ECLI:NL:RBARN:2012:BX9446

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700120-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor gewapende overval op een cafetaria met nepwapens

Op 3 oktober 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man uit Ewijk, die werd beschuldigd van een gewapende overval op een cafetaria in Overasselt op 18 januari 2012. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De man werd beschuldigd van het bedreigen van de cafetaria-eigenaar met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en het stelen van een geldbedrag van ongeveer 300 euro en pakjes sigaretten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, aangezien er geen nauwe samenwerking met een medeverdachte kon worden aangetoond. De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte de overval had gepleegd, maar sprak hem vrij van het medeplegen van de overval met een ander.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn jeugdige leeftijd, een gevangenisstraf van 36 maanden zonder voorwaardelijk strafdeel opgelegd kreeg. Dit betekent dat hij in beginsel na 24 maanden in vrijheid kan worden gesteld. De rechtbank heeft ook beslist dat de inbeslaggenomen wapens onttrokken moeten worden aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Daarnaast werd de benadeelde partij, de cafetaria-eigenaar, gedeeltelijk in het gelijk gesteld en werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 1500 euro voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet duidelijk was welk deel van de schade als rechtstreeks gerelateerd aan het strafbare feit moest worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700120-12
Datum zitting : 25 april 2012, 06 juni 2012, 08 augustus 2012 en 19 september 2012
Datum uitspraak : 03 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord.
Raadsman : mr. A.C Vingerling, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2012 te Overasselt, gemeente Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 300 EURO) en/of een of meerdere pakjes sigaretten (Marlboro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria [naam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s), kort voor sluitingstijd, met bedekt gezicht voornoemde cafetaria is/zijn binnengelopen en/of (vervolgens) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever] heeft/hebben gericht en/of daarbij heeft/hebben gezegd/geroepen: "Geld, geld, geld";
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2012 te Overasselt, gemeente Heumen en/of te Cuijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van (een) vuurwapen(s), dat/die door zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een vuurwapen, merk
Walther, model PPK, kaliber 7.65 mm en/of een vuurwapen, merk Walther, model P88, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 19 september 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.C Vingerling, advocaat te Utrecht.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting aanwezig [aangever].
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 januari 2012 wordt te Overasselt in de gemeente Heumen een overval gepleegd op de cafetaria van [aangever]. De dader kwam kort voor sluitingstijd de cafetaria binnenlopen, had zijn gezicht bedekt met een NEC-sjaal en heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever] gericht en daarbij gezegd "geld, geld, geld."2 [aangever] heeft hierop een bedrag van ongeveer 300 euro en twee pakjes sigaretten van het merk Marlboro in een blauwe plastic tas gedaan. In de auto waarin verdachte zich bij zijn aanhouding bevond zijn een zilverkleurig wapen, een NEC-sjaal, twee pakjes Marlboro sigaretten en een blauwe plastic Albert Heijn tas met daarin muntgeld aangetroffen. In de jas die verdachte bij zijn aanhouding aan had is voorts een grote hoeveelheid papiergeld gevonden.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder feit 1 ten laste gelegde, te weten afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie komt tot deze conclusie aan de hand van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent degene te zijn geweest die in de cafetaria is geweest en ontkent iets van de overval te hebben geweten waardoor ook het medeplegen niet bewezen kan worden.
