ECLI:NL:RBARN:2012:BX8611

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900729-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens overtredingen van de Opiumwet, valsheid in geschrifte, oplichting, witwassen en belastingontduiking

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 28 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder overtredingen van de Opiumwet, valsheid in geschrifte, oplichting, witwassen en belastingontduiking. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 september 2008 tot en met 19 maart 2009 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en dat hij in diezelfde periode ook stroom heeft gestolen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte valse documenten had gebruikt om een hypothecaire lening te verkrijgen, wat leidde tot een schade van 500.000 euro voor de SNS-bank. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk onjuiste belastingaangiften had gedaan over de jaren 2003 tot en met 2008, waardoor hij te weinig belasting had betaald. De rechtbank weegt mee dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de hennepteelt en dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van anderen. De rechtbank heeft de gevangenisstraf opgelegd als gevolg van de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/900729-09
Datum zitting : 15 maart 2010, 12 november 2010 en 14 september 2012
Datum uitspraak : 28 september 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [naam verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]
adres : [adres verdachte]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is na een vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 19 maart 2009 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 257 hennepplanten, althans een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot en met 19 maart 2009 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan het perceel [adres 1] heeft weggenomen een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (het verbreken van de zegels van de hoofdaansluitkast);
3.
hij op of omstreeks 03 december 2009 te Terschuur, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van (in totaal) ongeveer 747,43 gram, althans een grote hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2003 tot en met 31 december 2004 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere
medewerker(s) van de SNS-bank heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld (tot een beloop van 500.000 Euro), in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte (telkens) tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een of meerdere vals(e) en/of valselijk opgemaakt(e)
geschrift(en) (werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) en/of verhuurovereenkomst(en)) heeft overlegd aan een of meerdere medewerker(s) van die SNS-bank, ter verkrijging van een (hypothecaire) lening en/of een uitbreiding daarvan, waardoor die medewerker(s) (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
5.
hij op een of meerdere tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 01 maart 2003 tot en met 31 december 2004 te Soest en/of te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van:
- (een) vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring(en) en/of inkomensopgave(n) en/of salarisstro(o)k(en) van [naam bedrijf 1] te Hilversum en/of
- (een) vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring(en) en/of inkomensopgave(n) en/of salarisstro(o)k(en) van [naam bedrijf 2] te Amersfoort, en/of
- (een) vals(e) of vervalst(e) rekening(en) van [naam bedrijf 3], en/of
- (een) vals(e) of vervalst(e) verhuurovereenkomst(en) aangaande de op het perceel [adres 2] te Terschuur aanwezige paardenstallen
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als waren die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde geschrift(en) heeft/hebben overlegd tot verkrijging van een hypothecaire lening en/of ter toetsing van een aanvraag tot wederopname van geld(en) uit een bouwdepot en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat -zakelijk weergegeven -
- dat uit voornoemde geschriften van [naam bedrijf 1] zou blijken dat verdachte aldaar voor onbepaalde tijd als commercieel manager werkzaam zou zijn en/of bij dit bedrijf een bruto maandsalaris van 4.250 euro, althans enig salaris zou ontvangen en/of
- dat uit voornoemde geschriften van [naam bedrijf 2] zou blijken dat verdachtes partner als commercieel administratief medewerkster voor onbepaalde tijd werkzaam zou zijn bij dat bedrijf en/of bij dat bedrijf een bruto jaarsalaris van 25.200 euro, althans enig salaris zou ontvangen en/of
- dat verdachte en/of zijn partner voor (totaal) bedrag van 30.345 euro, althans enig geldbedrag, werkzaamheden heeft laten uitvoeren door [naam bedrijf 3] en/of
- dat verdachte en/of zijn partner per jaar 13.200 euro in elk geval enig geldbedrag, zouden ontvangen uit de verhuur van een of meerdere op het perceel [adres 2] te Terschuur gelegen paardenstallen;
