Parketnummer : 05/700611-12; 05/721932-11 (gev. ttz) en 05/720[nummer]5-12 (gev. ttz)
Data zittingen : 31 juli 2012 en 9 oktober 2012
Datum uitspraak : 23 oktober 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [naam verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
Raadsvrouw : mr. A. Portier, advocaat te Arnhem.
Officier van justitie : mr. A. Waterman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/700611-12
hij op of omstreeks 16 april 2012 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld (en/of sigaretten), in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de
[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met voormeld oogmerk
- een bivakmuts over zijn hoofd heeft getrokken en/of
- de winkel (de [slachtoffer 3])is binnengegaan en/of
- naar de toonbank van voornoemde winkel is gelopen en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, althans
een voorwerp, (uit zijn broeksband of jaszak) heeft gepakt en/of
dat (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, althans een voorwerp, in
zijn (rechter) hand achter zijn rug heeft gehouden en/of
- (daarbij) met zijn andere hand gewezen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarmee) een beweging gemaakt alsof, althans de indruk gewekt dat hij, verdachte, zou gaan schieten dan wel een schietbeweging zou gaan maken en/of
(daarmee) een dreigende houding aangenomen en/of
- genoemd wapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
- heeft geroepen/gezegd: "Geld, Geld" en/of
- (daarbij) een tas aan voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/721932-11
hij op of omstreeks 27 juli 2011 te Rheden
opzettelijk mishandelend zijn broer, althans een persoon, te weten [slachtoffer 4],
(met kracht)
- meermalen, althans eenmaal, bij de keel en/of de hals heeft (vast)gegrepen
en/of vastgehouden en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- meermalen, eenmaal, op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 27 juli 2011 te Rheden, toen een aldaar in uniform geklede
dienstdoende politieambtena(a)r(en) ([slachtoffer 5], hoofdagent
Dr/Ucc/Hondengeleiders van Politie Gelderland- Midden en/of [slachtoffer 6],
aspirant, Drt/Uwv/Werkstudenten van Politie Gelderland-Midden) verdachte, als
verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e)
strafba(a)r(e) feit(en), had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen,
althans vast had(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier
van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen
voornoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening
van zijn/haar/hun bediening, heeft verzet door om zich heen te schoppen en/of
te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die
ambtena(a)r(en) verdachte trachtte te geleiden;
art 180 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 05/720845-12
hij op of omstreeks 07 oktober 2011 te Rheden [slachtoffer 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 7] dreigend de
woorden heeft toegevoegd :"ik stuur kampers op jou af, ik gooi een fles
benzine in je huis en ik geef jou aan een varken om op te eten en niemand gaat
jou vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken zijn laatstelijk op 9 oktober 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A. Portier, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich ten aanzien van parketnummer 05/700611-12 schriftelijk in het geding gevoegd:
* [slachtoffer 1]
* [slachtoffer 2]
Namens de bovengenoemde benadeelde is ter terechtzitting verschenen: mr. J.W.M.T. Schaminée.
