarde dat jegens hen de vorderingen in conventie worden toegewezen. Die voorwaarde is niet vervuld waardoor de vorderingen in reconventie uitsluitend nog Mefigro (als eiser) betreffen. Het gaat om een vordering tot schadevergoeding als gevolg van het stopzetten door [eiseres] van de leveranties aan Mefigro van autowrakken, alsmede een vordering tot schadevergoeding in verband met de ten laste van Mefigro gelegde conservatoire beslagen waarvan Mefigro stelt dat deze ten onrechte zijn gelegd. Als aangekondigd in het tussenvonnis, zal thans de vordering met betrekking tot het stopzetten van de leveranties van de autowrakken worden afgewezen. Wat betreft de door Mefigro gestelde schade als gevolg van de beslagen is het oordeel dat Mefigro niet heeft toegelicht in welke zin zij daardoor schade heeft geleden. Daardoor is de mogelijkheid dat schade is geleden niet aannemelijk geworden zodat haar vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure, zoals door haar gevorderd, wordt afgewezen. Bovendien kan de onrechtmatigheid van het conservatoir beslag tot afgifte van de heftruck al niet worden aangenomen gelet op het feit dat Mefigro de heftruck nog tijdens de procedure aan [eiseres] heeft teruggeven waarmee zij kennelijk de eigendomspretenties van [eiseres] heeft erkend en daarmee de rechtmatigheid van dit beslag. Ook in dat verband kan van enige vergoeding van schade in verband met dit beslag geen sprake zijn.
2.18. Mefigro wordt in de kosten van [eiseres] veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op salaris advocaat € 1.004,00 (2 punten× factor 1,0 × tarief 2).
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verstaat dat de procedure jegens Mefigro is geschorst ex artikel 29 Fw,
3.2. wijst de vorderingen jegens de Vof, [gedaagde sub 3] en Wirtgen af,
3.3. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Vof begroot op € 1.902,00, aan de zijde van [gedaagde sub 3] begroot op € 5.202,50, en aan de zijde van Wirtgen begroot op € 2.271,00,
3.4. verklaart het vonnis wat betreft de hiervoor onder 3.3. vermelde veroordeling in de kosten aan de zijde van Wirtgen, uitvoerbaar bij voorraad.
3.5. wijst de vorderingen af,
3.6. veroordeelt Mefigro in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] begroot op
€ 1.004,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.