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2003 tot en met 01 juli 2009 te Amersfoort en/of Terschuur, gemeente Barneveld, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) en/of een woning (perceel [adres 2] te Terschuur) en/of een motorfiets (merk Harley Davidson) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die geldbedrag(en) heeft/hebben aangewend ter betaling en/of aflossing van een hypotheek op de woning en/of het perceel [adres 2] te Terschuur, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
en/of
hij in of omstreeks 07 april 2004 tot en met 30 maart 2009 te Amersfoort en/of te Terschuur en/of te Maarsbergen en/of Scherpenzeel en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen over het/de jaar/jaren 2003 tot en met 2008, in elk geval over in of meerdere jaar/jaren in de periode 2003 tot en met 2008, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst elektronisch ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 14 september 2012 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie, mr. A.M. Vloedbeld, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Voor wat betreft de feiten 4, 5 en 6 heeft de raadsman de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Hij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De start van het onderzoek naar de hypotheekfraude, het plegen van valsheid in geschrifte, oplichting en witwassen is onrechtmatig geweest. Naar aanleiding van een verdenking zich schuldig te hebben gemaakt aan betrokkenheid bij de op 19 maart 2009 aangetroffen hennepkwekerij, heeft de politie een onderzoek jegens verdachte ingesteld. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte en zijn partner sinds 4 april 2003 eigenaar zijn van een pand aan de [adres 2] te Terschuur en daar zijn gaan wonen. Deze summiere informatie was voor de officier van justitie reden om een redelijk vermoeden van schuld aan de hypotheekfraude aan te nemen. Daarop is toen besloten een vordering ex artikel 126nd, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) te doen uitgaan. Daardoor heeft het Openbaar Ministerie doelbewust de privacygevoelige gegevens opgevraagd terwijl op dat moment nog geen redelijke verdenking bestond ten aanzien van voormelde feiten. Het onderzoek, gebaseerd op de vordering zoals hiervoor genoemd is zodanig onrechtmatig dat dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de ter terechtzitting door verdediging en officier van justitie naar voren gebrachte standpunten gaat de rechtbank ervan uit dat de onderhavige vordering krachtens 126nd Sv op 24 juni 2009 (verder: de vordering) is gedaan teneinde informatie te verkrijgen over de hypotheekgegevens van verdachte en zijn partner. Artikel 126nd, eerste lid, Sv bepaalt dat de officier van justitie een dergelijke vordering kan doen, indien sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De vordering vermeldt een verdenking jegens verdachte wegens - kort weergegeven - Opiumwetdelicten (artikel 11 lid 2 OW), valsheid in geschrift, witwassen en belastingfraude.
De rechtbank stelt allereerst vast dat op 19 maart 2009 in een woning aan de [adres 1] te Hoevelaken een hennepkwekerij is aangetroffen. Op 20 maart 2009, omstreeks 11.51 uur, is door [getuige 1] tegenover de politie is verklaard dat verdachte de hennepkwekerij in haar woning aan de [adres 1] te Hoevelaken heeft gebouwd, twee keer heeft geoogst en de oogst heeft verkocht. Door [[getuige 2] is op 20 maart 2009 omstreeks 13.21 uur tegenover de politie verklaard dat verdachte in de woning aan de [adres 1] te Hoevelaken de hennepkwekerij heeft opgebouwd en dat verdachte de oogst daarvan heeft verkocht.
De rechtbank is van oordeel dat reeds hierdoor in maart 2009 een redelijk vermoeden is ontstaan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een feit, strafbaar gesteld bij artikel 11 tweede lid van de Opiumwet. Dit betreft een misdrijf als vermeld in artikel 67 eerste lid Sv.
Daarnaast is verdachte in 2004 veroordeeld ter zake overtreding van artikel 3 van de Opiumwet.
Op grond van bovenstaande gegevens is door het bureau projectvoorbereiding een voorbereidend opsporingsonderzoek ingesteld tegen onder meer verdachte. Uit een eerste oriënterend onderzoek, ingesteld door de afdeling financiële recherche in openbare registers bleek dat in 2003 het pand [adres 2] te Terschuur voor een bedrag van € 408.000,-- door [naam verdachte] en zijn partner [medeverdachte] was gekocht en dat een hypotheek was afgesloten voor een bedrag van € 450.000,--. Het pand [adres 2] te Terschuur werd op tijdens het onderzoek te koop aangeboden voor een bedrag van € 1.199.000,-. Tijdens het afsluiten van de hypotheek en de aankoop van het pand bedroeg het gezamenlijk jaarinkomen van [verdachte] en [medeverdachte] volgens de belastingdienst € 15.000,-- bruto.
