ECLI:NL:RBARN:2012:BY2373

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
794467 CV Expl. 12-1
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in een hoger beroep

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat. De eiser, aangeduid als [eisende partij], had een overeenkomst van opdracht gesloten met de gedaagde partij, een advocaat, om hoger beroep in te stellen tegen een eerder vonnis. De gedaagde partij heeft deze opdracht aanvaard, maar heeft nagelaten om daadwerkelijk hoger beroep in te stellen. Dit leidde tot een aansprakelijkheidsstelling door de eiser, die de gedaagde partij aansprakelijk stelde voor de gevolgen van het niet uitvoeren van de opdracht. De eiser heeft ook een klacht ingediend bij de Raad van Discipline, die oordeelde dat de gedaagde partij de klacht gegrond was en hem een voorwaardelijke schorsing oplegde.

De eiser vorderde schadevergoeding van de gedaagde partij, die bestond uit de kosten die de eiser had gemaakt ter voldoening aan het eerdere vonnis, vermeerderd met een eigen bijdrage voor rechtsbijstand. De gedaagde partij voerde verweer en betwistte de schade. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk schade had geleden, omdat onduidelijk bleef wie de huurder van de garagebox was en wie feitelijk schade had geleden door het bevel tot ontruiming. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de eiser moest worden afgewezen, en veroordeelde de eiser in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door kantonrechter J.D.A. den Tonkelaar op 29 oktober 2012. De eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gedaagde partij op € 600,- werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is te vinden op de website van de Rechtspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 794467 \ CV EXPL 12-1 \ 282fh
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. D. Zeewuster
toevoeging nummer [nummer]
tegen
mr. [gedaagde partij]
advocaat, kantoorhoudende te [vestigingsplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het griffie-exemplaar van het vonnis van de kantonrechter van 25 juni 2012 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting van 3 oktober 2012.
2. De feiten
2.1. De kantonrechter te Nijmegen heeft bij vonnis van 25 november 2005:
a) de huurovereenkomst tussen de besloten vennootschap Tessenburgh B.V. te Alphen aan de Rijn als verhuurster en [eisende partij] als huurster van een garagebox te Gendt ontbonden;
b) [eisende partij] veroordeeld om die garagebox te ontruimen;
c) [eisende partij] veroordeeld om aan Tessenburgh te betalen € 1.910,- aan achterstallige huurpenningen tot 1 juni 2005, buitengerechtelijke kosten en verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.552,- vanaf 8 juni 2005 tot aan de dag van volledige betaling;
d) [eisende partij] veroordeeld om aan Tessenburgh te betalen en een bedrag van € 60,- voor iedere maand of gedeelte van een maand dat zij die garagebox na 1 juni 2005 in gebruik had;
e) [eisende partij] in de proceskosten veroordeeld;
f) het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2. [eisende partij] heeft zich daarop tot [gedaagde partij] gewend. Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten, strekkende tot het instellen van hoger beroep van dat vonnis door [gedaagde partij] en tot diens fungeren als raadsman van [eisende partij] in de appelprocedure.
2.3. [gedaagde partij] heeft de desbetreffende opdracht aanvaard, maar geen hoger beroep ingesteld.
2.4. Bij aangetekende brief van 2 mei 2009 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het niet uitvoeren van de opdracht.
2.5. [eisende partij] heeft vervolgens bij de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof Arnhem een klacht ingediend, inhoudende dat [gedaagde partij] 1) de opdracht om hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter heeft aanvaard, maar heeft nagelaten dat daadwerkelijk te doen, en 2) onvoldoende met haar heeft gecommuniceerd en haar onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken.
2.6. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 13 januari 2009 aan [eisende partij] een toevoeging onder nummer [nummer] verleend met het oog op een geschil met [gedaagde partij]. Op de beschikking is een eigen bijdrage ad € 94,- vermeld.
2.7. De Raad van Discipline heeft op 25 maart 2010 beslist dat de beide klachtonderdelen gegrond zijn en [gedaagde partij] een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van zijn praktijk voor de duur van twee weken opgelegd met een proeftijd van twee jaar.