De officier van justitie, mr. A. Waterman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Portier, hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/700611-12 ten laste gelegde1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 18-20;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], p. 21-22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2012.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 16 april 2012 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met voormeld oogmerk
- een bivakmuts over zijn hoofd heeft getrokken en
- de winkel (de [slachtoffer 3]) is binnengegaan en
- naar de toonbank van voornoemde winkel is gelopen en
- een vuurwapen, uit zijn broeksband heeft gepakt en dat vuurwapen, in zijn rechter hand achter zijn rug heeft gehouden en
- daarbij met zijn andere hand gewezen in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
(daarmee) een dreigende houding aangenomen en
- heeft geroepen/gezegd: "Geld, Geld" en
- daarbij een tas aan voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/721932-112
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 juli 2012 is verdachte naar zijn broer [slachtoffer 4] gegaan aan de [adres 1] te Rheden. Verdachte en zijn broer [slachtoffer 4] zijn in gevecht geraakt waarbij verdachte [slachtoffer 4] meermalen in zijn gezicht heeft gestompt en hem vastgreep om zijn keel.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu de broer van verdachte op een aantal punten aantoonbaar niet de waarheid heeft gesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De verdediging heeft betoogd dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht nu de broer van verdachte op een aantal punten aantoonbaar niet de waarheid heeft gesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw geen doel treft. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij zijn broer vast heeft gepakt om zijn keel en dat hij hem meermalen heeft gestompt. Dat zijn broer anders heeft verklaard over de aanleiding en het verloop van het gevecht heeft verklaard, doet aan de handelingen zoals deze door verdachte zijn verricht, niet af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 27 juli 2011 te Rheden opzettelijk mishandelend zijn broer, althans een persoon, te weten [slachtoffer 4], met kracht
- bij de keel heeft vastgegrepen
en vastgehouden en vervolgens
- meermalen, tegen het gezicht heeft gestompt,
waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [namen verbalisanten];
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2012.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 27 juli 2011 te Rheden, toen een aldaar in uniform geklede
dienstdoende politieambtenaren [slachtoffer 5], hoofdagent
Dr/Ucc/Hondengeleiders van Politie Gelderland- Midden en [slachtoffer 6],
aspirant, Drt/Uwv/Werkstudenten van Politie Gelderland-Midden) verdachte, als
verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier
van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen voornoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door om zich heen te schoppen en te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtte te geleiden;
Ten aanzien van parketnummer 05/720845-124
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend kan worden geacht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn moeder heeft bedreigd, ondanks het feit dat verdachte zich niet meer kan herinneren wat hij tegen zijn moeder heeft gezegd.
Beoordeling door de rechtbank
De moeder van verdachte, [slachtoffer 7], heeft verklaard dat zij verdachte op 7 oktober 2011 heeft aangesproken en dat hij haar toen de woorden heeft toegevoegd: "Ik stuur kampers op je af, ik gooi een fles benzine in huis en ik geef jou aan een varken om op te eten en niemand gaat jou vinden".5
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat hij precies heeft gezegd tegen zijn moeder, maar dat hij zich goed kan voorstellen dat hij iets geroepen heeft dat qua toon bedreigend overgekomen kan zijn.6
De rechtbank twijfelt niet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 7] en is derhalve van oordeel dat gelet op de verklaring van verdachte dat hij niet meer precies weet wat hij heeft gezegd, maar dat hij zich wel kan voorstellen dat het qua toon bedreigend overgekomen kan zijn, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zijn moeder met de dood heeft bedreigd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 07 oktober 2011 te Rheden [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 7] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"ik stuur kampers op jou af, ik gooi een fles benzine in je huis en ik geef jou aan een varken om op te eten en niemand gaat jou vinden";
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/700611-12
Ten aanzien van parketnummer 05/721932-11
Ten aanzien van parketnummer 05/720845-12
"bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht"
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/721932-11:
