ECLI:NL:RBARN:2012:BY0738

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
224752
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder bij betalingsachterstand van logistiek bedrijf

In deze zaak vorderde Logix Forwarding Nederland B.V. veroordeling van de gedaagde, de bestuurder van International Maritime & Logistics Solutions Ltd. (IMLS), tot betaling van een bedrag van € 52.528,95, subsidiair € 42.476,33, vermeerderd met rente en kosten. Logix stelde dat IMLS ongerechtvaardigd verrijkt was ten koste van Shockwave Metal Working Technologies B.V., de opdrachtgever van Logix, die dubbel had betaald voor de transportkosten. De rechtbank diende te beoordelen of de gedaagde in zijn hoedanigheid als bestuurder van IMLS in redelijkheid kon besluiten om de betaling aan OXL, de reder, op te schorten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde had kunnen vertrouwen op de verplichting van de ontvanger om de schade te dragen die in Koeweit was ontstaan door de vertraging in het transport. De rechtbank concludeerde dat het handelen van de gedaagde niet onrechtmatig was tegenover Logix, ondanks de financiële problemen van IMLS en de surséance van betaling die was verleend. De vordering van Logix werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde Logix in de proceskosten van de gedaagde, die op € 2.609,00 werden begroot. In reconventie werd de vordering van de gedaagde tot opheffing van de conservatoire beslagen toegewezen, zonder dwangsom.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 224752 / HA ZA 12-9
Vonnis van 10 oktober 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOGIX FORWARDING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
[gedaagde]
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J. Goemans te Arnhem.
Partijen zullen hierna Logix en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 april 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2012
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte ter comparitie tevens houdende akte vermeerdering van eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Logix, logistiek dienstverlener, heeft als expediteur voor Shockwave Metal Working Technologies B.V. een overeenkomst gesloten met [gedaagde] International Maritime & Logistics Solutions Ltd. (IMLS), bevrachtingskantoor/broker, betreffende het vervoer van 575 mt stalen platen in partijen over zee van Antwerpen naar Koeweit. Enig bestuurder en feitelijk leidinggevende van IMLS was [gedaagde].
2.2. IMLS heeft de lading ondergebracht bij OXL N.V., via dier agent Flamar Bvba.
2.3. De eerste partij is op 6 mei 2011 uit Antwerpen vertrokken. Gelet op de relatief beperkte omvang van deze partij was rechtstreeks vervoer naar Koeweit volgens OXL niet mogelijk. In overleg tussen [betrokkene] namens Logix en [gedaagde] namens IMLS is daarom besloten de partij via Jebel Ali naar Koeweit te transporteren. Het zeevervoer loopt uitzonderlijke veel vertraging op.
2.4. Logix instrueert vervolgens, als deze eerste partij staal in Koeweit is aangekomen, IMLS om deze niet vrij te laten geven aan de kopers, omdat deze nog niet betaald hebben. De reden van niet betaling is dat de uiteindelijke afnemer stelt door de te late aankomst van de partij staal schade te hebben geleden en te lijden.
2.5. IMLS brengt Logix op 18 juli 2011 voor de derde en vierde partij € 52.528,95 in rekening bij factuur nr. RIMLS152463. De grootste post van de factuur is oceanfreight, € 49.148,70. Op 16 augustus 2011 voldoet Logix factuur nr. RIMLS152463.
2.6. Flamar laat Logix weten dat het zeevervoer niet doorbetaald wordt aan OXL door IMLS.
2.7. [gedaagde] mailt namens IMLS op 19 oktober 2011 aan Deutsche Bank “Staat een spoed betaling aan BIM Antwerpen in ’t systeem, gelieve u deze met spoed door te voeren!” Flamar informeert als agent voor OXL N.V. bij hem wanneer de betaling gedaan is.
2.8. Logix betaalt opnieuw voor de onder 2.5 bedoelde oceanfreight, nu rechtstreeks aan de rederij. Zij factureert € 42.476,33 aan Shockwave Metal Working Technologies B.V.