In eerste instantie zou uit verklaringen, afgelegd door [medeverdachte], kunnen blijken dat ook de rechercheurs van mening waren dat het niet verdachte was die in de cafetaria is geweest. Verdachte geeft een consistente verklaring voor zijn aanwezigheid in de buurt van de plaats delict. Het is [medeverdachte] die op zeker moment is gestopt om naar een vriend te gaan. Toen [medeverdachte] terugkwam is hij weggereden waarna zij korte tijd later werden staande gehouden. Voorts zijn er aanwijzingen dat niet verdachte maar [medeverdachte] in de cafetaria is geweest. De verdediging doelt daarbij op het door aangever gegeven signalement en met name de lengte van de overvaller die zeker niet van toepassing is op verdachte. Er zijn duidelijke verklaringen afgelegd door de moeder en zus van verdachte waarmee de verklaring van [getuige], ondanks het feit dat [getuige] dit ontkent, dat hij van [medeverdachte] gehoord heeft dat hij, [medeverdachte], in de cafetaria is geweest, wordt bevestigd. Op het moment dat verdachte de opmerking richting politie maakte dat goed gekeken moest worden wie er binnen is geweest wist verdachte niet dat de opnameapparatuur in de cafetaria niet werkte. Ook dat is een belangrijke indicatie om aan te nemen dat verdachte niet degene is geweest die in de cafetaria is geweest. De waarneming van de aangever dat hij de dader aan de bijrijderszijde heeft zien instappen is, gelet op zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring, een conclusie en geen feitelijke waarneming geweest. De laatste, op 26 april 2012 door aangever ten overstaan van de politie afgelegde verklaring, kan niet voor het bewijs meewerken. Deze verklaring is bewust of onbewust ingegeven door het samen met zijn vriendin op het internet kijken naar foto's. Bij verdachte is weliswaar het zilverkleurig balletjespistool aangetroffen, maar dat zegt niets over het feit dat hij dus ook degene is geweest die de overval heeft gepleegd. Wat dit betreft heeft verdachte een aannemelijke verklaring afgelegd.
Voor zover al bewezen kan worden dat verdachte enige rol heeft gespeeld bij de gepleegde overval dan kan niet bewezen worden welke rol dat is geweest en zal vrijspraak moeten volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Nadat de dader van de overval de cafetaria heeft verlaten heeft aangever [aangever] direct de politie gebeld. Met dat hij de politie aan de telefoon kreeg is hij naar buiten gelopen en zag de overvaller verderop in een kleine donkerkleurige auto stappen. Aangever ziet dat de overvaller aan de bijrijderszijde in de auto stapt. De auto stond met de alarmverlichting aan en reed, nadat de overvaller was ingestapt, weg in de richting van Nederasselt. De dader had een zilverkleurig wapen in de hand ten tijde van overval.4
Op 18 januari 2012 omstreeks 21.52 uur krijgen verbalisanten melding dat in Overasselt een gewapende overval is gepleegd door twee daders die zouden zijn weggereden in een klein model personenauto. De buit zou bestaan uit sigaretten en geld en de daders zouden mogelijk zijn weggereden in de richting van Grave. Verbalisanten posten vervolgens te 21.55 uur te Cuijk nabij de op- en afrit van de A73. Omstreeks 22.09 uur zien verbalisanten een klein model personenauto voorbij rijden met daarin twee inzittenden. Het voertuig kwam uit de richting van Grave. Verbalisanten geven het voertuig een stopteken en zijn overgegaan tot het controleren van de inzittenden. De bestuurder overhandigde een rijbewijs ten name van [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats]. De bijrijder gaf op te zijn genaamd [verdachte], geboren [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats]. Na verkregen toestemming van de bestuurder werd het voertuig kort onderzocht waarbij op de achterbank een supporterssjaal van NEC werd aangetroffen. Omdat de opgegeven lengte van de vermoedelijke dader overeenkwam met de lengte van [medeverdachte], werden beide personen aangehouden. Op het moment dat beide personen te verstaan was gegeven dat zij waren aangehouden zei [verdachte]: "Ik heb hier in mijn broek een pistool. Dit is een balletjespistool."5 Het onder verdachte inbeslaggenomen wapen betreft een zilverkleurig op een echt gelijkend vuurwapen van het merk Walther model CP 88 kaliber 4.5 mm.6
Tijdens het onderzoek in de auto waarin verdachte zat ten tijde van de aanhouding, werd onder de bijrijdersstoel een dichtgevouwen plastic tas van Albert Heijn aangetroffen. Bij het openen van de tas werd veel muntgeld aangetroffen, te weten € 108,76. Voorts lagen in de open ruimte boven het dashboardkastje aan de kant van de passagier twee gesloten pakjes sigaretten van het merk Marlboro. Op de achterbank is een NEC-sjaal aangetroffen.7 Verdachte verklaart dat hij na het uitstappen uit de auto een jas/vest heeft aangetrokken. In de fouillering van verdachte wordt in totaal € 120,-- aangetroffen bestaande uit 1 biljet van 20 euro, 5 biljetten van 10 euro en 10 biljetten van 5 euro.8
Aangever [aangever] verklaart dat de buit vermoedelijk bestond uit: 1 biljet van 20 euro, 6 biljetten van 10 euro en 7 biljetten van 5 euro. Aan muntgeld is ongeveer 140 euro buitgemaakt met een marge van 20 euro.9
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank in voldoende mate bewezen dat verdachte degene is geweest die de overval heeft gepleegd.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of er sprake is van medeplegen. Daartoe dient de vraag te worden beantwoord of sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] betreffende het plegen van de overval.
