ECLI:NL:RBARN:2012:BY2282

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700527-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk ongeval met vrachtauto door aanmerkelijk onvoorzichtig rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk ongeval met een vrachtauto. De verdachte, een beroepschauffeur, werd beschuldigd van roekeloos en aanmerkelijk onoplettend rijden, wat resulteerde in de dood van een 12-jarig meisje. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 maart 2012 in Nijmegen, terwijl hij niet bekend was met de verkeerssituatie, de voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer negeerde en rechtsaf sloeg zonder de fietsster voor te laten gaan. Dit leidde tot een aanrijding waarbij het meisje om het leven kwam.

Tijdens de zitting op 19 oktober 2012 heeft de officier van justitie geëist dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, 240 uren werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig rijden, wat verwijtbare schuld opleverde volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lange staat van dienst als beroepschauffeur en het feit dat hij geen justitiële documentatie had. De rechtbank besloot om de gevangenisstraf en de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen, met een maximale werkstraf en een forse voorwaardelijke rijontzegging. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de onherstelbare gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700527-12
Datum zitting : 19 oktober 2012
Datum uitspraak : 2 november 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman: mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 30 maart 2012, te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg(en), de Groenestraat en/of de St. Annastraat, roekeloos, althans, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig
en/of onachtzaam, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd , en/of terwijl de voorsoorteerstrook, bestemd voor rechtsafslaand verkeer, rechts van
het fietspad, bestemd voor rechtdoorgaand verkeer, lag, en/of terwijl hij, verdachte, niet bekend was met het verkeersbeeld en/of de
verkeerssituatie ter plaatse, daarmede heeft gereden over de voorsorteerstrook, bestemd voor het
rechtdoorgaande verkeer op die Groenestraat en/of de/het kruising/kruispunt
van die Groenestraat met de Groenewoudseweg en de St. Annastraat en/of die/dat
kruising/kruispunt is opgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 78
van het Reglement Verkeersregeles en Verkeerstegen 1990 niet die richting
heeft gevolgd, die de voorsorteerstrook (bestemd voor het rechtdoorgaande
verkeer) waarop hij, verdachte zich bevond aangaf en/of op die/dat
kruising/kruispunt niet rechtdoor is gereden, doch rechtsaf is geslagen, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte
van die Groenestraat en/of St. Annastraat en/of het overige verkeer heeft
gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
gehad, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van voornoemd Reglement een zich op dat
fietspad bevindende (bestuurder van een) fiets, die zich op dezelfde weg
naast, dan wel links of rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten
gaan, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de
bestuurder van) die fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd
gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig
(vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Groenestraat en/of de St
Annastraat, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd , en/of terwijl de voorsoorteerstrook, bestemd voor rechtsafslaand verkeer, rechts van
het fietspad, bestemd voor rechtdoorgaand verkeer, lag, en/of terwijl hij, verdachte, niet bekend was met het verkeersbeeld en/of de
verkeerssituatie ter plaatse, daarmede heeft gereden over de voorsorteerstrook, bestemd voor het
rechtdoorgaande verkeer op die Groenestraat en/of de/het kruising/kruispunt
van die Groenestraat met de Groenewoudseweg en de St. Annastraat en/of die/dat
kruising/kruispunt is opgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 78
van het Reglement Verkeersregeles en Verkeerstegen 1990 niet die richting
heeft gevolgd, die de voorsorteerstrook (bestemd voor het rechtdoorgaande
verkeer) waarop hij, verdachte zich bevond aangaf en/of op die/dat
kruising/kruispunt niet rechtdoor is gereden, doch rechtsaf is geslagen, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte
van die Groenestraat en/of St. Annastraat en/of het overige verkeer heeft
gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
gehad, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van voornoemd Reglement een zich op dat
fietspad bevindende (bestuurder van een) fiets, die zich op dezelfde weg
naast, dan wel links of rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten
gaan, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de
bestuurder van) die fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 19 oktober 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 maart 2012 reed verdachte in een vrachtauto in Nijmegen over de Groenestraat in de richting van de St.Annastraat. Verdachte was niet bekend met de verkeerssituatie ter plaatse.
Bij de kruising met de St. Annastraat reed verdachte over de voorsorteerstrook bestemd voor rechtdoorgaand verkeer. De voorsorteerstrook voor rechtsafslaand verkeer ligt aan de rechterkant van de Groenestraat. Het zicht ter plaatse werd niet belemmerd, beperkt of gehinderd. Verdachte is vanaf de voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer de kruising opgereden en in plaats van rechtdoor te rijden rechtsaf geslagen. Daarbij heeft hij de fietsster [slachtoffer], die rechtdoor fietste op het tussen genoemde voorsorteerstroken gelegen fietspad voor rechtdoorgaand fietsverkeer, niet voor laten gaan. Hierdoor ontstond een aanrijding tussen de vrachtauto en [slachtoffer], als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, in die zin dat verdachte zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging heeft verdachte weliswaar een inschattingsfout gemaakt maar is er geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdediging acht het subsidiair tenlastegelegde bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
In onderhavig geval bestaat de kern van de door verdachte gemaakte verkeersfout in schending van het bepaalde in de artikelen 18 lid 1 en 78 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 18 lid 1 luidt:
“Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoet komt of dat op dezelfde weg zich naast dan wel links of rechts achter hen bevind, voor laten gaan”
Artikel 78 lid 1 luidt:
“Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. Een in een voorsorteerstrook gelegen fietsstrook maakt deel uit van deze voorsorteerstrook”.
