Parketnummer : 05/700119-12
Datum zitting : 25 april 2012, 06 juni 2012, 08 augustus 2012 en 19 september 2012
Datum uitspraak : 03 oktober 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Doetinchem te Doetinchem.
raadsvrouw : mr. J.M.F. Obers, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2012 te Overasselt, gemeente Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 300 EURO) en/of een of meerdere pakjes sigaretten (Marlboro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s), kort voor sluitingstijd, met bedekt gezicht voornoemde cafetaria is/zijn binnengelopen en/of (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of daarbij heeft/hebben gezegd/geroepen: "Geld, geld, geld";
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2012 te Overasselt, gemeente Heumen en/of te Cuijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van (een) vuurwapen(s), dat/die door zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een vuurwapen, merk
Walther, model PPK, kaliber 7.65 mm en/of een vuurwapen, merk Walther, model P88, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 19 september 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.M.F. Obers, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting aanwezig [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte is kort voor de overval gesignaleerd in de cafetaria, hij heeft medeverdachte [medeverdachte] naar de plaats delict gereden en is na het delict met hem van de plaats delict weggereden. Voorts heeft verdachte zich niet gedistantieerd van het gebeurde en heeft hij verklaard dat de in de auto aangetroffen sigaretten van hem waren. Verdachtes verklaring dat hij van niets wist acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
De verdediging concludeert tot vrijspraak. Verdachte heeft niet geweten dat [medeverdachte] een overval ging plegen en van enige bewuste en nauwe samenwerking is geen sprake geweest.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vaststaat dat verdachte met zijn auto en [medeverdachte] als passagier naar de plaats delict is gereden. Voorts staat vast dat verdachte, nadat [medeverdachte] de overval had gepleegd, van de plaats delict is weggereden. Aannemelijk is dat verdachte op enigerlei wijze gezien moet hebben dat [medeverdachte], nadat hij na het plegen van de overval terugkwam in de auto, meer bij zich had dan toen hij de auto verliet om de overval te gaan plegen.
Ondanks het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting noch uit het dossier voldoende bewijs voorhanden is op grond waarvan wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] ten aanzien van het plegen van de overval. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 januari 2012 heeft verdachte, samen met een ander, te Overasselt in de gemeente Heumen en te Cuijk een wapen van categorie I onder 7e, te weten een nabootsing van een vuurwapen dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen merk Walther PPK kaliber 7.65 mm en een vuurwapen, merk Walther, model P88, klaiber 9mm voorhanden gehad. Het wapen gelijkend op een Walther model P88 had [medeverdachte] onder zich. Het wapen gelijkend op een Walther PPK, bevond zich in de auto waarin verdachte zich samen met [medeverdachte] bevond.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het voorhanden hebben van de aangetroffen wapens. Hij was zich er niet van bewust dat hij een of meerdere wapens in zijn auto meevoerde aangezien het met enige regelmaat voorkomt dat ook anderen in zijn auto zitten en dus, zonder dat verdachte het wist, mogelijk een of meer wapens in zijn auto hebben achtergelaten.
Beoordeling door de rechtbank
Het wapen gelijkend op een Walther P88 heeft [medeverdachte] zien liggen tussen de voorstoelen van de personenauto. Toen de bestuurder van de auto een stopteken van de politie kreeg heeft [medeverdachte] dit wapen in zijn broeksband gestoken omdat hij niet wilde dat de politie dit zou zien.3
Het wapen gelijkend op een Walther PPK is aangetroffen in de personenauto van verdachte en wel onder de bestuurdersstoel.4
Verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van het aanwezig zijn van wapens in zijn auto. Voor wat betreft het wapen gelijkend op een Walther P88 verklaart [medeverdachte] dat dit tussen de voorstoelen lag en door hem, [medeverdachte], bij zich gestoken is toen de verdachte een stopteken kreeg. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook louter toeval dat [medeverdachte] degene was die het wapen bij zich stak. Dit had ook verdachte kunnen doen. Verdachte heeft aldus kunnen beschikken over het wapen. Volgens de verklaring van [medeverdachte] lag het op een zodanige plaats dat niet alleen [medeverdachte] dit kon pakken maar ook verdachte.
Voor wat betreft het onder de bestuurdersstoel aangetroffen wapen gelijkend op een Walther PPK stelt verdachte dat hij geen wetenschap had dat dit wapen zich op die plaats bevond. Mogelijk dat een ander dat wapen daar neergelegd heeft. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Omtrent de in het dashboardkastje van verdachtes auto aangetroffen doosje met kogeltjes verklaart verdachte immers dat hij wist dat die kogeltjes daar lagen en gebruikt werden om daarmee op vissen te schieten. Daarvoor werd gebruik gemaakt van dat zwarte pistool. 5
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ook over het wapen gelijkend op een Walther PPK heeft kunnen beschikken. Dat verdachte niet meer wist waar het wapen zich op enig moment bevond acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 18 januari 2012 te Overasselt, gemeente Heumen en te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie I onder 7°, te weten nabootsingen van vuurwapens die door hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met een vuurwapen, merk
Walther, model PPK, kaliber 7.65 mm en een vuurwapen, merk Walther, model P88, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de feit 2:
Het medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van een leefstijltraining en een ambulante behandeling (voor het afmaken van de Liebermantraining) bij Iriszorg of een soortgelijke instelling, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 tenlastegelegde, het medeplegen,dan wordt gepleit voor een strafoplegging gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Verdachte heeft geen relevante documentatie en is nooit eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte is al een tijd bezig geweest met een afkicktraject, hij is nu clean en het zou jammer zijn als de weg die hij nu ingeslagen is moet verlaten. Indien de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet voldoende mocht zijn stelt de verdediging zich op het standpunt dat een groter voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats is eventueel met een werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 april 2012; en
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 5 april 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde, de gepleegde overval op 18 januari 2012. Dit houdt in dat de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf komt dan door de officier van justitie geëist.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft een tweetal wapens gelijkend op echte wapens in zijn auto voorhanden gehad. Voorts heeft de wetgever het bezit van op echte vuurwapens gelijkende wapens niet voor niets strafbaar gesteld als misdrijf. Een zeer groot deel van de gepleegde overvallen in Nederland wordt gepleegd met nepwapens die zo echt lijken dat slachtoffers denken met een echt vuurwapen te worden bedreigd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6 b. De beslissing ten aanzien van het beslag
Voor wat betreft de onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 1 pakje sigaretten Marlboro, 10 euro, 1 tas met een hoeveelheid munten en 120 euro kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbende. Verdachte heeft zich met betrekking tot deze teruggave niet verzet.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot en met behulp waarvan het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.342,-- welke vordering ter terechtzitting is verhoogd met een bedrag van € 6.000,--..
Nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 47, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 13, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
1 pakje sigaretten Marlboro; 10 euro, 1 tas inhoudende een hoeveelheid munten en 120 euro.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 7 patronen umarex CO2 capsules; 1 doosje stalen balletjes Walther en 1 wapen Walther PPK, imitatiewapen.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis en beveelt de onmiddellijk invrijheidstelling.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mrs. I.P.H.M. Severeijns (voorzitter), H.P.M. Kester-Bik en M. van der Linde, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2012.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district SGOB Overvallen & Berovingen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer OPS-dossiernummer PL084R 2012006731, gesloten op 23 februari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, Wet wapens en munitie (pag. 030 voorlaatste en laatste alinea) alsmede de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 19 september 2012;
3 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] (pag. 098 halverwege);
4 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 027);
5 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 19 september 2012;