2.9. Naderhand blijkt Logix dat IMLS op 28 januari 2011 voorlopige surséance is verleend, die op 29 maart 2011 in definitieve surséance voor anderhalf jaar is omgezet. Zij is op 22 november 2011 failliet verklaard.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Logix vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van primair € 52.528,95, subsidiair € 42.476,33, vermeerderd met rente en kosten waaronder beslagkosten. Zij stelt dat IMLS ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van uiteindelijk Shockwave Metal Working Technologies B.V., de opdrachtgever van Logix die dubbel betaald heeft. [gedaagde] heeft volgens Logix onrechtmatig gehandeld door als enig bestuurder en feitelijk leidinggevende van IMLS Logix niet op de hoogte te brengen van de surséance, te handelen als ware er geen surséance, te doen alsof betaald zou worden of zelfs al betaald was aan de vervoerder en het ten behoeve van OXL van Logix ontvangen geld niet direct door te storten, dit alles terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat IMLS niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan door Logix te lijden schade.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
in reconventie
3.3. [gedaagde] vordert – samengevat – veroordeling van Logix om de gelegde conservatoire (derden)beslagen op te heffen op verbeurte van een dwangsom vermeerderd met de kosten.
3.4. Logix voert verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. De stelling van Logix dat IMLS ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van Shockwave Metal Working Technologies B.V. speelt geen zelfstandige rol in de tot [gedaagde] gerichte vordering. De rechtbank laat de vraag of hier sprake is van ongerechtvaardigde verrijking dan ook in het midden.
4.2. Of [gedaagde] Logix op de hoogte heeft gebracht van de surséance kan slechts van belang zijn als niet voldaan was aan de publicatievoorschriften rond de surséance. Dat dit het geval was is gesteld noch gebleken. Een bijzondere verplichting om in het kader van een individuele overeenkomst de wederpartij op de hoogte te brengen van de surséance, bestaat niet. Het betoog van Logix dat [gedaagde] in dit opzicht nalatigheid valt te verwijten, wordt dan ook verworpen.
4.3. Dat IMLS, onder leiding van [gedaagde], zou hebben gehandeld als ware er geen surséance door de bewindvoerder buiten de overeenkomst met Logix te houden, is slechts in algemene bewoordingen gesteld en gemotiveerd betwist. Aangenomen moet op grond van [gedaagde]s betoog worden, dat de bewindvoerder op de hoogte was van de bedrijfsvoering door [gedaagde] en hem daarin in ieder geval in zoverre de vrijheid liet, dat hij niet voor de overeenkomst met Logix afzonderlijk toestemming behoefde te vragen. Ook op dit onderdeel verwerpt de rechtbank dus het betoog van Logix.
4.4. Dat IMLS/[gedaagde] zou hebben gedaan alsof er betaald zou worden of zelfs al betaald was aan de vervoerder, leidt Logix af uit het onder 2.7 bedoelde mailbericht. Ter zitting is echter overtuigend gebleken dat dit bericht sloeg op een kleinere deelbetaling die buiten deze zaak staat.
4.5. IMLS zou het ten behoeve van OXL van Logix ontvangen geld niet direct hebben doorgestort naar de reder. Dit is juist. De stelling van Logix echter dat dit verwijtbaar zou zijn, vindt geen grondslag in het recht. Geld is geen zaak. Dat betaald wordt aan IMLS en dat deze aan OXL dient door te betalen, betekent nog niet dat bij gebreke van die doorbetaling enig aan OXL toebehorend of toekomend goed ten onrechte in het vermogen van IMLS (na het faillissement: in haar boedel) achter blijft. Er is slechts sprake van twee vorderingen, een vordering van IMLS op Logix en een vordering van OXL op IMLS, die voor een deel het bedrag voor oceanfreight betreffen. Door niet direct door te betalen schoot IMLS mogelijk tekort tegenover OXL, maar schond ze geen rechtsplicht tegenover Logix.
