ECLI:NL:RBARN:2012:BY0549

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
234149
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten van de vereniging van eigenaars met betrekking tot verbouwingswerkzaamheden voor zorginstelling

In deze zaak hebben eisers, [eis.1] en [eis.2], een kort geding aangespannen tegen de vereniging van eigenaars, [ged.1], en de besloten vennootschap [ged.2]. De eisers vorderen schorsing van besluiten die op 2 mei 2012 zijn genomen door de vereniging van eigenaars, die toestemming verleende voor verbouwingswerkzaamheden ten behoeve van de komst van een zorginstelling, [instelling], naar het gebouw waar de eisers eigenaar zijn van appartementen. De eisers zijn van mening dat deze besluiten onterecht zijn genomen en dat de bouwwerkzaamheden moeten worden stilgelegd. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij de eisers hun standpunten hebben toegelicht en de gedaagden hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet tijdig een schorsingsverzoek bij de kantonrechter hebben ingediend en dat zij de voortgang van de procedure hebben vertraagd. Hierdoor zijn de bouwwerkzaamheden al ver gevorderd en is het belang van de eisers bij een schorsing niet reëel. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 8 oktober 2012 door mr. R.J.J. van Acht.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 234149 / KG ZA 12-486
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2012
in de zaak van
1. [eis.1],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. V.L.M. Verweijen te Doetinchem,
tegen
1. de vereniging
[ged.1],
gevestigd te [vest.plaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.2],
gevestigd te [vest.plaats],
gedaagde,
advocaat mr. D. de Jong te Zeist.
Partijen zullen hierna [eis.1] en [eis.2], de [ged.1] en de [ged.2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eis.1] en [eis.2]
- de pleitnota van de [ged.1]
- de pleitnota van [ged.2].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eis.1] en [eis.2] zijn gezamenlijk eigenaar van een woonappartement in het flatgebouw ‘[gebouw]’ (hierna: [gebouw]) te [plaats]. Voorts is [eis.2] eigenaar van een naastgelegen woonappartement in [gebouw].
2.2. [ged.2] is eigenaar van een veertigtal andere woonappartementen in [gebouw]. De appartementen van [ged.2] zijn, verspreid over twee verdiepingen, te weten A en B van de Oostvleugel, naast elkaar gesitueerd.
2.3. In totaal zijn er 406 appartementen in [gebouw]. Oorspronkelijk was [gebouw] eigendom van de coöperatieve vereniging ‘Coöperatieve Verzorgingsflat [gebouw]’. Bij akte van splitsing en toedeling registergoed van 21 januari 2011 is de eigendom van [gebouw] gesplitst in appartementsrechten. Voorts is bij deze akte de [ged.1] opgericht die in de splitsingsakte ‘de vereniging’ wordt genoemd. In de splitsingsakte is verder onder meer bepaald:
‘Artikel 16
1. De vereniging voert het beheer over – en draagt zorg voor het onderhoud van – de
gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken (…)
Artikel 22
(…)
3. De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen
veranderingen aanbrengen in de gemeenschappelijke gedeelten of aan de
gemeenschappelijke zaken, ook als deze zich in privé gedeelten bevinden.
Artikel 23
1. De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw gewijzigd zou kunnen worden. (…)
2. In afwijking van het (…) derde lid van het in artikel 22 bepaalde is de eigenaar die gerechtigd is tot twee of meer direct horizontaal en/of verticaal aan elkaar grenzende privé gedeelten na verkregen toestemming van het bestuur, bevoegd om de tussen die privé gedeelten aanwezige (gemeenschappelijke) scheidingswand(en), respectievelijk (gemeenschappelijke) vloer(en) geheel of gedeeltelijk te verwijderen en/of – indien zodanige wanden, dan wel vloer(en) (nog) niet zijn aangebracht – verwijderd te houden, mits deze scheidingswand(en), dan wel vloer(en) geen dragende functie heeft/hebben in de constructie van het gebouw. (…)
Artikel 25
1. Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de hierna gegeven bestemming.
De bestemming van de appartementsrechten met de indexnummers:
a. (…): woonruimte;
(…)
Een gebruik dat afwijkt van deze bestemming is slechts geoorloofd met
toestemming van de vergadering.
2. Het is niet toegestaan beroepsmatig kantoor-, winkel-, bedrijfs- of horeca-activiteiten in de prive-gedeelten uit te oefenen, tenzij na voorafgaande goedkeuring van het bestuur.
(…)
Artikel 42
(…)
3. De vereniging heeft ten doel het beheer van het gebouw en de grond, het verlenen van service-, welzijn en zorgdiensten en het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de eigenaars. (…)
Artikel 51
Besluiten zijn vernietigbaar overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de artikelen 2:15
en 5:130 van het Burgerlijk Wetboek. De bevoegdheid om vernietiging van een besluit te
verzoeken vervalt door verloop van een maand, welke termijn begint met de aanvang van
de dag volgend op de dag waarop belanghebbende van het besluit kennis heeft genomen
of daarvan kennis heeft kunnen nemen (…)
Artikel 52
1. De vergadering beslist over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voor zover de beslissing hierover niet aan het bestuur toekomt (…)
Artikel 60
1. Wijziging van de akte kan uitsluitend geschieden met medewerking van alle eigenaars. (…)’
2.4. In de gemeenschappelijke gedeelten van [gebouw] bevinden zich onder meer een centrale keuken, een winkel, een kapsalon, een bibliotheek en een aantal logeerkamers.