Gelet op de verdenking van hennephandel, de hoogte van het belastbaar inkomen van verdachte en zijn partner ten tijde van het afsluiten van de hypothecaire lening en de hoogte van deze lening - zulks in onderlinge samenhang bezien - lag aan de vordering ex artikel 125nd van het Wetboek van Strafvordering ook ten aanzien van de oplichting, de valsheid in geschrifte en het witwassen een redelijk vermoeden van schuld ten grondslag. Daarom dient het verweer te worden verworpen en kan het Openbaar Ministerie ook ten aanzien van de feiten 4, 5 en 6 in zijn strafvervolging worden ontvangen.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 september 2008 tot en met 19 maart 2009 hebben [getuige 2] en [getuige 1] te Hoevelaken in de gemeente Nijkerk opzettelijk geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt in een pand aan de [adres 1] aldaar, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 257 hennepplanten, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. Voorafgaand aan het aantreffen van de 257 planten is tweemaal eerder geoogst.2
Verdachte kent [getuige 2] en [getuige 1] en is in de tenlastegelegde periode bij hen in de woning aan de [adres 1] geweest.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, inclusief de strafverzwarende omstandigheid zoals omschreven in artikel 11, lid 5 van de Opiumwet (de grote hoeveelheid).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit nu geen sprake is van overtuigend bewijs. Eerst nadat [getuige 2] en [getuige 1], de bewoners van het perceel alwaar de hennepkwekerij werd aangetroffen, door de politie de betrokkenheid van verdachte als een alternatief scenario werd aangereikt, zijn beiden over verdachte gaan verklaren. Dit maakt dat hun verklaringen niet geloofwaardig en betrouwbaar zijn en niet kunnen bijdragen aan het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Na aanvankelijk de schuld op zichzelf te hebben genomen verklaren [getuige 2] en [getuige 1], de beide bewoners van voornoemd pand, op 20 maart 2009 over de rol van verdachte. Hierbij bagatelliseren zij hun eigen rol niet. Zij bekennen immers die kwekerij in hun woning te hebben gehad en twee keer eerder te hebben geoogst. Dat de politie doorvraagt is niet vreemd. Het is tenslotte een feit van algemene bekendheid dat hennepplantages in (huur)woningen veelal worden geëxploiteerd door anderen dan de bewoners. [getuige 2] en [getuige 1] verklaren gelijkluidend zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. De rechtbank acht de verklaringen van Van [getuige 2] en [getuige 1] voldoende betrouwbaar en zal deze dan ook tot het bewijs bezigen. Dat de politie hen de naam van verdachte in de mond heeft gelegd, is niet aannemelijk geworden. De verklaringen worden immers deels bevestigd door de verklaringen van verdachte en zijn broer [naam 1]. Beide verklaren immers dat zij [getuige 2] en [getuige 1] kennen dat zij bij hen thuis zijn geweest. [naam 1] bevestigt dat [getuige 1] tijdens het bezoek heeft gezegd dat hij wilde stoppen met de hennepkwekerij op zolder.4 Voorts wordt verdachtes betrokkenheid bij de hennephandel bevestigd door het aantreffen van hennep(resten) en materialen voor de hennepteelt in verdachtes woning, de stallen en zijn bestelbus. Tevens herkennen [getuige 2] en [getuige 1] medeverdachte [[[naam 2] als man die de elektriciteit heeft aangelegd. [[naam 2] wordt tijdens de observaties gezien bij de woning van verdachte.5 Daarom verwerpt de rechtbank het betrouwbaarheidsverweer van de raadsman.
