ECLI:NL:RBARN:2012:BY0243

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
210791
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewijs van gestolen sieraden in verzekeringszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 3 oktober 2012, stond de verzekeringsmaatschappij Delta Lloyd voor de rechter. Delta Lloyd had een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [ged.1] en [ged.2], die in 2007 en 2009 sieraden als gestolen hadden opgegeven. De rechtbank diende te beoordelen of Delta Lloyd kon bewijzen dat deze sieraden zich in 2010 nog in de woning van de gedaagden bevonden. De rechtbank oordeelde dat Delta Lloyd niet in het bewijs was geslaagd. De getuigenverklaringen van de juweliers, die de sieraden hadden getaxeerd, waren niet overtuigend genoeg. De rechtbank stelde vast dat de getuigen vaak twijfels uitspraken over de herkomst en de identificatie van de sieraden. Er waren geen ondubbelzinnige technische kenmerken die de sieraden uniek maakten, en de verschillen tussen de eerder getaxeerde en de later aangetroffen sieraden waren te groot om aan te nemen dat het om dezelfde sieraden ging. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Delta Lloyd moest worden afgewezen, en veroordeelde Delta Lloyd in de proceskosten van de gedaagden, die op € 3.647,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 210791 / HA ZA 11-57
Vonnis van 3 oktober 2012
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
1. [ged.1],
wonende te [woonplaats]
2. [ged.2],
wonende te [woonplaats]
gedaagden,
advocaat mr. J.P.J. Botterblom te Barneveld.
Partijen zullen hierna ook Delta Lloyd, [ged.1] en [ged.2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 januari 2012, waar als getuigen in enquête zijn gehoord [ged.2], [ged.1], hun dochter [getuige1] en hun dochter [getuige2],
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 januari 2012, waar als getuige in enquête is gehoord [getuige3],
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 juni 2012, waar als getuigen in enquête zijn gehoord [getuige4] en [getuige5],
- de rolverwijzing die is gevolgd op de mededeling van mr. Botterblom dat hij afziet van contra-enquête,
- de conclusie na tussenvonnis en getuigenverhoor van Delta Lloyd
- de antwoordconclusie na bewijsopdracht van gedaagden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 3 augustus 2011 is Delta Lloyd te bewijzen opgedragen dat de door [ged.1] en [ged.2] in 2007 en/of 2009 als gestolen opgegeven sieraden, althans een substantieel gedeelte daarvan, zich in 2010 nog in hun toenmalige woning bevonden. De rechtbank zal nagaan wat de getuigen, voor zover van belang, verklaren.
2.2. [ged.2] verklaart als getuige het volgende.
U toont mij een aantal foto’s (…). Wat ik hier zie kan je in Beverwijk, maar ook in Afghanistan of Duitsland zo kopen. Ik bedoel ook dit soort doosjes. Ik herinner me niet goed of ik thuis ook zo’n doosje had of alleen maar ronde (…). Afghanen zijn van kindsbeen af bekend met sieraden. Ik heb er vanaf mijn kindertijd mee te maken gehad. Ik heb er ook mee gespeeld. U vraagt mij of de politie sieraden in beslag heeft genomen die ik al heel lang had. Dat is een leugen. Ik weet niet of dit zo is. Van elk sieraad heb ik een inkoopdatum. Mijn advocaat heeft de stukken waarop de data staan. U moet hem er naar vragen (…).
Ik had geen antieke sieraden, geen handgemaakte, maar machinaal vervaardigde. Van de ring die ik nu aan heb zijn er duizenden en hetzelfde geldt voor mijn oorbellen. In de koffer zaten geen antieke sieraden.
2.3. [ged.1] verklaart als getuige:
Het sieraad op de foto A01.03.002 hebben wij gekocht op 5 september 2009. Ik lees dat voor van een betaalbewijs dat is gekopieerd op een blad dat ik u overhandig. Het staat rechts op dit blad en het is ingevuld door de winkelier, een Irakese man wiens naam ik niet weet. Zijn winkel is in Beverwijk. Ik ben daar wel eens geweest. Op het bonnetje staan vier sets genoemd. Eén daarvan is nog bij de winkelier. Wij hebben er drie meegenomen. De aantekeningen op het blad heb ik gemaakt om te berekenen hoeveel wij nog tegoed hadden van de winkelier (…).
