zaaknummer / rolnummer: 195250 / HA ZA 10-94
Vonnis van 10 oktober 2012
de commanditaire vennootschap
ONTWIKKELINGSBEDRIJF BEDRIJVENTERREIN PANNENWEG CV
gevestigd te Nederweert
eiseres
procesadvocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem
behandelend advocaat mr. L.W.J.P.F. Einig te Roermond
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARCADIS NEDERLAND B.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde
advocaat mr. S.J.H. Rutten te Rotterdam
Partijen zullen hierna OBP en Arcadis worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2012
- de gelijktijdig genomen akten naar aanleiding van dat tussenvonnis.
1.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 11 juli 2012 heeft de rechtbank overwogen dat zij het voorshands nodig achtte een deskundigenbericht in te winnen en in dat verband vragen voorgesteld. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
2.2. OBP kan zich erin vinden dat een deskundigenbericht wordt gelast. Arcadis is erdoor verrast. Zij heeft dat als volgt toegelicht. Naar aanleiding van een bezwaar van OBP tegen de bewijsopdracht heeft de rechter meegedeeld dat de zaak nog slechts ging om het probandum, inhoudende dat [betrokkene 1] aan [betrokkene 2], bestuurder van OBP, ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk heeft verklaard dat de korting hoger zou zijn geweest als het meerwerk bij de initiële opdracht al in het bestek zou zijn verwerkt en (zeker) in de range van de gemiddelde procentuele projectkorting zou hebben gelegen. Nu OBP niet in die bewijsopdracht is geslaagd, wordt niettemin een deskundigenbericht geboden geacht. Arcadis maakt bezwaar tegen deze gang van zaken. De rechtbank verwerpt dat bezwaar en verwijst voor de motivering daarvoor naar rechtsoverweging 2.5 van het tussenvonnis van 11 juli 2012. De rechtbank zal dus overgaan tot het gelasten van een deskundigenbericht.
2.3. OBP heeft verzocht aan de voorgestelde vragen aan de deskundige de vraag toe te voegen: ‘Heeft OBP schade geleden als gevolg van het afprijzen door de aannemer van meerwerken na gunning, onder andere vanwege het ontbreken van een concurrentiedruk? Indien ja: op welk bedrag raamt u die schade?’ Die vraag zal niet worden toegevoegd. Het deskundigenbericht is niet bedoeld om schade aan het licht te brengen waarvan OBP geen vergoeding heeft gevorderd. De vragen zoals de rechtbank die heeft voorgesteld zijn gericht op het vaststellen van de omvang van de schade als gevolg van misgelopen korting, zoals gevorderd.
2.4. OBP heeft de rechtbank erop gewezen dat er geen vragen zijn geformuleerd over de door OBP gevorderde extra directiekosten als gevolg van de tekortkomingen in het bestek. Daarover is gedebatteerd en geoordeeld in de dagvaarding onder 51, het tussenvonnis van 16 februari 2011, rechtsoverwegingen 4.4.1 en 4.4.2 met verwijzing naar productie 55, de akte van de zijde van OBP van 13 april 2011 onder 12 en productie 82 en de akte van Arcadis van 11 mei 2011 onder 17 en 18. Gezien dit debat en oordeel zal de rechtbank de volgende vraag aan de deskundige toevoegen (vraag 7, met hernummering van de restvraag in vraag 8): Tot welke bedragen houden de gevorderde extra directiekosten verband met de tekortkomingen in het bestek?