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake kan zijn van noodweer nu verdachte naar zijn broer is gegaan, als eerste een klap heeft uitgedeeld en dat daarna een mes door de broer van verdachte getrokken is. Verdachte had niet naar zijn broer toe hoeven gaan en het is onduidelijk of er met het mes gestoken is.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 4] op essentiële punten een andere versie van de gebeurtenissen op 27 juli 2011 heeft gegeven dan verdachte. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 4] over de aanleiding van de ruzie aantoonbaar onjuist is. Ook zijn verklaring over de wijze waarop hij het mes heeft gepakt komt niet aannemelijk over. De verklaring van verdachte dat het mes uit het messenblok in de keuken van zijn moeder afkomstig was vindt steun in de verklaring van de moeder van verdachte, dat zij een mes uit het messenblok in de keuken miste. De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling dan ook uit van de verklaringen van verdachte hieromtrent. Verdachte heeft verklaard dat hij sms-berichten kreeg van zijn broer dat deze de hond van verdachte iets zou aandoen. Verdachte is hierop naar de woning van zijn broer gegaan. Bij de confrontatie tussen verdachte en zijn broer heeft zijn broer een mes getrokken en verdachte hiermee aangevallen. Hierop heeft verdachte zijn arm om de nek van zijn broer geslagen en heeft hij hem meerdere malen met zijn vuisten in het gezicht gestompt. Tijdens het gevecht heeft verdachte een steekwond in zijn hand opgelopen.7
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer 4] . Verdachte werd aangevallen met een mes. Tegen dit onmiddellijke (dreigende) gevaar heeft verdachte zich in redelijkheid moeten en mogen verdedigen. Door zijn arm om de keel van [slachtoffer 4] te slaan en hem in het gezicht te stompen heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, jegens hem geen disproportioneel geweld gebruikt. Verdachte zal dan ook voor dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de parketnummers 05/700611-12, 05/721932-11 feit 1 en 2 en 05/720845-12 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en het volgen van een klinische behandeling bij FPK Assen of een soortgelijke instelling voor de maximale duur van 2 jaren met aftrek van de tijd door gebracht in voorlopige hechtenis.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het alarmpistool dient te worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten en het feit dat verdachte reeds eerder voor een overval is veroordeeld. Ten voordele van verdachte houdt de officier van justitie rekening met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk moet zijn zodat de klinische behandeling in de FPK van verdachte voorop staat. De eerste drie maanden van de behandeling dient in teken te staan van een proefbehandeling en indien na de proefbehandeling noodzakelijk blijkt, klinische opname in een andere FPK.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 juni 2012; en
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Leger des Heils, d.d. 25 september 2012, betreffende verdachte;
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Leger des Heils, d.d. 1 augustus 2012, betreffende verdachte;
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Leger des Heils, d.d. 24 juli 2012, betreffende verdachte;
* een indicatiestelling van het NIFP, nummer HND021407, betreffende verdachte, d.d. 13 augustus 2012;
* een multidisciplinair rapport van drs. C.M. Hopman, psycholoog, gedateerd 14 juli 2012 en van dr. A.A.C.M. Lenssen, psychiater, gedateerd 6 mei 2009.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, wederspannigheid en bedreiging met de dood tegen zijn moeder.
Verdachte heeft bij de poging tot afpersing zijn hoofd bedekt met een bivakmuts en is de [slachtoffer 3] binnen gegaan. Hierbij heeft verdachte een vuurwapen achter zijn rug gehouden en om geld geroepen. Dit feit is erg schokkend geweest voor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Dergelijke feiten hebben een enorme impact op de slachtoffers en de maatschappij en veroorzaken een groot gevoel van onveiligheid .
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het volgende. Verdachte is gelet op het psychologisch rapport d.d. 14 juli 2012 van drs. C.M. Hopman, verminderd toerekeningsvatbaar. Bij verdachte is een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische kenmerken geconstateerd en er is sprake van cannabis afhankelijkheid.
Er is sprake van "een patroon van gedragsmatige, emotionele, cognitieve instabiliteit en emotionele deregulatie en tevens van transgenerationele onthechting en traumatisering. (...) Hij beschikt slechts over beperkte zelfkritische en zelfstructurerende vermogens en beschikt over een gebrekkige gewetensvorming."
De reclassering concludeert gelet op de bevindingen van de psycholoog Hopman en de indicatiestelling van het NIFP d.d. 13 augustus 2012 dat er sprake is van een man met een persoonlijkheidsstoornis (NAO) met antisociale en narcistische kenmerken. Verdachte komt de rapporteur over als een getraumatiseerde egozwakke man met een onrijpe persoonlijkheid, wat zich uit in autonomieproblemen, impulsproblemen, ernstig acting out gedrag, tekorten in de agressieregulatie en veelvuldig wietgebruik. De combinatie van een beperkt probleeminzicht, weinig verantwoordelijkheid nemen, een beperkt probleemoplossend en empathisch vermogen samen met een egocentrische houding maken dat de kans op recidive hoog in geschat wordt.