2.5. [ged.2] heeft haar appartementen in [gebouw] voor een periode van vijf jaar verhuurd aan revalidatie- en zorginstelling [instelling] (hierna: [instelling]). In verband daarmee heeft de vergadering van eigenaars van [gebouw] op 2 mei 2012 – samengevat – toestemming gegeven voor,
a) verbouwing, op kosten van [instelling], en bestemming van een gedeelte van de gemeenschappelijke ruimten voor [instelling],
b) bestemming van de appartementen van [ged.2] tot wonen en het verlenen van zorg, en
c) het ter beschikking stellen aan [instelling], tegen vergoeding, van een gedeelte van de gemeenschappelijke ruimten voor de duur van vijf jaar.
2.6. [eis.1] en [eis.2] hebben bij verzoekschrift van 1 juni 2012 de kantonrechter van deze rechtbank verzocht om de voornoemde besluiten van de [ged.1] te vernietigen.
Die procedure loopt nog. Ter beëindiging van die procedure en andere procedures die [eis.1] en [eis.2] in verband met het hun appartementsrechten voeren, hebben partijen enige tijd schikkingsonderhandelingen gevoerd. Dat heeft niet geleid tot oplossing van het geschil.
2.7. De verbouwingswerkzaamheden voor de komst van [instelling] naar [gebouw] zijn bijna afgerond. [instelling] wil op 1 oktober 2012 van start gaan met haar revalidatie- en zorginstelling in [gebouw].
3. Het geschil
3.1. Na wijziging van eis vorderen [eis.1] en [eis.2] – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met hoofdelijke veroordeling van de [ged.1] en [ged.2] in de proceskosten, waaronder nakosten, te vermeerderen met rente,
I. de [ged.1] te veroordelen tot het staken van iedere uitvoeringshandeling die betrekking heeft op de besluiten genomen op de algemene ledenvergadering van 2 mei 2012, op straffe van een dwangsom;
II. primair
[ged.2] te veroordelen tot het staken van iedere uitvoeringshandeling die betrekking heeft op besluiten genomen op de algemene ledenvergadering van 2 mei 2012, op straffe van een dwangsom;
subsidiair
[ged.2] te veroordelen tot het (laten) staken van verdere (bouw)-werkzaamheden op verdieping A en B van de Oostvleugel van [gebouw], op straffe van een dwangsom;
meer subsidiair
de [ged.1] en [ged.2] te veroordelen tot het doen staken van iedere uitvoeringshandeling die betrekking heeft op besluiten genomen op de algemene ledenvergadering van 2 mei 2012, op straffe van een dwangsom;
III. [ged.2] te verbieden de privégedeelten in gebruik te geven aan [instelling], op straffe van een dwangsom.
3.2. De [ged.1] en [ged.2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In de kern genomen willen [eis.1] en [eis.2] met dit kort geding bereiken dat er
geen verdere uitvoering wordt gegeven aan de voornoemde besluiten van 2 mei 2012 van de [ged.1]. In het bijzonder willen zij dat de bouwwerkzaamheden ten behoeve van de komst van [instelling] naar [gebouw] worden stilgelegd. In wezen vorderen [eis.1] en [eis.2] dus schorsing van de besluiten van de [ged.1].
4.2. Op grond van art. 5:130 lid 4 BW hadden [eis.1] en [eis.2] de kantonrechter kunnen verzoeken om gedurende de procedure de litigieuze besluiten te schorsen. [eis.1] en [eis.2] hebben dat niet gedaan. Zij hebben daarmee de mogelijkheid om al in een vroeg stadium in rechte op te kunnen komen tegen de bouwwerkzaamheden onbenut gelaten. Hieraan doet niet af dat [eis.1] en [eis.2] naar eigen zeggen geen schorsingsverzoek ex art. 5:130 lid 4 BW bij de kantonrechter hebben ingediend omdat zij al genoeg procedures voeren met betrekking tot hun appartementsrechten en dat het bij de [ged.1] van meet af aan bekend was dat zij tegen de besluiten zijn. [eis.1] en [eis.2] hebben dus laten gebeuren dat de bouwwerkzaamheden konden worden voortgezet.
4.3. Ter zitting hebben [eis.1] en [eis.2] niet weerlegd dat zij voor vertraging in de voortgang van de kantonprocedure hebben gezorgd. De reden voor deze vertraging is in dit kort geding onduidelijk gebleven. Ook hierdoor heeft de verbouwing dus onverminderd door kunnen gaan. Inmiddels heeft die – niet weersproken – al bijna de afrondingsfase bereikt.
4.4. Nu daarbij komt dat [eis.1] en [eis.2] ter zitting zelf hebben verklaard dat zij de weg om te komen tot schorsing van de besluiten pas zijn opgegaan – door middel van dit kort geding – nadat onderhandelingen over een schadevergoeding als onderdeel van een meeromvattende overeenkomst wegens het ontbreken van garanties zijn stukgelopen, is op grond van al het vorenstaande het belang van [eis.1] en [eis.2] bij het op korte termijn tegenhouden van de laatste bouwwerkzaamheden niet reëel te achten. Niet valt in te zien dat [eis.1] en [eis.2] de uitkomst van de kantonprocedure thans niet meer kunnen afwachten zonder schorsing van de verdere uitvoering van de litigieuze besluiten. Hun vorderingen in dit kort geding zullen dan ook bij gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen.
4.5. [eis.1] en [eis.2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld op de navolgende wijze. De kosten aan de zijde van de [ged.1] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.391,00
en ook de kosten aan de zijde van [ged.2] worden tot op heden ook begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.391,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eis.1] en [eis.2] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de een betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, in de proceskosten,
- aan de zijde van de [ged.1] tot op heden begroot op € 1.391,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
- en aan de zijde van [ged.2] tot op heden eveneens begroot op € 1.391,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken
op 8 oktober 2012.
Coll: MJD