zaaknummer / rolnummer: 217350 / HA ZA 11-988
Vonnis van 3 oktober 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E.J. BOS MENGVOEDERS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Ederveen, gemeente Ede,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. N.G. Cornelissen te Enschede,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.1conv./eis.1reconv.]
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vest.-/woonplaats]
2. [ged.2conv./eis.2reconv.],
wonende te [vest.-/woonplaats]
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.3conv./eis.3reconv.],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vest.-/woonplaats]
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.4conv./eis.4reconv.],
statutair gevestigd te [vest.plaats], doch kantoorhoudende te [vest.-/woonplaats]
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.S. Wurfbain te Ede.
Eiseres in conventie zal ook hierna weer worden aangeduid als Bos; gedaagden in conventie zullen weer gezamenlijk [gedn.conv./eis.reconv.] of afzonderlijk [ged.1conv./eis.1reconv.], [ged.2conv./eis.2reconv.], [ged.3conv./eis.3reconv.] en [ged.4conv./eis.4reconv.] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 februari 2012;
- de akte met producties en de akte (deel 2) van Bos;
- de antwoordakte met producties van [ged.1conv./eis.1reconv.] c.s (tevens houdende wijziging van eis in reconventie);
- de akte uitlating wijziging van eis tevens uitlating producties van Bos.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het bovengenoemde tussenvonnis.
2.2. In het tussenvonnis heeft de rechtbank in conventie overwogen dat vordering sub I, die strekte tot betaling van € 461.888,61 kan worden toegewezen. De primaire vordering sub II inhoudende een veroordeling van [ged.2conv./eis.2reconv.] tot betaling van € 345.503,00 kon volgens de rechtbank eveneens toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding. Ten aanzien van vordering sub III betreffende de veroordeling van [ged.2conv./eis.2reconv.] of [ged.1conv./eis.1reconv.] tot betaling van € 257.836,31 heeft de rechtbank in het tussenvonnis nadere bewijslevering nodig geacht.
2.3. Bij tussenvonnis heeft de rechtbank voorts, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, ter zake van vordering sub IV in conventie, de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen dit onderdeel van de vordering nader te laten toelichten en specificeren, waar mogelijk met verwijzing naar onderbouwende stukken. Meer specifiek heeft de rechtbank partijen verzocht volledig en overzichtelijk opgaaf te doen van:
- de datum en het bedrag van elke voerlevering door Bos aan [ged.4conv./eis.4reconv.] in de periode van 1 januari 2011 tot en met 9 september 2011 (o.a. facturen);
- de datum en het bedrag van elke betaling die ziet op genoemde leveranties en de daarbij vermelde informatie (o.a. betalingsbewijzen);
- de berekening van het gevorderde (Bos) c.q. verschuldigde ([ged.4conv./eis.4reconv.]) bedrag aan de hand van deze opgaven;
- bedragen die door verrekening zouden zijn voldaan. Daarnaast is [ged.2conv./eis.2reconv.] (verder: [ged.2conv./eis.2reconv.]) verzocht bij akte eventuele vonnissen in de zaak met nummer 217789 / HA ZA 11-1061 in het geding te brengen;
2.4. Deze vordering sub IV ziet, samengevat, op betaling van een bedrag van
€ 131.369,01 te vermeerderen met rente.
2.5. In rechtsoverweging 6.16 van het tussenvonnis heeft de rechtbank uitdrukkelijk verband gelegd tussen sub IV van de vordering in conventie en vordering sub III in reconventie (die strekt tot betaling van € 138.796,28) Op laatstgenoemde vordering zal ook nog verder moeten worden beslist.
2.6. De rechtbank heeft voorts, onder aanhouding van iedere verdere beslissing,
ter zake van vordering sub V in conventie Bos verzocht om per gedaagde te specificeren waaruit het onrechtmatig handelen bestaat, op welke grondslag(en) de vorderingen zijn gestoeld en wat de hoogte is van de als gevolg van dat handelen geleden schade.
2.7. Deze vordering sub V in conventie valt uiteen in twee delen en omvat, samengevat, onder a) een verklaring voor recht dat [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van Bos ten gevolge van de verkoop van biggen op of omstreeks 31 maart 2011 en onder b) een hoofdelijke veroordeling van [gedn.conv./eis.reconv.] tot vergoeding van schade nader op te maken bij staat.
2.8. [gedn.conv./eis.reconv.] hebben bij antwoordakte hun eis in reconventie aldus gewijzigd dat deze nu strekt tot:
a. vernietiging van de pandakte van 29 maart 2011 omdat deze door bedreiging c.q. misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen;
b. veroordeling van Bos tot:
I. a. betaling aan [ged.1conv./eis.1reconv.] van € 249.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening;
b. vergoeding van schade zoals bedoeld in de paragrafen 60 tot en met 63 (van de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie) nader op te maken bij staat;
II. betaling aan [gedn.conv./eis.reconv.] van € 9.000,35 bij wijze van vergoeding van schade als gevolg van de door hen gemaakte buitengerechtelijke kosten;
III. betaling aan [ged.4conv./eis.4reconv.] van € 138.796,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 31 juli 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.
2.9. Op vordering sub b, onderdelen I.a en I.b is reeds beslist in het vonnis van
15 februari 2012 (rechtsoverweging 6.2, 6.3 en 6.5 respectievelijk 6.13 en 6.14). Overwogen is dat de vordering sub b, onderdeel I.a zal worden afgewezen. Met betrekking tot de vordering sub b, onderdeel I.b is het oordeel op grond van de onrechtmatige beslaglegging ten aanzien van [ged.3conv./eis.3reconv.] aangehouden en is overwogen dat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
De vordering sub a alsmede de vordering sub b, onderdeel III zullen nu ook nog moeten worden beoordeeld.