4.6. Dit nadert echter wel de kern van zowel het juridische probleem als het werkelijke geschil tussen partijen. Waarom hield IMLS haar geld vast? Dit deed zij volgens [gedaagde] omdat in Koeweit een aanzienlijke schade begon te ontstaan doordat de partij staal daar tegengehouden werd en op een douanebeschermd terrein moest worden opgeslagen. IMLS, wie het financieel niet goed ging – zij was immers in surséance – was volgens [gedaagde] bevreesd het risico te lopen dat deze schade geheel of deels op haar afgewenteld zou worden. Weliswaar liet Logix haar weten dat hiervan ‘nog’ geen sprake was, maar dit stelde [gedaagde] niet gerust. Degene die voor de schade moest opdraaien, was de ontvanger en dit was nu juist degene die door niet tijdig te betalen voor de partij staal, het uitleveren had opgehouden en de opslag veroorzaakt.
4.7. De vraag is of [gedaagde] als bestuurder en leidinggevende van IMLS in redelijkheid kon besluiten de betaling aan OXL in deze situatie op te houden. Daarbij tekent de rechtbank direct aan dat de vraag dus niet is of dit verstandig beleid was of niet en evenmin of het gelet op de positie van Logix het meest verstandige besluit was. Aan de orde is immers of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Logix door als bestuurder van IMLS de betaling aan OXL niet te laten plaatsvinden. Kon hij als bestuurder in redelijkheid tot dit besluit komen, dan is er naar het oordeel van de rechtbank geen grond hem persoonlijk uit onrechtmatige daad aansprakelijk te houden jegens Logix.
4.8. Naar het oordeel van de rechtbank had [gedaagde] kunnen vertrouwen op het bestaan van de verplichting van de ontvanger, dus niet van IMLS, om de in Koeweit ontstane schade te dragen. Maar daarmee is niet alles gezegd. Duidelijk is immers dat juist die ontvanger de schade had laten ontstaan door niet te betalen. Of dit aan onmogelijkheid of onwil te wijten was, is niet duidelijk. Het valt dus niet uit te sluiten dat gezocht zou worden naar een ander die voor de schade kon opdraaien en het is niet vergezocht van [gedaagde] om te vrezen dat men dan bij IMLS uit zou komen. De betaling door de ontvanger bleef namelijk geheel of mede uit in verband met de vertraging in het zeetransport. En hoewel [gedaagde] expliciet en onweersproken verklaart de oplossing van de omweg langs Jebel Ali te hebben gekozen met de destijds voor Logix werkende [betrokkene] en bovendien zelf de extra kosten van dit vervoer op zich te hebben genomen, is nog ter comparitie door Logix verklaard: “Wij zijn erachter gekomen dat er een partij uitgegooid was in Jebel Ali”, alsof Logix hierdoor overvallen was. Deze, ook in de dagvaarding herkenbare toon, maakt het alleszins begrijpelijk dat [gedaagde] vreesde dat enige betrokkene zou proberen de gevolgen van het oponthoud geheel of voor een deel op IMLS af te wentelen.
4.9. Dat [gedaagde] bij dit alles wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat IMLS niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan door Logix te lijden schade, wordt uitsluitend gebaseerd op de surséance. Waar een surséance echter in beginsel bedoeld is om het voortbestaan van een bedrijf te redden, is deze grondslag onvoldoende.
4.10. De slotsom luidt dat hoewel IMLS in zwaar weer verkeerde en [gedaagde] had mogen kiezen voor een beroep op de aansprakelijkheid van de ontvanger van het staal voor de dreigende schade, er geen sprake is van een beleid dat hij in redelijkheid niet had kunnen voeren. Zijn handelen was niet onrechtmatig tegenover Logix. Dit betekent dat haar vordering moet worden afgewezen.
4.11. Logix zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 821,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.609,00
in reconventie
4.12. De rechtbank neemt over wat zij in conventie heeft overwogen. Daaruit volgt dat de vordering tot opheffing van de beslagen, gelet op de uitspraak in conventie, toewijsbaar is. De rechtbank zal de veroordeling hiertoe niet versterken met een dwangsom omdat niet gebleken is dat Logix ondanks haar verplichting daartoe onwillig zal zijn de beslagen op te heffen. Dat zij ze mogelijk opnieuw kan leggen in het kader van een appelprocedure staat hier los van.
4.13. Logix zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 894,00 voor salaris van haar advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 894,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Logix in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.609,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. beveelt de opheffing van de beslagen bedoeld in de in conventie overgelegde beslagstukken,
5.5. veroordeelt Logix in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 894,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2012.