Naar aanleiding van meldingen over een wietlucht is de politie op 19 mei 2009 in de woning aan de [adres 1] te Hoevelaken binnengetreden. Aldaar werd een hennepplantage aangetroffen.6 Er zijn 257 planten in beslag genomen.7 [getuige 1] heeft voor [verdachte] in de huishouding gewerkt en op zeker moment geld van hem geleend.8 Toen [getuige 1] stopte met werken bij [verdachte] wilde [verdachte] bij haar een hennepkwekerij neerzetten. In september 2008 zijn de eerste hennepplanten op zolder gezet. [getuige 1] heeft de planten water gegeven en geknipt. Na twee oogsten zou dan de schuld die [getuige 1] aan [verdachte] had zijn afgelost. [verdachte] heeft de kwekerij op zolder gebouwd. Na twee oogsten wilde [getuige 1] stoppen, maar [verdachte] werd toen boos, kwam met zijn broer langs en wilde nogmaals oogsten. Indien niet meegewerkt zou worden, zou de politie ingeschakeld worden.9
[getuige 2], geconfronteerd met de verklaring van [getuige 1], bevestigt haar verklaring. Het was [verdachte] die alles geregeld heeft, tot en met de planten die [getuige 2] bij [verdachte] aan huis heeft opgehaald. Ook [getuige 2] verklaart dat hij na twee oogsten wilde stoppen, maar door [verdachte], die toen vergezeld werd door zijn broer [naam 1], gedwongen werd door te gaan.10
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 01 september 2008 tot en met 19 maart 2009 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 257 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Ambtshalve overweging
Op de overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt, is ingevolge artikel 11 lid 5 Opiumwet een strafverzwarende omstandigheid van toepassing indien sprake is van 'een grote hoeveelheid van een middel'. Op grond van artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit, is bij een hoeveelheid van meer dan 200 hennepplanten sprake van 'een grote hoeveelheid' in de zin van artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet. De rechtbank gaat ervan uit, gelet op de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten, het aanhalen van artikel 11 lid 5 Opiumwet en op de behandeling ter terechtzitting, dat de opsteller van de tenlastelegging het oog heeft gehad op die strafverzwarende omstandigheid.
De rechtbank zal, hoewel de bewezenverklaring dit niet met zoveel woorden vermeldt, in de kwalificatie hierna dan ook opnemen 'een grote hoeveelheid in de zin van artikel 11 lid 5 van de Opiumwet'.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 september 2008 tot en met 19 maart 2009 hebben [getuige 2] en [getuige 1] te Hoevelaken in de gemeente Nijkerk weggenomen in een woning, gelegen aan het perceel [adres 1], meerdere hoeveelheden stroom, toebehorende aan Liander N.V.. De toeëigening vond plaats door het verbreken van de zegels van de hoofdaansluitkast.11
Verdachte kent [getuige 2] en [getuige 1] en is in de tenlastegelegde periode bij hen in de woning aan de [adres 1] geweest.12
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van stroom in vereniging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit nu geen sprake is van overtuigend bewijs. Ook bij dit feit zijn het de bewoners van het pand alwaar de stroom is gestolen, [getuige 2] en [getuige 1], die naar verdachte wijzen en stellen dat verdachte degene is geweest die iemand heeft ingeschakeld om de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij om te leggen. Naast de verklaringen van beide bewoners, wordt verdachtes betrokkenheid noch die van de man die de stroom zou hebben omgelegd, door enig ander bewijsmiddel ondersteund.
Beoordeling door de rechtbank
Voor de behandeling van het door de verdediging gevoerde betrouwbaarheidsverweer, verwijst de rechtbank naar hetgeen onder feit 1 hieromtrent is overwogen.