Wat in de koffer zat kan niet uniek zijn omdat wij geen unieke sieraden hadden. Vroeger wel; wij hebben eens iets geërfd en dat erfstuk was uniek. Dat was een ketting met drie diamanten. Die hebben wij verloren bij een auto-ongeluk.
2.4. De getuige [getuige1]:
[Mijn ouders] kochten de sieraden ongetwijfeld niet alleen in Beverwijk. Ze zijn in Afghanistan geweest, waar mijn broer op 3 juli van ik dacht 2010 getrouwd is en ongetwijfeld hebben ze daar ook sieraden gekocht.
2.5. De getuige [getuige2] verklaart:
Ik ben er wel eens bij geweest als [mijn ouders] sieraden kochten. Dat is regelmatig gebeurd. Ik weet niet meer waar het was, maar als het in Nederland gebeurde was dat meestal in Beverwijk. Daar ben ik wel eens bij geweest. Ik weet niet of mijn moeder of mijn vader dan de aankoop deed, meestal allebei.
2.6. De verklaring van de getuige [getuige3], inspecteur van politie:
Op een gegeven moment is er vanuit een onderzoek naar andere strafbare feiten huiszoeking gedaan bij de familie [ged.1]. Daarbij zijn sieraden in beslag genomen. Het bleek dat deze overeenkomsten vertoonden met eerder als gestolen opgegeven sieraden. Er lagen aangiftes van diefstallen uit de woning van de familie [ged.1] in 2005, 2007 en 2009. Naar de zaken uit 2005 is geen onderzoek gedaan. Wat de aangifte uit 2007 betreft leek het erop dat sieraden daarmee te maken hadden, maar dit is niet vastgesteld. In de aangifte uit 2009 gaat het om meerdere sieraden. Er leken overeenkomsten te bestaan met de in beslag genomen sieraden op grond van beschikbare taxatierapporten. Er is onderzoek verricht. De juwelier [getuige4] is als getuige gehoord. Een aantal sieraden kwam overeen met sieraden in het taxatierapport en de aangifte. Bij een vervolgonderzoek zijn ook leden van de familie [ged.1] verhoord. Toen is verklaard dat een aantal sieraden in Afghanistan is gekocht en een aantal in Beverwijk. In verband met de aankopen in Beverwijk zijn visitekaartjes overgelegd. Wij hebben de persoon van het desbetreffende bedrijf gehoord en hem gevraagd of de sieraden van hem afkomstig waren. Er kwam niet expliciet uit dat bepaalde sieraden daar gekocht waren.
We hebben gezocht naar merktekens in de sieraden. In een aantal werden merktekens aangetroffen. Volgens de familie [ged.1] waren die in Afghanistan gekocht. In een aantal zaten Nederlandse keurmerken en [getuige4] had aangegeven dat sieraden die hij in 2009 had getaxeerd waren gekeurd bij de waarborg in Joure. Daar zijn keurmerken geplaatst in sieraden waar nog geen keur in stond en die voldeden aan een bepaald goudgehalte.
Ik heb zelf aan de hand van gewichten en de aanwezigheid van keurmerken gezocht of in beslag genomen sieraden op de taxatielijst van [getuige4] voorkwamen, die bij de aangifte in 2009 was afgegeven omdat daar de gestolen sieraden op stonden. In een aanvullend verhoor van [getuige4] zijn deze sieraden bekeken. Hij concludeerde bij een aantal dat het niet dezelfde geweest konden zijn, maar bij andere dat zij wel dezelfde konden zijn (…).
Op vragen van mr. Botterblom:
(…). De in beslag genomen sieraden leken op de als gestolen aangegeven sieraden. Vanuit de woninginbraken waarvan [ged.1] aangifte had gedaan en waar behoorlijk waardevolle goederen, onder andere sieraden, als gestolen opgegeven waren liep er een link die ik onderzocht heb (…).