Ter zake van vordering sub IV in conventie en vordering sub III in reconventie
2.10. De vordering van Bos (vordering sub IV in conventie) ziet, zoals ook hiervoor is overwogen, op betaling van € 131.369,01. In haar conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis in conventie heeft zij deze vordering als volgt onderbouwd. Het genoemde bedrag is het resultaat van een vordering van
€ 174.287,60 (gebaseerd op facturen van [ged.4conv./eis.4reconv.] met de nummers 201165, 201167, 201170, 201173 en 201202 die ten onrechte door [ged.4conv./eis.4reconv.] zouden zijn verrekend omdat die niet zouden zijn verschuldigd, totaal € 162.902,58 inclusief btw, vermeerderd met een vordering van Bos van € 11.385,02) vermeerderd met € 3.666,00 (vergoeding voor de stal in Wekerom over juli 2011) en verminderd met € 16.497,00 (zijnde de vergoeding over de maanden augustus en september 2011) en verminderd met een ontvangen bedrag van € 30.087,59.
2.11. Bos heeft nu bij akte een afdruk van een Excel-bestand overgelegd (productie 21), waarin alle over en weer verzonden facturen, betalingen en verrekeningen zijn opgenomen. [ged.4conv./eis.4reconv.] bevestigt dat de op dat overzicht vermelde bedragen over het algemeen correct weergegeven zijn. De rechtbank zal daar dan ook vanuit gaan, behoudens het hierna volgende.
2.12. Volgens Bos komt uit dit overzicht het volgende naar voren:
Totale schuldpositie [ged.4conv./eis.4reconv.] per 31 december 2010: € 87.523,66
Totaal van ontvangen creditfacturen (afrekening varkens) 276.351,55
Ontvangen betalingen van [ged.4conv./eis.4reconv.]: € 111.265,76
27.000,- +
€ 138.265,76
Totaal in rekening gebracht door [ged.4conv./eis.4reconv.] aan Bos: € 295.178,28
70.981,71 +
€ 366.159,99
2.13. Bos geeft in paragraaf 6 van haar akte na tussenvonnis een opsomming van de facturen van [ged.4conv./eis.4reconv.] die zij betwist. Ten aanzien van de eerste vijf van die facturen verwijst zij naar haar conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie. Het gaat om de volgende facturen van [ged.4conv./eis.4reconv.] aan Bos (bedragen exclusief btw):
Factuurnr. /datum Bedrag: Omschrijving:
201165 /31-05-2011 € 54.990,- Onterechte nog niet ontvangen vergoeding stal Wekerom
Over de maanden Januari tot en met juni 2010 zie bijlagen
Aantal 6, Prijs € 9.165,-
201167 /08-06-2011 € 45.000,- Nog niet gefactureerd, restant bedrag.
Levering varkenseenheden 19-08-2009
Aantal 1500, Prijs € 30,-
201170 /17-06-2011 € 36.931,13 Kosten onterecht derdenbeslag 07-06-2011 [betrokkene3]
Zie bijlage. Dossiernummer L201803-D0913996
Aantal 1, Prijs € 36.931,13
201173 /21-06-2011 € 905,- Voerketting kapot in Wekerom + Spaanseabocht 25-03-2011
Aantal 1, € 625,-
Arbeid
Aantal 8, Prijs € 35,-
201202 /14-07-2011 € 10.228,16 Kosten onterecht derdenbeslag 07-06-2011 [betrokkene3]
Kan geen vleeskuikens meer opzetten, schade per 6 weken
Is gemiddeld (zie bijlage 5 x koppel berekening) van de
resultaatberekeningen vleeskuikens Werftweg 1
__________ Aantal 1, Prijs € 10.228,16
Totaal € 148.054,29
2.14. Hierna zal de rechtbank het tussen partijen gevoerde debat over deze facturen weergeven en haar oordeel geven.
Factuur nr. 201165:
2.15. Het gaat om een factuur voor een bedrag van € 58.289,40 inclusief btw (met als omschrijving onterechte niet ontvangen vergoeding stal Wekerom) .
Volgens Bos zijn vanaf juli 2010 geen nieuwe biggen meer geplaatst bij [ged.4conv./eis.4reconv.] en was zij dus ook niet meer de volledige gebruiksvergoeding van de stal in Wekerom meer verschuldigd. Zij heeft bovendien op verzoek van [ged.2conv./eis.2reconv.] bevrijdend betaald door het bedrag, afgerond naar € 55.000,-, in mindering te laten strekken op diens schuld aan Bos. Bos verwijst in dit verband naar productie 16 bij haar conclusie van antwoord in reconventie. Deze productie omvat:
1. de bewuste factuur van [ged.4conv./eis.4reconv.] aan Bos;
2. een creditfactuur van Bos aan [ged.2conv./eis.2reconv.], nr. 372148, voor een bedrag van € 51.886,79 met als omschrijving: “conform afspraak: 1 Bonus/prov. afgenomen varkensvoer 2008-2009;
3. een bankrekeningafschrift van Bos, waarop een ontvangst ad € 5.256,22 is vermeld met als omschrijving: “[ged.4conv./eis.4reconv.] Varkens Kolfschoten 22 3925 MR SCHERPENZEEL GLD AFREK. [betrokkene2] 12-AUG-2009 [betrokkene1] 15-APR-2009 -/- FAKTUUR 372148 BONUS 2008/09”;
4. een lijst van facturen met als omschrijving “[ged.2conv./eis.2reconv.]”, “Varkensh. [gedn.2+4conv./eis.2+4reconv.]” dan wel “hvg 354718 stal [betrokkene2] dubbel bet”, waarop de creditfactuur nr. 372148 is vermeld voor een bedrag van -€ 55.000,- en waarvan het totaal € 5.256,22 bedraagt;
5. een brief van Bos aan [ged.4conv./eis.4reconv.] van 2 februari 2010, waarin wordt meegedeeld dat vanwege de tegenvallende gerealiseerde technische resultaten het voergeld zal worden gehalveerd, dat het aangepaste bedrag van € 9.165,- aan [ged.4conv./eis.4reconv.] zal worden uitbetaald in de periode van januari tot en met mei 2010 en dat derhalve het in januari 2010 uitbetaalde bedrag van
€ 18.330,- het voergeld is voor de maanden januari en februari 2010;
6. een kengetallenoverzicht;
7. gegevens van Inside Business Payments van ING Bank betreffende een bijschrijving op de bankrekening van Bos van € 97,93 van [ged.4conv./eis.4reconv.], met als omschrijving “[ged.4conv./eis.4reconv.] Varkens BV FPUN2115776 GH 0000001 FAKT NR 371019 2341 2345 -/- FAKT 201165”.
2.16. [ged.4conv./eis.4reconv.] stelt daar tegenover dat de overeengekomen huurprijs voor de stal in Wekerom, waar varkens van Bos werden afgemest, € 18.330,- per maand bedroeg en dat Bos eenzijdig de huursom heeft gehalveerd over de maanden januari tot en met september 2010; factuur nr. 201165 behelst een correctie hiervan. De halvering van de huur door Bos over de maanden juli, augustus en september was nog niet meegenomen in de oorspronkelijke vordering; om deze reden verhoogt [ged.4conv./eis.4reconv.] haar vordering in reconventie met 3 x € 9.165,00 = € 27.495,00.
2.17. De rechtbank overweegt ten aanzien van de verschuldigdheid van factuur 201165 dat, ook indien hetgeen [ged.4conv./eis.4reconv.] ter zake van deze factuur stelt juist is, het verweer van Bos dat het bedrag van € 54.990,- is voldaan door dit in mindering te brengen op een schuld van [ged.2conv./eis.2reconv.] daarmee niet is weersproken. Op de door Bos ter staving van deze stelling overgelegde stukken is [ged.4conv./eis.4reconv.] verder ook niet meer ingegaan. De desbetreffende factuur is, gelet hierop, door [ged.4conv./eis.4reconv.] ten onrechte verrekend en daarmee voor de tweede keer voldaan. In zoverre heeft Bos dan ook nog een vordering op [ged.4conv./eis.4reconv.].
2.18. Met betrekking tot de vermeerderde eis (de vordering met betrekking tot het restant van de huursom over de maanden juli tot en met september 2011) heeft dan nog het volgende te gelden. Bij akte uitlating wijziging van eis tevens uitlating producties heeft Bos niet betwist dat zij vergoeding over de desbetreffende maanden verschuldigd is. Zij heeft enkel verwezen naar de in de brief van 2 februari 2010 neergelegde afspraak omtrent halvering van de huur. Zij heeft daar ook bewijs van aangeboden. Daar komt de rechtbank echter niet aan toe. Deze brief heeft namelijk enkel betrekking op een halvering over de periode tot en met juni 2010. Uit deze brief kan niet worden afgeleid dat, voor zover die afspraak inderdaad zou bestaan, zij ook zou gelden voor de periode na juni 2010. In zoverre kon Bos dan ook niet met een verwijzing naar die brief volstaan en had zij moeten stellen, en eventueel bewijzen, dat die afspraak ook gold voor de periode na juni 2010. Zij heeft dat echter nagelaten. Dat betekent dat er vanuit zal worden gegaan dat zij de stelling van [ged.4conv./eis.4reconv.] over de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag over de maanden juli tot en met september 2010 onvoldoende gemotiveerd heeft betwist zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. Het bedrag van € 27.495,00 zal worden meegenomen als zijnde alsnog verschuldigd aan [ged.4conv./eis.4reconv.]. Daarbij wordt wel opgemerkt dat in het overzicht onder de post ‘facturen waar nog niets mee is gedaan’een factuur voor de maand september staat vermeld ten bedrage van € 9.164,00 (factuur 21255). De rechtbank gaat er vanuit dat deze factuur geen betaling meer behoeft als wordt uitgegaan van een vordering van [ged.4conv./eis.4reconv.] op Bos van
€ 27.495,00 ter zake van de vergoeding over (onder meer) de maand september 2010.
Factuur nr. 201167:
2.19. [ged.4conv./eis.4reconv.] stelt dat zij op 21 augustus 2009 in opdracht en voor rekening van Bos 1500 varkensrechten aan Bos heeft verkocht voor een eenheidsprijs van € 119,-, in totaal dus € 178.500,-, terwijl de handelsprijs op dat moment € 149,- bedroeg. Bos heeft [ged.4conv./eis.4reconv.] bevolen om voor de rechten € 119,- te factureren; de rest zou op de voerleveranties in mindering worden gebracht. Deze factuur ( € 53.550,00 inclusief btw met als omschrijving ‘nog niet gefactureerd, restant bedrag’) dient ter correctie van dit verschil, omdat Bos die afspraak niet is nagekomen.
Ook inzake deze factuur betoogt Bos echter dat zij bevrijdend heeft betaald aan [ged.4conv./eis.4reconv.] door het bedrag van deze factuur op verzoek van [ged.2conv./eis.2reconv.] in mindering te brengen op diens schuld aan haar. Bos verwijst naar haar als productie 16 overgelegde stukken:
1. haar brief aan [ged.4conv./eis.4reconv.] van 10 juni 2011, waarin bevestigd wordt dat een factuur, nr. 201128, is opgemaakt voor € 178.500,- en verder wordt meegedeeld dat die factuur is verrekend met openstaande facturen, dat het restantbedrag in mindering wordt gebracht op door [ged.4conv./eis.4reconv.] verschuldigde rente en dat Bos op 31 oktober 2009 een creditfactuur, nr. 367378, heeft verzonden voor een bedrag van € 45.000,-, waarmee het totaal van de beide facturen samen komt op € 223.500,-;
2. de bewuste factuur;
3. factuur nr. 201128;
4. het meldingsformulier voor de overdracht van de varkensrechten;
5. de aan de overdracht ten grondslag liggende koopovereenkomst tussen [ged.4conv./eis.4reconv.] en de koper van de rechten, Quotamel Productierechten B.V. te Nijkerk;
6. een lijst met openstaande posten van [ged.4conv./eis.4reconv.] voor een totaal van € 30.087,59;
7. de genoemde creditfactuur van € 45.000,- met als omschrijving “restitutie rente oude koppels conform afspraak”;
8. een lijst van facturen met als omschrijving “[ged.2conv./eis.2reconv.]”, waarop die creditfactuur is vermeld.