2.8. Gerechtsdeurwaarderskantoor Tempelman-De Niet heeft op 27 november 2008 aan [eisende partij] per e-mail de volgende opgaaf van de door haar voldane kosten gezonden:
hoofdsom titel € 1.910,53
rente 290,82
proceskosten 518,60
betekening 81,71
Executiekosten 767,13
Nakosten 75,-
Vervallen termijnen 780,- +
Totaal voldaan € 4.423,79
3. De vordering en het verweer
3.1. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] zal veroordelen:
I. om aan haar te betalen € 4.517,79 aan hoofdsom;
II. om aan haar te betalen de wettelijke rente over de hoofdsom, te berekenen vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die van de algehele voldoening;
III. [gedaagde partij] zal veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor haar gemachtigde en de nakosten.
3.2. De vordering is - tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten - gegrond op de stelling, kort gezegd, dat [gedaagde partij] moet opkomen voor de schade die [eisende partij] heeft geleden als gevolg van de beroepsfout van [gedaagde partij]. Deze heeft verzuimd hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter in te stellen, hoewel hij destijds van mening was dat hoger beroep een redelijke kans van slagen had. De schade bestaat uit de kosten die [eisende partij] heeft voldaan ter voldoening aan dat vonnis, vermeerderd met haar eigen bijdrage voor rechtsbijstand.
3.3. [gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen en weren van partijen wordt, voor zover hier van belang, hieronder ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vast staat dat [gedaagde partij] de onder 2.3 bedoelde opdracht heeft aanvaard, maar dat er geen appel is ingesteld. Partijen verschillen van mening over de oorzaak hiervan. [gedaagde partij] heeft ter zitting verklaard dat hem een schriftelijke getuigenverklaring was toegezegd waarin werd bevestigd dat niet [eisende partij] maar een zekere [persoon X] de huurder van de garagebox was, maar dat die verklaring hem niet tijdig is verstrekt. [eisende partij] bestrijdt dit; zij bevestigt dat met [gedaagde partij] over deze getuige is gesproken, maar geeft niet aan welke afspraak gemaakt is over de verklaring. Dit kan echter in het midden blijven, omdat de kantonrechter van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat [eisende partij] schade heeft geleden.
4.2. Weliswaar staat vast dat [eisende partij] degene is die door de kantonrechter is veroordeeld en dat in het kader van de tenuitvoerlegging van het vonnis beslag op haar loon is gelegd, maar ook in dit geding is vaag gebleven wie de huurder althans de gebruiker was van de garagebox en wie dus feitelijk schade lijdt door het bevel tot ontruiming. [eisende partij] stelt dat [persoon X] in feite de huurder van de garagebox was. [persoon X] heeft ditzelfde ook ter zitting verklaard. In hun visie is dus [persoon X] degene die de verhuurder moet betalen en daarmee alle problemen van [eisende partij] had kunnen voorkomen. Zijn mededeling “dat de verhuurder zijn geld niet wilde” verandert daar niets aan omdat hij via [eisende partij] had kunnen betalen.
4.3. Over de eigen bijdrage van € 94,- van [eisende partij] voor rechtsbijstand overweegt de kantonrechter dat uit de toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand niet blijkt dat deze verschuldigd was in het kader van de klacht van [eisende partij] tegen [gedaagde partij] voor de Raad van Discipline. [eisende partij] heeft immers geen kostendeclaratie in het geding gebracht waarvoor zij deze eigen bijdrage verschuldigd was. Evenmin blijkt op dit punt, indien [eisende partij] dat van mening zou zijn, van een fout van haar tegenwoordige raadsvrouwe mr. Zeewuster.
4.4. Een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering van [eisende partij], ook los van de vraag of [gedaagde partij] haar al dan niet tijdig heeft gewaarschuwd dat de termijn voor hoger beroep zou verlopen, moet worden afgewezen.
4.5. [eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De aan de zijde van [gedaagde partij] gevallen kosten worden begroot op nihil voor verschotten en 3 punten à € 200,- volgens het liquidatietarief voor salaris gemachtigde, totaal € 600,-.
5. BESLISSING
De kantonrechter
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt [eisende partij] in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde partij] begroot op € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op