Het ongeluk is gebeurd rond 8 uur in de ochtend, in de ochtendspits en het was druk op het kruispunt. Verdachte heeft, ondanks die drukte, bewust de beslissing genomen om rechtsaf te slaan terwijl hij op de voorsorteerstrook voor rechtdoor stond en dus wist dat hij daar niet rechtsaf mocht slaan. Verdachte heeft verklaard dat hij er vanuit ging dat de fietsers die hij zag staan niet zouden gaan rijden, maar kan niet verklaren waar hij die veronderstelling op baseerde. Daarbij had verdachte niet gezien welke kleur het verkeerslicht voor de rechtdoorgaande fietsers uitstraalde. Voorts weet verdachte als beroepschauffeur dat een vrachtwagen bij het afbuigen heeft te maken met een dode hoek rechtsvóór als gezichtsbeperkende factor.
Door desondanks toch rechtsaf te slaan in plaats van rechtdoor te rijden, heeft verdachte een onaanvaardbaar risico genomen, dat zich helaas ook heeft verwezenlijkt.
Nu verdachte rechtsaf is geslagen waar dat niet mocht en bovendien een fietsster op dezelfde weg, komend uit dezelfde richting niet voor heeft laten gaan, kan verdachte een ernstig gebrek aan zorgvuldigheid worden verweten. Dit rijgedrag kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gekwalificeerd dan aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam rijden, hetgeen verwijtbare schuld oplevert in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachtes verkeersgedrag niet als zeer onoplettend onvoorzichtig en onachtzaam moet worden gekwalificeerd, nu kan worden vastgesteld dat verdachte zich in enige mate heeft gerealiseerd dat de verkeerssituatie risicovol was en hij voordat hij rechtsaf sloeg wel in zijn spiegels en om zich heen heeft gekeken en stapvoets reed.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2012, te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg(en), de Groenestraat en/of de St. Annastraat, roekeloos, althans, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig
en/of onachtzaam, terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of terwijl de voorsoorteerstrook, bestemd voor rechtsafslaand verkeer, rechts van
het fietspad, bestemd voor rechtdoorgaand verkeer, lag, en/of terwijl hij, verdachte, niet bekend was met het verkeersbeeld en/of de
verkeerssituatie ter plaatse, daarmede heeft gereden over de voorsorteerstrook, bestemd voor het
rechtdoorgaande verkeer op die Groenestraat en/of de/het kruising/kruispunt
van die Groenestraat met de Groenewoudseweg en de St. Annastraat en/of die/dat
kruising/kruispunt is opgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 78
van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 niet die richting
heeft gevolgd, die de voorsorteerstrook (bestemd voor het rechtdoorgaande
verkeer) waarop hij, verdachte zich bevond aangaf en/of op die/dat
kruising/kruispunt niet rechtdoor is gereden, doch rechtsaf is geslagen, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte
van die Groenestraat en/of St. Annastraat en/of het overige verkeer heeft
gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
gehad, en/of (daarbij) in strijd met artikel 18 van voornoemd Reglement een zich op dat
fietspad bevindende (bestuurder van een) fiets, die zich op dezelfde weg
naast, dan wel links of rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten
gaan, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de
bestuurder van) die fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slach[slachtoffer]) werd
gedood;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De verdediging verzoekt in geval van bewezenverklaring een werkstraf en een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 21 september 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout gemaakt, hetgeen heeft geleid tot een ongeval waarbij een 12-jarig meisje om het leven is gekomen. Dit is een zeer ernstig feit. Een kind is het leven ontnomen en aan de nabestaanden is onherstelbaar leed toegebracht. Deze gevolgen dienen tot uitdrukking te worden gebracht in sanctionerende zin. In vergelijkbare gevallen met een dodelijke afloop zijn een gevangenisstraf en een forse onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in beginsel geïndiceerd.
De rechtbank acht een lagere gradatie van schuld bewezen dan de officier van justitie.
Voorts heeft verdachte geen justitiële documentatie, ook niet op verkeersgebied. De verdachte heeft een lange staat van dienst als beroepschauffeur. Het ongeval heeft hem in hoge mate aangegrepen en hij zal de door hem niet gewilde gevolgen zijn verdere leven met zich mee moeten dragen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en rijontzegging zouden betekenen dat verdachte zijn baan zal kwijtraken. De rechtbank weegt die persoonlijke omstandigheden zwaar mee in de strafmaat. Om die reden zal de rechtbank de gevangenisstraf en rijontzegging voorwaardelijk opleggen. Daarnaast acht de rechtbank de maximale werkstraf en een forse voorwaardelijke rijontzegging op zijn plaats.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (eenhonderdentwintig) dagen.
C. ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. R.M. Maanicus en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2012.