De rechtbank is van oordeel dat noch uit het onderzoek ter terechtzitting noch uit het dossier enig bewijsmiddel voorhanden is waaruit wettig en overtuigend bewezen kan worden dat in deze sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot het plegen van de overval. De rechtbank komt daarom niet tot een bewezenverklaring van het medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 18 januari 2012 te Overasselt, gemeente Heumen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 300 EURO) en pakjes sigaretten (Marlboro), toebehorende aan Cafetaria [naam 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte kort voor sluitingstijd, met bedekt gezicht voornoemde cafetaria is binnengelopen en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [aangever] heeft gericht en daarbij heeft gezegd: "Geld, geld, geld".
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 januari 2012 heeft verdachte, samen met een ander, te Overasselt in de gemeente Heumen en te Cuijk een wapen van categorie I onder 7e, te weten een nabootsing van een vuurwapen dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen merk Walther PPK kaliber 7.65 mm en een vuurwapen, merk Walther, model P88, klaiber 9mm voorhanden gehad. Het wapen gelijkend op een Walther model P88 had verdachte onder zich. Het wapen gelijkend op een Walther PPK, bevond zich in de auto waarin verdachte zich samen met [medeverdachte] bevond.10
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat het wapen gelijkend op een Walther PPK van hem is maar dat het wapen gelijkend op een Walther P88 van [medeverdachte] is.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft het wapen, gelijkend op een Walther P88 voorhanden gehad. Op het moment dat hij, kort voor zijn aanhouding, uit het voertuig, waarin zich ook [medeverdachte] bevond, stapte had hij dit wapen onder zijn kleding. Ten aanzien van het wapen, gelijkend op een Walther PPK, aangetroffen in het voertuig waarin zich ook [medeverdachte] bevond, heeft verdachte bekend dat dit wapen van hem is.11
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 18 januari 2012 te Overasselt, gemeente Heumen en te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie I onder 7°, te weten nabootsingen van vuurwapens die door hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met een vuurwapen, merk
Walther, model PPK, kaliber 7.65 mm en een vuurwapen, merk Walther, model P88, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Afpersing
Ten aanzien van de feit 2:
Het medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een Cova training en een ambulante behandeling bij Kairos of soortgelijke instelling, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege navolgende omstandigheden.