Ten aanzien van de aangifte uit 2007 is niet vastgesteld dat de als gestolen opgegeven sieraden met de in beslag genomen sieraden te maken hadden. Dit is het resultaat van de verklaringen die er lagen. Bij de taxatie zat een kopie van de getaxeerde sieraden; die waren op de plaat van het kopieerapparaat gelegd. De technische recherche heeft gezocht naar overeenkomsten met de in beslag genomen sieraden. [getuige5], de taxateur, was er in eerste instantie vrij zeker van dat het om dezelfde sieraden ging. In zijn tweede verklaring zijn wij ingegaan op details en was hij niet meer volledig zeker (…).
2.7. De getuige [getuige4]:
Op een gegeven ogenblik kwam de politie bij mij met een aantal sieraden en met de vraag of ik die herkende (…). De politie had een taxatierapport van mij en was daardoor bij mij gekomen. Een aantal van de sieraden kon ik zo herkennen omdat ze dusdanig zeldzaam zijn dat je ze niet vergeet (…).
U vraagt mij of er ook sieraden bij waren die ik niet direct herkende. Ja, er was bijvoorbeeld ook een ringetje dat bij ons gekocht was. Maar er waren ook zaken met zulke mooie kleurschakeringen en die zo leuk gemaakt waren dat ze me waren bij gebleven.
Op vragen van mr. Elzas:
Aan de hand van mijn verklaring bij de politie op bladzijde 541 en 542 van het politieproces-verbaal en mijn taxatierapport van 5 mei 2009 dat op de pagina’s 916 en volgende is opgenomen, verklaar ik over een aantal sieraden.
A01.03.004.1
Deze armband herken ik als nummer 101 van mijn taxatierapport. Ik herken hem omdat deze armband het juiste gehalte heeft, maar het bijbehorende collier niet. Ik heb dat aan de familie teruggegeven en niet getaxeerd. Deze armband heb ik wel getaxeerd. Dit model kom je niet tegen in Nederland. Ik kan mij redelijk voorstellen dat het vrij zeldzaam is, maar ik weet niet of het in het buitenland veel voorkomt. De modelleringen in Nederland houd ik bij. Deze armband heeft geen specifieke eigenschap waaraan ik hem herken, maar ik herinner hem mij doordat ik mij de ketting herinner. Ik wijs op het waarborgmerk, een eikenblaadje, in de baksluiting.
Op vragen van mr. Botterblom over nummer A01.03.004.1:
Ik herken ook de modellering van deze armband. Er ontbreken twee steentjes, zoals ik ook bij de politie heb gezegd (pagina 1070). In de taxatielijst heb ik dit niet opgenomen. Dat doen we wel als de stenen mee getaxeerd worden. Bij het wegen heb ik uiteraard het goud niet kunnen wegen zonder de stenen die er in gezet zijn. Het gewicht van die stenen is echter relatief klein en je houdt er rekening mee als je weegt.
A01.03.006
U toont mij uit de doos A01.03.006 een gouden armband met turkoois en parels. Deze heeft nummer A01.03.006.12. Als je die gezien hebt, vergeet je hem niet. Zo iets ben ik in Nederland niet tegengekomen. U leest mij de omschrijving voor van nummer 13 in mijn taxatierapport. Dat is deze armband. Ik heb hem bij de politie ook gewogen. Ik hoor mr. Botterblom zeggen dat op pagina 1072 van het politieproces-verbaal staat dat deze armband 33 gram woog. Het kan dus ook de slavenarmband, die als nummer 8 in mijn rapport staat, zijn. Bij een entouragearmband let je op de modellering, een slavenarmband is stug en stijf. Op het oog is dit 22 karaat. Op een vraag van mr. Botterblom antwoord ik dat het ook 21 karaat kan zijn.
A01.03.006.13
U toont mij de choker met nummer A01.03.006.13. Dit is de choker die als nummer 15 in mijn taxatierapport staat. Op bladzijde 1072 van het politieproces-verbaal wordt gesproken over een ontbrekende turkoois. Ik bekijk nu dit choker, maar kan niet zien waar er één ontbreekt. De doos en de vormgeving herken ik als uniek voor Nederland. Misschien is dit in Beverwijk te koop, maar ik ken geen collega die dit heeft. Op vragen van mr. Botterblom antwoord ik het volgende. Ik heb niet zoveel klanten als de familie [ged.1] en dat zou kunnen verklaren dat ik dit soort sieraden niet vaak tegenkom. De doos was zo groot dat ik iets omgekeerd kan hebben. U vraagt mij of ik dit exemplaar op 5 mei 2009 heb getaxeerd. Ik herken deze choker absoluut. Ik heb hem eerder gezien. Ik kan dus niet zeggen dat ik hem niet gezien heb, maar of dit exact het exemplaar is dat ik in 2009 heb gezien, is natuurlijk niet te zeggen.