Voor het aanleggen van de stroom wist [verdachte] iemand en die persoon heeft uiteindelijk ook de stroom voor de kwekerij in de woning [adres 1] te Hoevelaken buiten de meter om omgelegd.13 [getuige 2] verklaart dat de man die verantwoordelijk is voor het omleggen van de stroom en door [verdachte] naar voren werd geschoven, een oudere man is van rond de 60 jaar die in een witte Opel reed. Hij zou ergens in Voorthuizen wonen14. [getuige 1] spreekt ook over deze man die door [verdachte] geregeld is. Volgens haar is het een blanke man van rond de 50 à 55 jaar. Hij reed volgens [getuige 1] in een wit busje, een model [naam auto].15
Uit informatie bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer is vastgesteld dat een Opel Corsa met kenteken [kenteken] op naam staat van [naam 2], geboren op [geboortedatum], wonende [adres] te Hoevelaken. Voorts bleek dat [[naam 2] een [naam auto] kenteken [kenteken] op naam heeft staan.16 Op grond van gegevens van de Gemeentelijke Basis Administratie wordt vastgesteld dat voornoemde [[naam 2] woonachtig is aan de [adres] te Voorthuizen.17
De politie beschikt over een verdachtenfoto van voornoemde [[[naam 2]. Deze verdachtenfoto wordt getoond aan de voormalige wijkagent [naam 3]. Deze wijkagent verklaart werkzaam te zijn geweest in Voorthuizen. De man op de hem getoonde foto herkent hij als [voornaam] [[naam 2] die hij ooit heeft nagetrokken en die meermalen naar voren kwam in verband met het inrichten van hennepplantages.18 J. [getuige 2] herkent, nadat hem een foto is getoond van [naam 2], die persoon voor 100% als degene die bij hem de elektriciteit heeft aangesloten.19
[naam 2] verklaart een LTS electriciteitsopleiding te hebben genoten, maar die opleiding niet te hebben afgemaakt. Hij kan gebruik maken van een witte [naam auto] en zijn vriendin beschikt over een Opel Corsa. [naam 2] verklaart voorts dat zijn verband met hennep is dat hij altijd veel in de stroom heeft gewerkt en daardoor ook makkelijk aan spullen kon komen.20 [naam 2] wordt een foto getoond van een persoon die hij herkent als een persoon die hij '[naam 4]' noemt. Deze persoon betreft [naam verdachte]. Aan het eind van de zomer 2009 is [naam 2] ook bij het hek van de woning van [verdachte] geweest, hij schat een keer of 2 tot 3.21
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 01 september 2008 tot en met 19 maart 2009 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan het perceel [adres 1] heeft weggenomen meerdere hoeveelheden stroom, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en/of zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking (het verbreken van de zegels van de hoofdaansluitkast);
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 december 2009 wordt te Terschuur in de gemeente Barneveld in de woning van verdachte en bijbehorende stallen een hoeveelheid van in totaal 747,43 gram hennep aangetroffen.22
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid softdrugs.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft van meet af aan aangegeven dat de aangetroffen hennep niet van hem, maar waarschijnlijk van zijn broer [naam 1] is. Deze [naam 1] heeft dit uiteindelijk in diens verhoor bij de rechter-commissaris ook toegegeven. Ook verdachtes partner heeft verklaard dat die hennep vermoedelijk van [naam 1] was.
Verdachte heeft voorts verklaard geen wetenschap te hebben gehad van het feit dat er verdovende middelen in zijn woning aanwezig waren en dus heeft hij geen opzet gehad op het aanwezig hebben van deze middelen. Dat verdachte wist dat zijn broer enkele drugsgerelateerde goederen bij hem had opgeslagen wil niet zeggen dat verdachte dus ook wetenschap moet hebben gehad dat er hennep in de woning c.q. de paardenstal aanwezig was.
Beoordeling door de rechtbank
Dat er in de woning c.q. bijgebouwen van verdachte hennep is aangetroffen wordt niet ontkend. Verdachte ontkent echter wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van die hennep in zijn woning en in de bijgebouwen. Hij stelt zich op het standpunt dat die hennep daar door zijn broer [naam 1] is neergelegd. De rechtbank is van oordeel dat zowel de verklaring van verdachte als de verklaring van [naam 1] hieromtrent niet geloofwaardig is.
Van een bewoner mag verwacht worden dat deze weet wat er in zijn woning aanwezig is tenzij er omstandigheden zijn waardoor het aannemelijk is dat de bewoner er redelijkerwijs geen weet van kon hebben. Van dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval, gelet op de plaatsen waar de hennep is aangetroffen, geen sprake. Immers de hennep was niet verstopt op een plaats die niet direct voor de bewoner zichtbaar was zoals in een afzuigkap of onder de vloer. Integendeel, de hennep werd aangetroffen in een keukenkastje23 en op een plaats in de paardenstal, tegenover de paardenbox, in het zicht in een doorzichtige plastic zak24. De keuken werd mede door verdachte dagelijks gebruikt. De rechtbank acht onder deze omstandigheden niet geloofwaardig dat verdachte deze hoeveelheden verdovende middelen niet heeft kunnen waarnemen. Voorts is verdachte eerder in aanraking geweest met hennep en hij weet dientengevolge wat hennep is. Zelfs als de hennep eigendom zou zijn van verdachtes broer, staat dat niet aan een bewezenverklaring van het door verdachte aanwezig hebben van de hennep in de weg.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 03 december 2009 te Terschuur, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere hoeveelheden van in totaal 747,43 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Ambtshalve overweging
Op de overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt, is ingevolge artikel 11 lid 5 Opiumwet een strafverzwarende omstandigheid van toepassing indien sprake is van 'een grote hoeveelheid van een middel'. Op grond van artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit, is bij een hoeveelheid van meer dan 500 gram hennep sprake van 'een grote hoeveelheid' in de zin van artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet. De rechtbank gaat ervan uit, gelet op de hoeveelheid aangetroffen hennep, het aanhalen van artikel 11 lid 5 Opiumwet en op het onderzoek ter terechtzitting dat de opsteller van de tenlastelegging het oog heeft gehad op die strafverzwarende omstandigheid.