[ged.4conv./eis.4reconv.] heeft verder nog gesteld dat Bos niet kan verrekenen op de manier zoals zij heeft gedaan, omdat [ged.4conv./eis.4reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.] niet dezelfde persoon zijn.
De rechtbank overweegt dat deze stelling strikt genomen juist is, maar dat [ged.4conv./eis.4reconv.] inzake factuur nr. 201165 geen vergelijkbaar standpunt heeft ingenomen. Partijen deden kennelijk meer op deze manier zaken met elkaar en Bos heeft er dan ook van uit mogen gaan dat [ged.4conv./eis.4reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.] dit onderling zouden oplossen. Ook in dit geval is [ged.4conv./eis.4reconv.] niet ingegaan op de stukken die Bos heeft overgelegd. Het verweer is dan ook onvoldoende concreet weersproken. Er kan aldus vanuit worden dat reeds is betaald en dat [ged.4conv./eis.4reconv.] ten onrechte tot verrekening is overgegaan. In zoverre heeft Bos dan ook nog een vordering op [ged.4conv./eis.4reconv.].
Factuur nr. 201170:
2.20. Deze factuur strekt tot betaling van € 39.144,38 inclusief btw in verband met kosten voor het ten laste van [ged.4conv./eis.4reconv.] gelegde derdenbeslag.
Bos stelt dat op goede gronden derdenbeslag onder [betrokkene3] ten laste van [ged.4conv./eis.4reconv.] gelegd is, zodat zij geen kosten hoeft te vergoeden.
[ged.4conv./eis.4reconv.] stelt dat de beslaglegging onrechtmatig is geweest en dat zij nadien geen slachtkuikens meer heeft kunnen opleggen doordat zij aangewezen is op voer van Bos; andere leveranciers willen of kunnen om technische reden geen slachtkuikenvoer leveren. [ged.4conv./eis.4reconv.] begroot haar schade op € 10.841,85 per zes weken. Verder leidt [ged.4conv./eis.4reconv.] uit het meergenoemde overzicht van Bos af, dat Bos al een bedrag van € 27.000,- als betaling door [ged.4conv./eis.4reconv.] heeft geboekt, zodat deze factuur met dat bedrag moet worden verminderd en € 9.931,13 ter verrekening overblijft.
De rechtbank overweegt dat in het vonnis van 15 februari 2012 (rechtsoverweging 6.2) ten aanzien van de derdenbeslagen is beslist dat het causale verband tussen de beslaglegging en deze schadepost ontbreekt, en dat de vordering dus niet op deze grond kan worden toegewezen. [ged.4conv./eis.4reconv.] is daar niet meer op teruggekomen; zij heeft kennelijk haar stelling dat dat Bos dit bedrag niettemin verschuldigd is (en dat zij derhalve terecht heeft verrekend) prijsgegeven. In zoverre heeft Bos dan ook nog een vordering op [ged.4conv./eis.4reconv.].
[ged.4conv./eis.4reconv.] heeft nog gewezen op de betaling ad € 27.000,-, maar daar heeft Bos blijkens haar meergenoemde overzicht reeds afzonderlijk rekening mee gehouden.
Factuur nr. 201173:
2.21. [ged.4conv./eis.4reconv.] stelt dat tijdens het laden uit de silo van de fabriek van Bos stukken rubber in het voer zijn gekomen en dat deze stukken rubber bij de verwerking in de stal in Wekerom in de voerketting zijn gekomen waardoor deze defect geraakt is. De factuur betreft de daardoor veroorzaakte schade, die door Bos moet worden vergoed, totaal € 1.076,95 inclusief btw.
Bos betwist bij gebrek aan wetenschap dat de gestelde schade ontstaan zou zijn door een gebrek van het geleverde voer. De schade kan ook het gevolg zijn van normale slijtage. Zou al vast komen te staan dat er rubber in het voer gezeten heeft, dan staat nog niet vast dat dat de oorzaak is van een defect aan de voerketting. Onduidelijk is voorts hoe de schade is begroot en of een correctie is toegepast wegens nieuw voor oud.
De rechtbank is van oordeel dat [ged.4conv./eis.4reconv.] de gestelde schade, gelet op de betwisting daarvan, onvoldoende heeft onderbouwd. Gegevens over de aard van de schade en over het herstel daarvan, alsook bewijzen van betaling van facturen van een reparateur zijn niet in het geding gebracht. Niet kan worden aangenomen dat deze factuur is verschuldigd. Omdat deze factuur door verrekening is voldaan, heeft Bos thans een vordering ter hoogte van het factuurbedrag, op [ged.4conv./eis.4reconv.].
Facturen nrs 201202 (201239, 201230, 201229 en 201216):
2.22. [ged.4conv./eis.4reconv.] stelt dat ook de factuur met nummer 201202 uit juli 2011 betreffende een bedrag van € 10.841,85 schade betreft (ad € 10.228,16 ex btw betreffende onterecht derdenbeslag, schade per zes weken) die het gevolg is van het door Bos gelegde derdenbeslag onder [betrokkene3] Deze factuur is door verrekening voldaan. Daarnaast zijn er facturen verzonden voor de daarop volgende perioden waarop deels weer een correctie is aangebracht wegens verhuur van de stal teneinde aldus de schade te beperken (respectievelijk voor bedragen van € 7.661,85, 7.661,85, € 10.841,85 en € 10.841,85). Voor het beslag onder [betrokkene3] bestond volgens [ged.4conv./eis.4reconv.] destijds geen enkele rechtvaardiging, omdat op de datum van het beslag geen betalingsachterstand bestond met betrekking tot de kuikens en het kuikenvoer. Ook na de betaling van € 27.000,- door [betrokkene3] aan Bos heeft laatstgenoemde het beslag niet opgeheven. De oorzaak van die schade duurt dan ook nog steeds voort. Wel heeft [ged.4conv./eis.4reconv.] de schade weten te beperken door een deel van de schuur te verhuren; daarvoor is op verschillende facturen € 3.000,- in mindering gebracht, aldus [ged.4conv./eis.4reconv.].
Bos betwist bij gebrek aan wetenschap dat [ged.4conv./eis.4reconv.] geen kuikenvoer van andere leveranciers kon betrekken.
De rechtbank overweegt dat [ged.4conv./eis.4reconv.] onvoldoende feitelijk heeft gesteld en toegelicht waarom zij na de beslaglegging geen vleeskuikens meer kon opzetten, respectievelijk door welke oorzaken zij geen andere producent of tussenhandelaar bereid kon vinden voer te leveren. De enkele stelling dat daarvoor “technische redenen” bestonden is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende inzichtelijk om de gevolgen daarvan zonder meer op Bos af te wentelen. Reeds vanwege dit gebrek aan causaal verband tussen het beweerdelijk onrechtmatig handelen en de gestelde schade komt die schade (zoals door [ged.4conv./eis.4reconv.] is gefactureerd) niet voor vergoeding in aanmerking.
Dat geen betalingsachterstand bestond met betrekking tot de kuikens en het kuikenvoer is, wat hier verder ook van zij, overigens ook niet voldoende om het beslag onrechtmatig te achten indien Bos andere vorderingen op [ged.4conv./eis.4reconv.] had ter zake waarvan [ged.4conv./eis.4reconv.] in verzuim verkeerde. Uit het voorgaande volgt dat die vorderingen wel bestaan.
De vordering van Bos op dit punt kan derhalve worden toegewezen. De factuur met nummer is 201202 ten onrechte verrekend door [ged.4conv./eis.4reconv.]. De overige facturen die waar blijkens het overzicht ‘nog niets mee is gedaan’ zijn bovendien niet verschuldigd.
Tussenconclusie
2.23. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [ged.4conv./eis.4reconv.] aan Bos een bedrag van
€ 162.902,58 inclusief btw verschuldigd is ter zake van ten onrechte uitgevoerde verrekeningen. Het door [ged.4conv./eis.4reconv.] verrekende bedrag (in het overzicht vastgesteld op
€ 295.178,28) dient in elk geval met dit bedrag verminderd te worden. De facturen 21255, 201239, 201230, 201229 en 201216, zijn bovendien niet verschuldigd geworden. Daar staat tegenover dat Bos nog aan [ged.4conv./eis.4reconv.] verschuldigd is de nog niet betaalde vergoeding over de maanden juli tot en met september van € 27.495,00.
Overige facturen
2.24. Op het overzicht van Bos komen verder de facturen van [ged.4conv./eis.4reconv.] met nummer 16587 en 16591 voor, en wel voor een bedrag van € 14.411,10 (genaamd ‘rekening biggen’ uit juni 2011) respectievelijk € 7.230,69 (‘rekening biggen’ uit juli 2011). Volgens [ged.4conv./eis.4reconv.] gaat het hier om facturen voor het gebruik van haar stal te Wekerom door Bos vóór 7 juli 2011. [ged.4conv./eis.4reconv.] betoogt verder dat zij tijdens de afloop van de overeenkomst de stal niet (gedeeltelijk) aan anderen heeft verhuurd om te voorkomen dat varkens van anderen werden vermengd met de veestapel van Bos. Bos is daarom, zo stelt [ged.4conv./eis.4reconv.], de volledige huur voor de stal verschuldigd tot 15 september 2011, de datum waarop de veestapel van Bos aan anderen is overgedragen. Bos heeft op die dag betaling gekregen voor een volle varkensstal ten bedrage van € 153.750,-. Bos stelt achteraf een correctie op de huurprijs voor in verband met het afgenomen aantal varkens dat daar van haar gehuisvest was, maar daarover is niets overeengekomen, zodat er geen reden is voor de door Bos voorgestelde correctie, aldus [ged.4conv./eis.4reconv.].
2.25. Bos heeft niet betwist deze twee facturen aan [ged.4conv./eis.4reconv.] te moeten voldoen, maar volgens Bos zijn deze twee facturen verrekend met voerleveranties, en wel telkens voor € 18.330,- tot en met augustus 2011 en voor € 9.164,- over september 2011. [ged.4conv./eis.4reconv.] is daar niet meer op ingegaan, anders dan met het betoog dat Bos deze facturen moet betalen. Nu [ged.4conv./eis.4reconv.] uitgaat van de juistheid van de in het overzicht van Bos vermelde gegevens, houdt de rechtbank het ervoor dat zij het verweer van Bos dat deze bedragen reeds verrekend zijn niet weerspreekt. De verbintenis tot betaling is daardoor tenietgegaan en de door [ged.4conv./eis.4reconv.] terzake van deze facturen uitgevoerde (tweede) verrekening voor een bedrag van € 21. 641,79 is dan ook onterecht geweest.
De rechtbank stelt voor het overige vast dat Bos ook de ontvangst van het bedrag van
€ 153.750,00 heeft vermeld op het overzicht van ontvangen betalingen. Blijkens dit overzicht is het echter geen betaling van [ged.4conv./eis.4reconv.].
2.26. Wat de factuur voor dierenartskosten (met nummer 21245) voor een bedrag van
€ 1.272,90 betreft heeft Bos gemotiveerd betoogd dat [ged.4conv./eis.4reconv.] eerst na het ontstaan van dit geschil facturen is gaan verzenden. [ged.4conv./eis.4reconv.] stelt dat dit gebeurt gelet op de contractuele bepalingen daaromtrent.