A01.003.07
U toont mij nummer A01.03.007, net zo’ n grote doos als A01.03.006. Voorwerp A01.03.007.6 is een ring met een nagel. Zo iets kom je nooit tegen. Hij is specifiek herkenbaar. Het is een hartstikke leuk ding. Ik wijs u het keurmerk in de ring aan. Ik denk dat het nummer 98 van de taxatielijst is.
Op een vraag van mr. Botterblom antwoord ik: ik heb deze ring destijds gezien, maar ik weet niet of het exact hetzelfde exemplaar is. Ik heb ze allemaal ongekeurd binnengekregen en nu staan er keuringen in. Het enige niet gekeurde voorwerp was het ringetje wat wij zelf verkocht hadden, nummer 103.
Ik heb de sieraden laten keuren in Joure. Ik heb toen alleen de sieraden van familie [ged.1] gebracht en ik heb ze ook zelf opgehaald. Ik heb dit zelf gedaan omdat het om een grote hoeveelheid ging en er nogal haast bij was. Op verzoek van de familie moest het snel.
Naar aanleiding van de factuur op pagina 1054 van het politieproces-verbaal vraagt u mij wat “gestempeld bevonden” betekent. Dit betekent dat het is gekeurd door de instantie waar ik het gebracht heb. Het is dus toen, in mijn opdracht, gekeurd.
Op een vraag van de rechtbank antwoord ik dat ik van de rinkelbanden bijvoorbeeld zeker weet dat het dezelfde zijn als ik in 2009 heb gezien. Zij kwamen met zes en tien tegelijk aan een touw gebonden binnen en deze herken ik. Ik herken ze omdat ze net zo verpakt zaten.
Ze zitten onder nummer A01.03.001. Dit zijn die rinkelarmbanden. In mijn taxatierapport noem ik ze onder de nummers 2 t/m 6. Ik kreeg ze aangereikt met touwtjes eromheen. Nummer 5 van het taxatierapport is nummer A01.03.001.5. Ik denk dat het 20 karaat is; ik heb geen loep bij me. Voor mij zijn dit de exemplaren die ik gezien heb. Ik kan niet zeggen dat er niet meer exemplaren van bestaan.
A01.03.008.1
U toont mij de armband die nummer A01.03.008.1 heeft. Deze herken ik. Als er een tweede van bestaat weet ik dat niet. Het kan nummer 1 van het rapport zijn. Mr. Botterblom wijst mij op een verklaring bovenaan pagina 1073 van het politieproces-verbaal. Het kan niet nummer 13 van de handgeschreven lijst zijn. De stenen aan de zijkant van deze armband kunnen amethisten zijn. U vraagt mij of er jade in deze armband zit. Dat zit er niet in, want jade is groen. De kleur is paars, de kleur van amethist.
2.8. De getuige [getuige5] verklaart:
Ik heb in 2007 sieraden voor de familie [ged.1] getaxeerd. Later heeft de politie mij geconfronteerd met een aantal sieraden en mij gevraagd of ik die herkende. In eerste instantie dacht ik dat er een serie bij zat die ik herkende. Bij nadere beschouwing viel er echter een serie af. Dat kwam doordat het gewicht niet klopte en, voor zover ik mij herinner, ook door een verschil in lengte bij een collier. Het waren in het algemeen sieraden in 20 of 22 karaats goud. Dat komt in Nederland weinig voor. Het valt dus wel op. Ik herken de sieraden aan de vorm en de omschrijving.
Van gietwerk is sprake als een voorwerp gegoten wordt en dan is het meestal zo dat er een gietmal is zodat je er meerdere stuks van kunt maken. Je ziet dit aan de structuur. Voor de ringen geldt dat ze meestal gedeeltelijk of geheel gegoten worden. Zeker als het om 22 karaat goud gaat en er veel stenen in zitten, worden ze ook wel geheel opgebouwd.