De rechtbank zal, hoewel de bewezenverklaring dit niet met zoveel woorden vermeldt, in de kwalificatie hierna dan ook opnemen 'een grote hoeveelheid in de zin van artikel 11 lid 5 van de Opiumwet'.
Ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, met betrekking tot feiten 4 en 5 vastgesteld.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat in de periode van 1 maart 2003 tot en met 31 december 2004 in Terschuur bij de door hem ondertekende aanvraag ter verkrijging van een hypothecaire lening van € 450.000,- en van een uitbreiding daarvan met een bouwdepot van € 50.000,-, valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties zijn gevoegd van [naam bedrijf 1] te Hilversum en [naam bedrijf 2] te Amersfoort. Verdachte en zijn partner hebben niet bij de in de documenten genoemde werkgevers gewerkt en hebben daaruit geen salaris genoten. Door het gebruik van deze valse documenten zijn meerdere medewerkers van de SNS-bank bewogen tot de afgifte van hoeveelheden geld, ten belope van in totaal 500.000 euro. [naam 6], van administratiekantoor [naam kantoor] te Amersfoort, heeft verklaard dat hij de documenten vals heeft opgemaakt en met de hypotheekaanvraag aan de SNS-bank heeft gezonden.25 In de geschriften van [naam bedrijf 1] wordt vermeld dat verdachte daar voor onbepaalde tijd als commercieel manager werkzaam zou zijn en een bruto maandsalaris van 4.250 euro per zou verdienen. In de geschriften van [naam bedrijf 2] wordt vermeld dat verdachtes partner als commercieel administratief medewerkster voor onbepaalde tijd werkzaam zou zijn bij dat bedrijf tegen een bruto jaarsalaris van 25.200 euro.26
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting (feit 4) en medeplegen van het gebruik maken van valse geschriften (feit 5).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair, voor zowel feit 4 als feit 5, op het standpunt gesteld dat vanwege het ontbreken van wettig bewijs verdachte moet worden vrijgesproken. Immers, indien de rechtbank niet komt tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, dan is het bewijs in het kader van een fishing expedition verkregen zonder dat er op het moment van de vordering ex artikel 126nd Sv een redelijk vermoeden van schuld jegens verdachte was. Dat redelijk vermoeden is eerst ontstaan nadat de officier van justitie in het kader van die fishing expedition een vordering verstrekking gegevens ex artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering had doen uitgaan. Op grond van het voorgaande stelt de raadsman dat sprake is van fruits of the poisonous tree.
Subsidiair, ten aanzien van de feiten 4 en 5, indien de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting komt, heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van opzet aan de zijde van verdachte. Voor het afsluiten van een hypotheek heeft verdachte namelijk een tussenpersoon, [naam 6], ingeschakeld. Deze tussenpersoon had er, gelet op de te ontvangen provisie, belang bij dat via hem een hypothecaire lening zou worden afgesloten. Zonder dat verdachte daar weet van had, heeft [naam 6] de benodigde documenten valselijk opgemaakt. Van valse verhuurovereenkomsten is sowieso geen sprake, nu de verhuur van de paardenstallen wel degelijk heeft plaatsgevonden, zoals blijkt uit diverse ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaringen.
Omdat verdachte geen administrateur, boekhouder of makelaar is en geen ervaring heeft of had met het afsluiten van hypothecaire leningen kan ook het voorwaardelijk opzet niet aangenomen worden.