2.27. De rechtbank overweegt dat [ged.4conv./eis.4reconv.] geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat tot aan het ontstaan van dit geschil nooit dierenartskosten in rekening zijn gebracht, en dat [ged.4conv./eis.4reconv.] niets concreets heeft gesteld over de noodzaak van deze dierenartskosten en de diergeneeskundige verrichtingen waarvoor die zijn gemaakt. In het bijzonder blijkt niet dat die kosten gemaakt zijn voor varkens die eigendom zijn van Bos. Daarmee staat onvoldoende vast, dat het gaat om kosten waarvoor Bos moet opkomen. Deze factuur (die is opgenomen in het overzicht onder ‘ontvangen facturen waar nog niets mee is gedaan’) behoeft dan ook niet te worden betaald.
2.28. Ten slotte heeft [ged.4conv./eis.4reconv.] bedragen in rekening gebracht aan Bos voor opstartvoer voor jonge biggen. Met deze facturen is blijkens het overzicht nog niets gedaan. [ged.4conv./eis.4reconv.] stelt dat Bos ondanks uitdrukkelijk verzoek geen opstartvoer heeft willen leveren, zodat zij dit van derden heeft moeten betrekken. Het voer dat Bos voorstelde te leveren, was niet geschikt voor jonge biggen. [ged.4conv./eis.4reconv.] heeft de kosten van het van derden betrokken voer aan Bos doorberekend met de in paragraaf 8 van haar antwoordakte genoemde facturen (met de nummers 21243, 21259, 21254, 21253, 21249 en 21248, totaal € 23.537,41) .
2.29. Voorop staat dat het hier niet gaat om vergoeding van een overeengekomen bedrag maar, klaarblijkelijk, om vergoeding van schade die [ged.4conv./eis.4reconv.] heeft geleden ten gevolge van een tekortschieten in de nakoming aan de zijde van Bos. Voor toewijzing van een dergelijke vergoeding van schade die het gevolg is van een tekortkoming is echter, voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is, vereist, dat die partij in gebreke wordt gesteld door een schriftelijke mededeling, waarbij haar een redelijke termijn wordt gesteld om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat nakoming blijvend onmogelijk was en/of dat [ged.4conv./eis.4reconv.] schriftelijk een mededeling van die strekking aan Bos heeft gedaan. Bos is dan ook niet gehouden tot vergoeding van de schade bestaande uit kosten van door [ged.4conv./eis.4reconv.] elders gekocht voer. De genoemde facturen zijn niet verschuldigd.
Berekening van het verschuldigde
2.30. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er vanuit moet worden gegaan dat door [ged.4conv./eis.4reconv.] ten onrechte is verrekend een bedrag van € 162.902,58 + € 21.641,79 = € 184.544,37.
Ten onrechte in rekening gebracht zijn, blijkens hetgeen hiervoor is overwogen, alle facturen die zijn verzonden en waarmee blijkens het overzicht nog niets is gedaan. Aan vorderingen van [ged.4conv./eis.4reconv.] uit hoofde van openstaande facturen rest dan ook € 0,00. Daar staat wel tegenover dat er nog een vordering van [ged.4conv./eis.4reconv.] op Bos bestaat van € 27.495,00 wegens vergoeding over de maanden juli tot en met september 2010. Totaal is dan terecht in rekening gebracht aan Bos (€ 295.178,28 – € 184.544,37 + € 27.495,00=) € 138.128,91.
Dat leidt tot de volgende optelsom.
Bos is verschuldigd aan [ged.4conv./eis.4reconv.] € 138.128,91 + € 138.265,76 - € 276.351,55 -€ 87.523,66 =
- € 87.480,54. Met andere woorden Bos heeft geen schuld aan [ged.4conv./eis.4reconv.] maar juist een vordering op [ged.4conv./eis.4reconv.] van € 87.480,54.
2.31. Vervolgens moet dan nog rekening worden gehouden met een vordering van Bos op [ged.4conv./eis.4reconv.], die ter comparitie door [ged.4conv./eis.4reconv.] is erkend, van € 42.018,29. In haar antwoordakte heeft [ged.4conv./eis.4reconv.] naar voren gebracht dat deze vordering niet opeisbaar is maar dit strookt niet met de erkenning van de verschuldigdheid ter comparitie en zal derhalve worden gepasseerd. In elk geval is de erkentenis ook niet herroepen in de zin van artikel 154 Rv.
2.32. Dit leidt tot de conclusie dat de totale vordering van Bos € 129.498.83 bedraagt. Dit bedrag ligt voor toewijzing gereed.
2.33. Bos heeft ook nog vergoeding gevorderd van rente. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen vanaf twee weken na datum van dit vonnis over het toe te wijzen bedrag nu uit de stellingen van Bos, in samenhang met de overgelegde facturen en het overzicht, en mede gelet op de al dan niet terecht toegepaste verrekeningen, niet kan worden afgeleid wanneer het verzuim is ingetreden.
2.34. De vordering sub III in reconventie zal, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.
Ter zake van de vordering sub V in conventie en de vordering sub a in reconventie
vordering sub V onderdeel a in conventie en vordering sub a in reconventie
2.35. Bij het vonnis van 15 februari 2012 (rechtsoverweging 5.18) heeft de rechtbank aan Bos verzocht om voor iedere gedaagde te specificeren waaruit het gestelde onrechtmatig handelen bestaat, op welke grondslag(en) de vorderingen zijn gestoeld en wat de omvang is van de als gevolg van dat handelen geleden schade. Uit de aktewisseling is vervolgens gebleken dat (de nieuwe) vordering sub a in reconventie samenhangt met vordering sub V, onderdeel a in conventie. Beide vorderingen zullen hierna gezamenlijk worden beoordeeld.
2.36. Beide vorderingen hebben te maken met een pandrecht van Bos dat sinds maart 2011 rustte op varkens van [ged.1conv./eis.1reconv.] die die varkens heeft verkocht aan [ged.3conv./eis.3reconv.] zonder Bos af te betalen. Eerst later is Bos gebleken dat zij geen eerste pandrecht had verkregen.