Op vragen van mr. Elzas:
A01.03.007.3
U toont mij het collier uit de doos onder nummer A01.03.007.3 die een parure bevat. Dit is gietwerk. De sluiting van het collier zit vergeleken met de fotokopie aan de andere kant. Het is echter makkelijk om te zetten.
Op vragen van mr. Botterblom antwoord ik het volgende. Bij de politie is aan de orde geweest dat ik kennelijk de kleuren van de stenen omgewisseld heb. De armband en de ring zijn wel in dezelfde kleurstelling. De breedte van het collier, 2,1 mm of 2,3 mm, is ook aan de orde geweest. Ik meet op de vinger met een schuifmaat en ik meet in het algemeen nauwkeurig. Het lijkt me toch sterk dat het om een ander collier ging. Dit zal in Nederland niet veel voorkomen. We hebben de collier op de kopie gelegd. Ik kan niet verklaren waarom het niet precies paste. Het verschil in gewicht dat bij de politie besproken is, kan ik ook niet verklaren. In dit collier zitten smaragden en robijnen. Op het oog denk ik dat ze echt zijn. U toont mij nu een zelfde doos met zo’n zelfde parure. Ik constateer dat de kleur van de stenen iets anders is. Ik heb er geen verklaring voor dat deze beide parures er hetzelfde uitzien.
2.9. In het tussenvonnis van 3 augustus 2011 is op grond van de toen tot het dossier behorende stukken overwogen dat er hooguit ten aanzien van de gestelde inbraak in 2009 sprake lijkt te zijn van aangifte van diefstal van later bij de huiszoeking aangetroffen sieraden. In grote lijnen betrof dit een aantal door [getuige4] getaxeerde sieraden die hij later zegt te herkennen en een deel van een door [getuige5] getaxeerde parure, waarover hij echter in zijn politieverklaring twijfelt, zo blijkt uit dat vonnis.
2.10. De rechtbank stelt vast dat de aangifte van 2007 al op grond van [getuige3] verklaring als niet relevant moet worden aangemerkt. Hij verklaart immers: “Ten aanzien van de aangifte uit 2007 is niet vastgesteld dat de als gestolen opgegeven sieraden met de in beslag genomen sieraden te maken hadden.” Overigens kan het navolgende ook ten aanzien van de aangifte uit 2007 gelden.
2.11. Na de getuigenverklaringen bestaat er niet méér duidelijkheid over de sieraden dan tevoren. Gedaagden en hun dochters verklaren weliswaar vaag over de verkrijging van de sieraden en hun informatie over de aankopen in Beverwijk is niet bevestigd, maar daar gaat het niet om. Het was aan Delta Lloyd te bewijzen dat de door [ged.1] en [ged.2] in 2007 en/of 2009 als gestolen opgegeven sieraden, althans een substantieel gedeelte daarvan, zich in 2010 nog in hun toenmalige woning bevonden. Voor het antwoord hierop is nog steeds vrijwel alleen de herkenning door de twee juweliers, [getuige4] en [getuige5], beschikbaar. Deze herkenning is naar het oordeel van de rechtbank in hoge mate discutabel, zoals overigens in het bijzonder [getuige5] ook zelf aangeeft.
2.12. Waar deze herkenning niet de sieraden zelf betreft, is zij onbruikbaar voor bewijs. Dit geldt bijvoorbeeld voor verklaringen over de soms opvallend gevormde dozen waarin sieraden zaten en de passage “Op een vraag van de rechtbank antwoord ik dat ik van de rinkelbanden bijvoorbeeld zeker weet dat het dezelfde zijn als ik in 2009 heb gezien. Zij kwamen met zes en tien tegelijk aan een touw gebonden binnen en deze herken ik. Ik herken ze omdat ze net zo verpakt zaten”.