Het recidiverisico, de eerdere interventies die niet tot een succes hebben kunnen leiden en criminogene factoren maken dat een opname in een forensische kliniek geïndiceerd is. De zorgintensiteit en het beveiligingsniveau dienen hoog te zijn. De FPK Assen wordt hiervoor als de aangewezen instantie gezien.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie van psycholoog Hopman en de reclassering.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nog een jong volwassene is. Hij was ten tijde van de gepleegde delicten 18 en 19 jaar oud.
De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat verdachte op 8 juni 2009 door de kinderrechter is veroordeeld tot een jeugddetentie van aanzienlijke duur voor soortgelijke delicten.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De straf doet recht aan de ernst van de feiten en aan de persoon van verdachte. De strafoplegging is lager dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht het in het belang van de maatschappij én in het belang van verdachte, dat verdachte aan zichzelf gaat werken om het plegen van dergelijke feiten in de toekomst te voorkomen. Zij zal daarom aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering verwoord in het reclasseringsadvies d.d. 25 september 2012, inhoudende een meldingsgebod en een opname in FPK Assen.
De rechtbank veroordeelt niet tot opname in een "soortgelijke instelling, ter beoordeling van het NIFP-IFZ", zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat verdachte behandeld moet worden in FPK Assen aangezien dit volgens de indicatiestelling van het NIFP de meest geschikte instelling voor verdachte is, gelet op de problematiek van verdachte.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 alarmpistool (zwart met bruin handvat RBWM nr. [nummer]) met behulp waarvan het onder parketnummer 05/700611-12 ten laste gelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 bivakmuts (kleur zwart) betreft een voorwerp met behulp waarvan voornoemd feit is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/700611-12 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 7.348,05 ten behoeve van [slachtoffer 1] en een bedrag van € 5.5.43,47 ten behoeve van [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de vordering (deels) toewijsbaar is en refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de vordering af te wijzen nu de benadeelden eerder overvallen zijn geweest en derhalve niet vast te stellen is wat het causale verband is geweest van de immateriële en materiële schade opgelopen door deze afpersing.
Daarnaast worden kosten gevorderd ten aanzien van rechtsbijstand. De benadeelden hadden zich kunnen wenden tot slachtofferzorg en waren dan voor rechtsbijstand in aanmerking gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is door het onder parketnummer 05/700611-12 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 1500,-.
Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vordering
De vordering tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand voor de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zal de rechtbank, onder toepassing van het liquidatietarief in kantonzaken, toekennen voor drie punten (één voor het opstellen van het voegingsformulier en twee voor de aanwezigheid ter terechtzitting op 31 juli 2012 en 9 oktober 2012), waarbij één punt wordt begroot op € 400,-.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en deels toegewezen vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 180, 285, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Ten aanzien van de feiten onder parketnummers 05/700611-12, 05/721932-11 feit 1 en 2 en 05/720845-12
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Ten aanzien van feit 05/721932-11 feit 1
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de feiten onder parketnummers 05/700611-12, 05/721932-11 feit 2 en 05/720845-12
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd maximaal 2 jaar laten opnemen in FPK Assen,waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
2. dat veroordeelde contact dient te onderhouden met de reclassering zo frequent en zolang de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde moet zich melden bij het Leger des Heils Reclassering zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 pistool, alarm pistool, zwart met bruin handvat RBWM nr. [nummer].
Verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 bivakmuts, kleur zwart.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen
€ 1500,- (vijftienhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op € 1200,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 1500,- (vijftienhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen
€ 1500,- (vijftienhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op € 1200,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 1500,- (vijftienhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J. Barrau (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. M. van der Linde, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M.Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2012.
8
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, Regionaal Overvallen Team, gemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer 07OVT12033, gesloten op 8 juni 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, gemaakte proces-verbaal, proces-verbaal met registratienummer PL078H/2011089913, gesloten op 5 augustus 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
3 Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] van verhoor van [slachtoffer 4] en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 juli 2012.
4 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL078H/2011130901, gesloten op 22 februari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7].
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte