Parketnummer : 05/700174-12
Datum zitting : 24 oktober 2012
Datum uitspraak : 7 november 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen.
Officier van justitie : mr. T.C. Henniphof
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met [slachtoffer], geboren
op 20 juni 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt ontuchtige handelingen te plegen, daartoe opzettelijk ontuchtig -
zakelijk weergegeven -:
- zijn, verdachtes, broek heeft losgemaakt en/of
- zijn, verdachtes, penis aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of
- zich in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer] heeft afgetrokken en/of
- (daarbij) aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem, verdachte, wilde
helpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 augustus 2011 te Arnhem zich opzettelijk oneerbaar op of
aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Plataanstraat,
met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of zichzelf heeft bevredigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 24 oktober 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 augustus 2012 heeft verdachte op de stoep bij een woning in Arnhem zijn broek opengemaakt en zijn penis aan [slachtoffer], geboren op 20 juni 2004, getoond. Verdachte heeft zich in het bijzijn van [slachtoffer] afgetrokken en hij heeft tijdens dit aftrekken aan [slachtoffer] gevraagd of zij hem wilde helpen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om het primair tenlastegelegde bewezen te achten. Verdachte was al begonnen met zichzelf af te trekken toen hij aan [slachtoffer] vroeg of ze hem wilde helpen. Daarnaast heeft verdachte bij de politie noch op de zitting uitgesloten dat hij zich door [slachtoffer] zou hebben laten aftrekken als zij op zijn verzoek om te helpen was ingegaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, nu er geen begin van uitvoering is geweest. Het handelen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm niet gericht geweest op de voltooiing van het plegen van ontuchtige handelingen.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft buiten op straat, in de nabijheid van een minderjarig meisje, zijn broek opengemaakt, zijn penis uit zijn broek gehaald en zichzelf in het bijzijn van het slachtoffer afgetrokken. Verdachte heeft tijdens dit aftrekken aan [slachtoffer] gevraagd of zij hem hierbij wilde helpen. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte van dien aard zijn dat deze naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn geweest op het plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige [slachtoffer]. Door [slachtoffer] te vragen of zij hem wilde helpen bij het aftrekken, heeft verdachte de grens van het subsidiair tenlastegelegde artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht overschreden en een begin van uitvoering gemaakt met het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht . De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 augustus 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met [slachtoffer], geboren
op 20 juni 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt ontuchtige handelingen te plegen, daartoe opzettelijk ontuchtig -
zakelijk weergegeven -:
- zijn, verdachtes, broek heeft losgemaakt en
- zijn, verdachtes, penis aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of
- zich in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer] heeft afgetrokken en/of
- (daarbij) aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem, verdachte, wilde
helpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
Poging tot het buiten echt plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van 5 jaren, met de bijzondere voorwaarden van klinische behandeling, het houden aan de aanwijzingen van Trajectum, reclasseringstoezicht, een drugsverbod en mee werken aan urinecontroles.
Het standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat een geheel voorwaardelijke straf kan worden opgelegd. Verdachte ondergaat nu al vrijwillig een klinische behandeling en hij ondergaat daardoor al meer dan voldoende beperkingen in zijn vrijheid.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 2 februari 2012;
• een Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. [psychiater], psychiater, gedateerd 19 oktober 2012, betreffende verdachte;
• een Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd
18 oktober 2012, betreffende verdachte;
• een Reclasseringsadvies d.d. 28 september 2012, opgemaakt door [rapporteur], betreffende verdachte.
Uit het psychiatrisch rapport komt naar voren dat het bewezenverklaarde delict onderdeel lijkt uit te maken van een min of meer vast patroon vanaf 20007/2008. Seksualiteit lijkt het karakter te hebben van spanningsregulatie waarbij verdachte vanuit oplopende spanningen en/of overvraging tot grensoverschrijdend seksueel gedrag komt. De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Een langdurig behandeltraject is te verwachten, mogelijk langer dan twee jaar. Ambulante behandeling is ontoereikend gebleken. De voorkeur van de rapporteur gaat uit naar een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. De recidivekans wordt ingeschat als matig tot hoog.
Uit het psychologisch rapport komt naar voren dat verdachte op zwakbegaafd niveau functioneert. De psycholoog rapporteert dat de verweten gedraging onderdeel uitmaakt van een patroon waar verdachte geen controle over heeft. Zijn seksuele obsessie en onvermogen zijn behoeftebevrediging op een ander manier te vervullen brengen hem tot het bewezenverklaarde feit, waardoor verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten is. Het delictrisico wordt als onverminderd hoog beoordeeld. Een behandeling in een context waarin er sprake is van een hoog beveiligingsniveau ter bescherming van de maatschappij wordt noodzakelijk geacht.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van ontucht met een minderjarig meisje. Dit is een bijzonder ernstig feit. Verdachte heeft hiermee de openbare orde geschokt. Een dergelijke poging tot misbruik van zeer jonge kinderen zorgt voor een gevoel van angst en onmacht bij ouders en verzorgers. Verdachte heeft door zijn handelen slechts oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeftebevrediging en heeft er hierdoor blijk van gegeven zich op geen enkele wijze te hebben verdiept in hetgeen zijn handelen in psychische zin ten tijde van het tenlastegelegde en in de toekomst tot gevolg zou kunnen hebben voor zijn slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank heeft er daarbij rekening mee gehouden dat verdachte obsessief seksueel gedrag vertoont ten aanzien van jonge kinderen en dat behandeling noodzakelijk wordt geacht.
Gelet op de inhoud van voornoemde rapportages zal de rechtbank van deze vrijheidsstraf een deel voorwaardelijk opleggen en daaraan - gelet op de door de deskundige genoemde noodzaak tot een intensieve behandeling om het herhalingsgevaar te beperken - de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zich laat behandelen in polikliniek Trajectum of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft bij haar strafmaat rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid in combinatie met zijn zwakbegaafdheid en de noodzaak om de bijzondere voorwaarden te ondersteunen met een lang voorwaardelijk strafdeel.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank ziet hierin reden om een proeftijd op te leggen voor de duur van 5 jaar.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf tien (10) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 5 (vijf) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende twee jaren zal laten opnemen in Trajectum waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
5. zich gedurende de proeftijd op dag(en)- en tijdstip(pen) bij Reclassering Nederland zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovend(e) middel(en) / alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat deze bijzondere voorwaarden, niettegenstaande eventueel hoger beroep, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Aldus gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik, als voorzitter, mr. J.P.M. Schwillens, mr. M. van der Linde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2012.