2.13. In het tussenvonnis is reeds gewezen op verschillen tussen de eerder getaxeerde en de later bij de huiszoeking aangetroffen sieraden, bijvoorbeeld naar aantallen of soorten stenen, gewicht of plaats van een sluiting. Deze verschillen maken het minder waarschijnlijk dat het om dezelfde sieraden gaat. Geen van de verklaringen maakt de waarschijnlijkheid groter. Integendeel, juist de getuigen [getuige3], [getuige4] en [getuige5] duiden regelmatig de twijfel aan die ten aanzien van de vraag of het om dezelfde sieraden gaat, blijft bestaan. De rechtbank doelt op passages als ‘een aantal sieraden kwam overeen met sieraden (…)’ ([getuige3]), ‘hij concludeerde bij een aantal dat het niet dezelfde geweest konden zijn, maar bij andere dat zij wel dezelfde konden zijn’([getuige3]), ‘de in beslag genomen sieraden leken op de als gestolen aangegeven sieraden’([getuige3]), ‘ik weet niet of het in het buitenland veel voorkomt’([getuige4]), ‘zoiets ben ik in Nederland niet tegengekomen’([getuige4]), ‘of dit exact het exemplaar is dat ik in 2009 heb gezien, is natuurlijk niet te zeggen’([getuige4]), ‘het is een hartstikke leuk ding (…). Ik denk dat het nummer 98 van de taxatielijst is’([getuige4]), ‘ik weet niet of het exact hetzelfde exemplaar is’([getuige4]) en ‘dit zal in Nederland niet veel voorkomen’ ([getuige5]).
2.14. Uit enkele van de zojuist gegeven citaten blijkt dat de herkenning door beide juweliers mede is ingegeven door het feit dat het om voor Nederland ongebruikelijke sieraden gaat, waarbij zij expliciet denken aan het Nederlandse deel van hun branche en branchegenoten. Het gaat echter juist om niet-Nederlandse sieraden die onweersproken op de markt in Beverwijk en in Afghanistan en Duitsland te koop zijn.
2.15. Uit de citaten hierboven van de verklaringen van [getuige4] en [getuige5] blijkt dat zij zich voor zover het om de sieraden zelf gaat, baseren op herkenning en op het in hun ogen ongebruikelijke karakter van de sieraden. Van herkenning aan de hand van ondubbelzinnige, technische kenmerken van sieraden is vrijwel geen sprake, terwijl de verschillen tussen de getaxeerde en de later aangetroffen sieraden, zoals ook al in het tussenvonnis naar voren kwam, worden geweten aan onverklaarbare slordigheden zoals men niet van taxerende juweliers behoeft te verwachten.
2.16. Van deze twee getuigen heeft [getuige5] al in zijn politieverhoor aangegeven dat er bij een aantal sieraden zeker sprake is van machinaal, met mallen, vervaardigde producten, die dus niet uniek zijn. [ged.2] verklaart dat dit zelfs een meerderheid van de sieraden betreft en nergens blijkt uit dat dit niet juist zou zijn. Deze sieraden zijn dus niet op hun uiterlijk herkenbaar, maar alleen aan details zoals exacte aantallen kleine stenen, beschadigingen, plaatsing van merktekens enzovoort. Het slot van de hierboven geciteerde verklaring van [getuige5] bevestigt het risico van de herkenning alleen op het uiterlijk van machinaal vervaardigde sieraden.
2.17. De in Joure aangebrachte merken, die blijkens de verklaringen van [getuige3] en [getuige4] niet anders betekenen dan dat de voorwerpen ook in Nederland als gouden voorwerpen gelden, geven onvoldoende duidelijkheid. Dat een merk is aangebracht op een voorwerp betekent slechts dat het bij de waarborg in Joure gekeurd is, maar maakt het voorwerp niet uniek. De plaats van een merkteken kan dit doen, maar daarover zijn geen andere bijzonderheden gebleken dan bijvoorbeeld de plaatsing in een baksluiting, waarbij in het midden blijft of dit al dan niet een gebruikelijke plaats voor een merk is.
2.18. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bewijs door Delta Lloyd niet geleverd is. Hiermee ontvalt, gezien de overwegingen 3.2, 3.3 en 4.1 van het tussenvonnis, de grondslag aan de vordering. Delta Lloyds overige standpunten, met inbegrip van de na het tussenvonnis nader toegelichte, behoeven dan ook geen bespreking meer. De vordering zal worden afgewezen.
2.19. Delta Lloyd zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ged.1] en [ged.2] worden begroot op:
- griffierecht € 71,00
- salaris advocaat 3.576,00 (4,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.647,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt Delta Lloyd in de proceskosten, aan de zijde van [ged.1] en [ged.2] tot op heden begroot op € 3.647,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.