2.37. Bos stelt dat sprake is van bedrog van de zijde van [ged.1conv./eis.1reconv.] c.s, aldus dat zij bij het aangaan van de pandovereenkomst vastgelegd in de akte van 29 maart 2011 hadden moeten aangeven wat de situatie was en wat zij voornemens waren te doen in het kader van herstructurering. Door dat opzettelijk te verzwijgen hebben zij Bos bewogen de levering van voer voort te zetten zonder dat [ged.1conv./eis.1reconv.] haar dan wel [gedn.conv./eis.reconv.] hun verplichtingen uit die overeenkomst zou(den) (kunnen) nakomen. Dat bedrog levert een onrechtmatige daad op, voor de gevolgen waarvan [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk aansprakelijk zijn. In het andere geval, dus indien de herstructurering van de groep ondernemingen van [ged.1conv./eis.1reconv.] c.s niet voor haar zou zijn verzwegen, zou Bos vanaf 24 maart 2011 geen voer meer hebben geleverd aan [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of [ged.2conv./eis.2reconv.] onder debiteurnummer 23693, aldus Bos.
2.38. [ged.4conv./eis.4reconv.] voert aan dat de pandovereenkomst door bedreiging van de kant van Bos tot stand is gekomen, en verder dat bij het door Bos gestelde onrechtmatige handelen van [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of [ged.2conv./eis.2reconv.], [ged.3conv./eis.3reconv.] en [ged.4conv./eis.4reconv.] niet betrokken waren, zodat deze beiden niet hoofdelijk aansprakelijk kunnen zijn voor de gestelde schade.
2.39. Dit laatste komt de rechtbank slechts ten dele juist voor. Uit het door Bos gestelde blijkt niet van betrokkenheid van [ged.3conv./eis.3reconv.] bij de totstandkoming van de pandovereenkomst, maar de akte is wel door of namens [ged.4conv./eis.4reconv.] medeondertekend. Jegens [ged.1conv./eis.1reconv.], [ged.2conv./eis.2reconv.] en [ged.4conv./eis.4reconv.] heeft dan het volgende te gelden.
2.40. Bos heeft de door [gedn.conv./eis.reconv.] gestelde bedreiging van de totstandkoming van de pandovereenkomst uitdrukkelijk betwist en in dit verband ook aangevoerd dat [gedn.conv./eis.reconv.] geen belang heeft bij de gevorderde vernietiging van de pandakte, omdat de in pand gegeven zaken er niet meer zijn.
2.41. De juistheid van dit verweer volgt uit de omstandigheid dat het pandrecht was gevestigd op slachtvarkens. Waar gesteld noch gebleken is dat enig ander goed in de plaats van de verpande zaken is getreden, moet ervan uitgegaan worden dat het pandrecht tezamen daarmee tenietgegaan is. [gedn.conv./eis.reconv.] hebben dan ook geen belang bij dit onderdeel van de vordering. De vordering sub a in reconventie zal daarom worden afgewezen.
2.42. Indien en voor zover [gedn.conv./eis.reconv.] hebben bedoeld te stellen dat de bedreiging onrechtmatig is, heeft zij geen aanspraak gemaakt op vergoeding van schade die daar het gevolg van zou zijn. Een vordering die daarop ziet is niet ingesteld zodat de stellingen die hierop betrekking hebben geen bespreking behoeven.
2.43. Ten aanzien van de vordering van Bos op [gedn.conv./eis.reconv.] kan vervolgens in de eerste plaats worden geconcludeerd dat (als niet betwist vaststaat dat) bij het door Bos gestelde onrechtmatige handelen [ged.3conv./eis.3reconv.] en [ged.4conv./eis.4reconv.] niet betrokken waren, zodat deze beiden in elk geval niet hoofdelijk aansprakelijk kunnen zijn voor de gestelde schade. Ten aanzien van [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.] dient dan nog wel te worden beoordeeld of zij onrechtmatig hebben gehandeld door relevante feiten ten aanzien van de voorgenomen herstructurering te verzwijgen. Een andere vraag is (gelet op het subsidiaire verweer van [gedn.conv./eis.reconv.]) of er wel een causaal verband bestaat tussen de vermeende onrechtmatige handeling en de gevorderde schade.
2.44. De rechtbank constateert dat Bos verschillende kansen heeft gehad om haar vordering jegens [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.] op dit punt nader toe te lichten en te onderbouwen. Zij heeft echter ook na het tussenvonnis volstaan met de stelling dat er sprake is van bedrog omdat relevante feiten opzettelijk zijn verzwegen. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt echter niet van opzet, laat staan dat daaruit kan worden afgeleid dat Bos, zoals zij ook stelt, bij juiste informatie niet zou zijn doorgegaan met voerleveranties. In dit stadium van het geding had een onderbouwing op deze punten wel van Bos mogen worden verwacht, mede gelet op de gang van zaken rond de ondertekening van de pandakte zoals die door [gedn.conv./eis.reconv.] is geschetst. Een en ander leidt tot de conclusie dat vordering sub V van Bos, bij gebrek aan een voldoende onderbouwing, op voornoemde grond in elk geval niet kan worden toegewezen.
2.45. Bos heeft verder nog naar voren gebracht dat zij [ged.2conv./eis.2reconv.] als destijds (middellijk) bestuurder en/of feitelijk leidinggevende aansprakelijk acht voor de betaling van de voerleveranties vanaf 24 maart 2011 en in ieder geval vanaf 31 maart 2011. Bos stelt dat het [ged.2conv./eis.2reconv.] duidelijk geweest moet zijn dat [ged.1conv./eis.1reconv.] verplichtingen aanging waarvan hij wist althans moest begrijpen dat zij deze niet meer zou kunnen nakomen. Door niettemin de bestelling van voer te continueren heeft [ged.2conv./eis.2reconv.] onrechtmatig jegens Bos gehandeld, en hetzelfde geldt voor [ged.3conv./eis.3reconv.] en [ged.4conv./eis.4reconv.], die - zo stelt Bos - een (ongeschreven) rechtsplicht hadden om Bos te informeren over de aanstaande herstructurering en/of de gevolgen daarvan en door dat na te laten op gelijke wijze aansprakelijk zijn.