Voor wat betreft feit 5 wordt nog aangevoerd dat de hypotheekaanvraag door [naam 6] is geregeld en dit heeft zich buiten het gezichtsveld van verdachte afgespeeld. [naam 6] heeft zelfstandig gebruik gemaakt van door hem vervalste documenten en hij heeft handtekeningen van verdachte en zijn partner vervalst.
[getuige 3], eigenaar van [naam bedrijf 3], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hetgeen is geoffreerd ook daadwerkelijk is gebouwd en dat dit gewoon visueel waarneembaar is. Het gefactureerde bedrag is een redelijk bedrag voor een kapconstructie. Er is geen sprake van valselijk opgemaakte facturen door [naam bedrijf 3].
Beoordeling door de rechtbank ten aanzien van de feiten 4 en 5
a. uitsluiting van bewijsmateriaal
Op dezelfde gronden als waarop de rechtbank bij de behandeling van het niet-ontvankelijkheidsverweer tot het oordeel is gekomen dat ten aanzien van de in de vordering van de officier van justitie genoemde misdrijven, voorafgaand aan de vordering 126nd Sv, een redelijk vermoeden van schuld bestond, komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Om die reden wordt ook het verweer tot bewijsuitsluiting verworpen.
b. beoordeling van de feiten
Ten aanzien van de facturen van [naam bedrijf 3] is de rechtbank niet op grond van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de facturen op het moment dat zij werden ingestuurd naar de SNS-bank vals of vervalst waren. Het is immers niet ongebruikelijk dat bij het uitvoeren van werkzaamheden en de levering van materialen daarvoor voorafgaand wordt gefactureerd en de factuur vervolgens in delen wordt betaald. Eventuele afwijkingen van de oorspronkelijk geplande werkzaamheden kunnen worden gecorrigeerd, maar dit maakt de doorvoor ingezonden factuur niet vals of vervalst. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
Verdachte heeft samen met zijn partner [medeverdachte], ter verkrijging van een hypotheek, een tussenpersoon ingeschakeld in de persoon van [naam 6]. [naam 6] heeft verklaard dat hij op verzoek van [verdachte] diverse documenten - in strijd met de waarheid - heeft opgemaakt en voor [verdachte], op zijn verzoek, getekend. [naam 6] is bijlage D-007 getoond en daarop heeft hij verklaard dat het zijn handtekening is die daarop staat en dat het allemaal "dikke fake" was. Dit document heeft hij op verzoek van [verdachte] opgemaakt omdat hij het moest hebben voor zijn hypotheek. Hetzelfde verklaart [naam 6] met betrekking tot bijlage D-008, D-009 en D-010.27
Voor wat betreft de huurovereenkomsten van paardenboxen en de daarop gebaseerde verpanding van de huurpenningen, strekkende tot verhoging van hypothecaire lening, overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier bevindt zich een viertal huurovereenkomsten telkens inclusief een akte van pandverlening waarbij door mw. [medeverdachte] en de heer [verdachte] een paardenbox werd verhuurd aan:
* [naam 7], getekend 10 februari 2004 en ingaande 1 februari 2004,
* [naam 8], getekend 3 januari 2004 en ingaande 1 januari 2004,
* [naam 9], getekend 3 januari 2004 en ingaande 1 januari 2004
* [naam 10], getekend 10 februari 2004 en ingaande 1 februari 2004.28
Opvallend in deze mede door verdachte ondertekende huurovereenkomsten is dat tot driemaal toe dezelfde paardenbox verhuurd wordt en wel nr. 97-2 aan [naam 7], [naam 8] en [naam 10].29
Dat paardenbox 97-1 verhuurd zou zijn aan [naam 9] wordt door [naam 9] zelf ten stelligste ontkend. Zij heeft geen paard (gehad) en zij herkent niet de handtekening op die verhuurovereenkomst als zijnde haar handtekening.30 Die verklaring van [naam 9], dat zij de op die huurovereenkomst voorkomende handtekening niet herkent als zijnde haar handtekening, wordt bevestigd door een door de politie bijgevoegd schriftelijk bescheid, te weten een door [naam 9] ondertekende aangifte waaruit duidelijk valt af te leiden dat de handtekening voorkomend op de huurovereenkomst en de handtekening voorkomend op de aangifte in het geheel niet op elkaar lijken.31 Voorts heeft verdachte ter terechtzitting opgemerkt dat de stallen, op het moment dat de huur zou zijn ingegaan, nog niet gereed waren.32 Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat de vier huurovereenkomsten valselijk zijn opgemaakt.