2.5. Arcadis heeft opgemerkt dat de prijzen waarnaar wordt gevraagd moeten worden vastgesteld naar het prijspeil van eind 2006. Dat zal voor de duidelijkheid aan de vragen worden toegevoegd. Het bestek is immers tot stand gekomen in oktober 2006 en de opdracht tot het (fysiek) realiseren van het bedrijventerrein is gegeven in januari 2007. Dat daarbij zoveel mogelijk moet worden uitgegaan van de eenheidsprijzen in de inschrijfbegrotingen van [X], zoals Arcadis tevens voorstelt, zal niet afzonderlijk in de vragen worden opgenomen, evenmin als de voorgestelde toevoeging bij vraag 1b, inhoudende dat ermee rekening moet worden gehouden dat [X] grondverzet niet in eigen huis heeft en bij derden moet inkopen. De vragen zijn immers gericht op prijzen en kortingen zoals die destijds door [X] zouden zijn gegeven, zodat deze toevoegingen overbodig zijn. Het staat beide partijen vrij de te benoemen deskundige te wijzen op omstandigheden die volgens hen bij de beantwoording van de vragen van belang zijn.
2.6. In het tussenvonnis van 11 juli 2012 heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.7.3 overwogen dat van partijen wordt verwacht dat zij zich uitlaten over de vraag op welke besteksposten de tekortkoming met betrekking tot de uitstroombak van de blusvijver ziet. OBP heeft zich daarover niet uitgelaten, Arcadis wel. De vraag over dit onderwerp zal worden aangevuld met de nummers van de desbetreffende besteksposten op basis van de uitlating van Arcadis.
2.7. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Mede gelet op dat debat zal de rechtbank de heer G. Hanssen, werkzaam bij de Brinkgroep te Leidschendam tot deskundige benoemen. De deskundige zal zo nodig de hulp inroepen van een deskundige op het gebied van de civiele techniek. Aan de deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.8. Zoals overwogen in het tussenvonnis van 11 juli 2012 (rechtsoverweging 2.10) zal het voorschot op de kosten van de deskundige moeten worden betaald door OBP.
3. De beslissing
De rechtbank
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen
(in hetgeen hier volgt, wordt gedoeld op prijzen naar het prijspeil van eind 2006):
1a) Welke prijs zou [X] hebben opgenomen als Arcadis correct in het bestek had opgenomen de hoeveelheid aan te voeren (nieuw) zand, het mengen van zand met leemhoudende grond en het daarna aanbrengen van de gemengde grond (bestekspost 333210)?
1b) Welke korting zou daarover zijn gegeven?
2a) Welke prijs zou [X] hebben opgenomen als de uitstroombak van de blusvijver correct zou zijn uitgewerkt in het bestek (besteksposten 535610 en volgende, 544910 alsmede 322530 en 322540)?
2b) Welke korting zou daarover zijn gegeven?
3a) Waren rioolbuizen van ongewapend beton in de gegeven omstandigheden geschikt?
3b) Zo nee, welke prijs zou [X] hebben opgenomen als in het bestek buizen van gewapend beton waren opgenomen (besteksposten 539150, 539160, 539170, 539180, 633580, 633590 en 633600)?
3c) Welke korting zou daarover zijn gegeven?
4a) Welke prijs zou [X] hebben opgenomen als de leidinginspecties zouden zijn opgenomen in het bestek?
4b) Welke korting zou daarover zijn gegeven?
5a) Welke prijs zou [X] hebben opgenomen als het opzij zetten van de leeflaag voorafgaande aan het ophogen van de percelen zou zijn opgenomen in het bestek?
5b) Welke korting zou daarover zijn gegeven?
6a) Welke prijs zou [X] hebben opgenomen als in het bestek was opgenomen dat de putranden moesten worden aangevuld (besteksposten 5357 en 6357)?
6b) Welke korting zou daarover zijn gegeven?
7) Tot welke bedragen houden de gevorderde extra directiekosten verband met de tekortkomingen in het bestek?
8) Welke feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer G. Hanssen, werkzaam als kostenadviseur bij de Brinkgroep
[ ]
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat OBP binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank sector civiel, roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
bepaalt dat OBP binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten van de deskundige inclusief omzetbelasting € 12.000,- ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. R.J.J. van Acht,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank vóór 21 november 2012, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht
aan de zijde van OBP of voor bepaling datum vonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2012.
coll.: CLB