2.46. [gedn.conv./eis.reconv.] betwisten deze stelling. Zij betogen dat zij altijd hebben toegezegd hun verplichtingen te zullen nakomen, waaronder die uit de facturen van Bos. Door de door Bos gelegde beslagen zijn zij in ernstige problemen geraakt, maar zij blijven bij hun toezegging.
2.47. Ook in dit verband geldt dat Bos meerdere keren de gelegenheid heeft gehad om haar stellingen die ten grondslag liggen aan de vordering jegens [ged.1conv./eis.1reconv.] en [ged.2conv./eis.2reconv.] uit onrechtmatige daad nader toe te lichten en te onderbouwen. Zij heeft nu voor het eerst naar voren gebracht dat er (ook) sprake zou zijn van bestuurdersaansprakelijkheid en daarbij heeft zij volstaan met verder niet toegelichte stellingen. De kern daarvan is dat [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of [ged.2conv./eis.2reconv.] hadden moeten weten vanaf 24 maart 2011 (en ieder geval 31 maart 2011) dat zij verplichtingen aangingen waarvan zij wisten dat [ged.1conv./eis.1reconv.] die niet meer zou kunnen gaan nakomen. Klaarblijkelijk houdt dit verband met de overeenkomst van pandrecht waarover hiervoor reeds het een en ander is overwogen. Duidelijk is het echter niet. Die duidelijkheid had thans wel mogen worden verwacht, evenals een verdere onderbouwing van de gestelde wetenschap. Bij gebreke daarvan dienen de stellingen van Bos als onvoldoende onderbouwd te worden gepasseerd en het desbetreffende onderdeel van de vordering te worden afgewezen.
2.48. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering sub V van Bos, onderdelen a en b ook moet worden afgewezen.
Aangehouden beslissing op vordering sub b, onderdeel 1b in reconventie
2.49. In het tussenvonnis is de beslissing aangehouden ten aanzien van het gestelde onrechtmatige handelen jegens [ged.3conv./eis.3reconv.] door beslag te leggen onder [ged.3conv./eis.3reconv.] in verband met de nog te nemen beslissing op vordering sub V in conventie. In het voorgaande is uiteengezet dat die vordering thans zal worden afgewezen. Niet is komen vast te staan dat er sprake is geweest van een onrechtmatige daad aan de zijde van [gedn.conv./eis.reconv.] Dat betekent dat het beslag onder [ged.3conv./eis.3reconv.], dat blijkens het beslagrekest was gebaseerd op de stelling dat [ged.3conv./eis.3reconv.] onrechtmatig had gehandeld, ten onrechte is gelegd en daarmee als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Bos is dan ook in beginsel gehouden de schade die daarvan het gevolg is te vergoeden. Het was aan [gedn.conv./eis.reconv.] om die schade nader te onderbouwen. Zij hebben weliswaar een verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd maar in het tussenvonnis heeft de rechtbank onder 5.18 gedaagden opgedragen hun vordering te specificeren in die zin dat zij moesten aangeven wat de hoogte was van het als gevolg van het onrechtmatig handelen geleden schade. Daarbij heeft de rechtbank aangegeven dat de uit de stellingen niet bleek waarom de omvang niet reeds kon worden vastgesteld. [gedn.conv./eis.reconv.] zijn hier echter in hun antwoordakte niet meer op in gegaan. [gedn.conv./eis.reconv.] hebben meer in het bijzonder nagelaten om aan te geven waarom de schade van [ged.3conv./eis.3reconv.] niet nu reeds zou kunnen worden begroot. Nu ook overigens niet valt in te zien waarom een dergelijke begroting niet mogelijk was geweest, wordt er vanuit gegaan dat de schade reeds had kunnen worden begroot maar dat de omvang van de schade desalniettemin niet is onderbouwd. Dit komt voor risico van [ged.3conv./eis.3reconv.]. Gelet op de betwisting van het bestaan van schade aan de zijde van [ged.3conv./eis.3reconv.] door Bos ter comparitie, kan bij gebreke aan een voldoende onderbouwing door [gedn.conv./eis.reconv.] niet als vaststaand worden aangenomen dat [ged.3conv./eis.3reconv.] schade heeft geleden ten gevolge van het eerder genoemde onrechtmatige handelen van Bos.
De vordering van [gedn.conv./eis.reconv.] voor wat betreft het onrechtmatig handelen jegens [ged.3conv./eis.3reconv.] zal daarom ook worden afgewezen.
Vordering sub III in reconventie
2.50. Tot nu toe is nog geen beslissing gegeven op de gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Thans kan worden geconcludeerd dat alle vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. Daardoor ontbreekt een grond voor vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering zal daarom ook worden afgewezen.
Vordering sub III onder a in conventie
2.51. In het tussenvonnis onder 5.12 is overwogen dat ten aanzien van deze vordering sub III onder a in conventie nog bewijslevering nodig is. Indien het bewijs wordt geleverd, ligt de vordering jegens [ged.2conv./eis.2reconv.] voor toewijzing gereed. Indien het bewijs niet wordt geleverd, dient de subsidiaire vordering nog te worden beoordeeld. Reeds nu kan worden geconcludeerd dat die vordering zou kunnen worden toegewezen nu [gedn.conv./eis.reconv.] niet hebben betwist dat [ged.1conv./eis.1reconv.] het gevorderde bedrag verschuldigd is.
De rechtbank kan zich voorstellen dat hierin reden gelegen kan zijn voor Bos om van bewijslevering af te zien. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat inmiddels op alle overige vorderingen is beslist. De rechtbank zal de zaak daarom naar de rol verwijzen teneinde Bos in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of zij haar bewijsaanbod handhaaft.
in conventie
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 oktober 2012 voor het nemen van een akte door Bos over hetgeen is vermeld onder 2.51,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.