Het plegen van een overval is een ernstig feit, zeker wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van een wapen. Het feit is, aldus de officier van justitie, in vereniging gepleegd en niet voor niets is het strafmaximum op het plegen van een dergelijk feit op 12 jaar gesteld. Verdachte heeft documentatie maar voor andersoortige feiten. Verdachte heeft geen werk en schulden. Zoals uit de rapportage blijkt heeft verdachte het moeilijk gehad met het overlijden van zijn stiefvader.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor wat betreft feit 1 vrijspraak bepleit. Indien het toch tot een strafoplegging komt dan pleit de verdediging voor een geheel onvoorwaardelijke straf nu dit gunstiger is voor hem dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging vindt de eis van de officier van justitie niet proportioneel. In Almelo is een proef gaande om meer maatwerk te leveren. Als er een advies ligt om een bepaalde problematiek op te lossen dan moet geprobeerd worden daar voorrang aan te verlenen. Verdachte is nog jong en maatwerk is hier op zijn plaats. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt wordt gepleit voor een aanzienlijk groter voorwaardelijk strafdeel.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 april 2012 en
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 12 maart 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het plegen van een overval is een ernstig feit. Om het plegen van overvallen tegen te gaan worden door bedrijven en instellingen verregaande maatregelen genomen om het risico slachtoffer te worden van een overval te verminderen. Anderzijds leidt dat tot een toename van het aantal overvallen op kleinere winkels en op mensen in hun woning.
Om verdachte maar ook mogelijke toekomstige daders ervan te weerhouden deze delicten, die grote onrust in de maatschappij te weeg brengen en voor de slachtoffers veel leed meebrengen, te plegen, is een forse gevangenisstraf op zijn plaats.
Indien de rechtbank de eis van de officier van justitie zou volgen, betekent dit, dat verdachte 30 maanden zou moeten uitzitten. Gelet echter op de nog jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank wel het totaal gevorderde aantal van 36 maanden gevangenisstraf opleggen, maar zonder voorwaardelijk strafdeel. In het kader van de regeling betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling betekent dit dat verdachte in beginsel na 24 maanden in vrijheid zal worden gesteld.
6 b. De beslissing ten aanzien van het beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot en met behulp waarvan het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.342,-- welke vordering ter terechtzitting is verhoogd met een bedrag van € 6.000,--..
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering uitsluitend voor wat betreft de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,-- toe te wijzen. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard nu alleen rechtstreekse schade in het strafgeding voor vergoeding in aanmerking zou komen en thans niet duidelijk is of alle geclaimde schade, inclusief de verhoging ter terechtzitting, als rechtstreekse schade is aan te merken.
Voor het toe te wijzen deel vordert de officier van justitie tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft het materiële deel van de vordering stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit niet van eenvoudige aard is en het behandelen een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengt. Voor dat deel verzoekt de verdediging de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Voor wat betreft de immateriële schadevergoeding refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Bespreking van de standpunten
Aan de benadeelde partij is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, de materiële schade, omdat onduidelijk is welk deel van de schade als rechtstreeks gerelateerd aan het strafbare feit moet worden aangemerkt. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedings maatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 91, 317 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 13, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 wapen Walther, imitatiewapen.
Ten aanzien van feit 1 voorts:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [aangever], te betalen € 1500,-- (vijftienhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever], te betalen € 1.500,-- (vijftienhonderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mrs. I.P.H.M. Severeijns (voorzitter), H.P.M. Kester-Bik en M. van der Linde, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2012.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district SGOB Overvallen & Berovingen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer OPS-dossiernummer PL081A 2012006731, gesloten op 23 februari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [aangever] (pag. 016 e.v.) alsmede de verklaring van de aangever [aangever] ter terechtzitting d.d. 25 april 2012;
3 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 19 september 2012; een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding (pag. 24 e.v.) en een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, onderzoek auto (pag. 27);
4 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [aangever] (pag. 17, laatste allinea);
5 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 24/25);
6 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, Wet wapens en munitie (pag. 030 laatste alinea) alsmede een schriftelijk bescheid, gevoegd als bijlage bij voornoemd proces-verbaal, twee foto's van het betreffende wapen (pag. 33);
7 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 27);
8 Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (pag. 39);
9 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 19);
10 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, Wet wapens en munitie (pag. 030 voorlaatste en laatste alinea) alsmede de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 19 september 2012;
11 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 19 september 2012;