Ten aanzien van verdachtes opzet op de oplichting en gebruik van valse documenten overweegt de rechtbank als volgt.
Ter bevestiging van het aangaan van een overeenkomst is het in Nederland gebruikelijk dat daarvoor van beide partijen een handtekening op die overeenkomst wordt gezet. Deze handtekening staat borg voor juistheid van hetgeen in die overeenkomst omschreven staat en voor de nakoming van de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt. In die zin kan vastgesteld worden dat het plaatsen van een handtekening grote verantwoordelijkheid met zich brengt.
Wanneer, zoals in het onderhavige geval, een handtekening nodig is voor het aanvragen van een hypotheek c.q. het ondertekenen van een offerte voor een hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van een woning, kan en mag de geldverstrekker ervan uitgaan dat degene(n) die de offerte ondertekent/ondertekenen, instaat/instaan voor de juistheid van hetgeen in die offerte staat omschreven en de daarbij behorende stukken.
In de door verdachte en zijn partner, die destijds woonde te Amersfoort, ondertekende offerte voor een hypothecaire geldlening van de SNS-bank, gevestigd te Amsterdam33 wordt duidelijk omschreven welke stukken bij de offerte moeten worden gevoegd, zoals een originele inkomstenopgave en werkgeversverklaring. Voor het begrijpen van dit deel van de tekst is geen juridische kennis vereist. Mocht verdachte of zijn partner andere delen van de tekst van de offerte en de daarbij in te zenden stukken niet hebben begrepen, dan had het op hun weg gelegen om hierover duidelijkheid te krijgen.
De stelling dat verdachte niet verweten mag worden dat gebruik is gemaakt van valse stukken omdat deze, aldus verdachte, door [naam 6] buiten zijn medeweten om zijn opgemaakt legt de rechtbank eveneens naast zich neer. [naam 6] verklaart alles in opdracht en met wetenschap van verdachte te hebben gedaan. Deze verklaring acht de rechtbank betrouwbaar omdat [naam 6] daarmee ook zichzelf belast. Voorts merkt de rechtbank op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat een aantal keren geld op zijn bankrekening gestort werd door [naam bedrijf 1] en hij deze bedragen contant moest terugbetalen.34 De rechtbank is er van overtuigd dat verdachte ervan op de hoogte was dat hiermee salarisbetalingen werden gefingeerd. Daarnaast geldt dat het verdachte zelf is geweest die valse huurovereenkomsten voor de stallen heeft opgemaakt, ondertekend en verpand.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
4.
hij op tijdstippen in de periode van 01 maart 2003 tot en met 31 december 2004 in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen een of meerdere medewerkers van de SNS-bank heeft bewogen tot de afgifte van hoeveelheden geld tot een beloop van 500.000 Euro), hierin bestaande dat verdachte telkens tezamen met verdachtes mededader(s), met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meerdere valse en/of valselijk opgemaakte geschriften werkgeversverklaringen en/of salarisspecificaties en/of verhuurovereenkomsten heeft overlegd aan een of meerdere medewerker(s) van die SNS-bank, ter verkrijging van een hypothecaire lening en een uitbreiding daarvan, waardoor die medewerker(s) telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
5.
hij op tijdstippen in de periode van 01 maart 2003 tot en met 31 december 2004 te Soest en/of te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van:
- valse werkgeversverklaringen en/of inkomensopgaven en/of salarisstroken van [naam bedrijf 1] te Hilversum en/of
- valse werkgeversverklaringen en/of inkomensopgaven en/of salarisstroken van [naam bedrijf 2] te Amersfoort, en/of
- valse verhuurovereenkomsten aangaande de op het perceel [adres 2] te Terschuur aanwezige paardenstallen
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als waren die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde geschriften heeft/hebben overlegd tot verkrijging van een hypothecaire lening en/of ter toetsing van een aanvraag tot wederopname van gelden uit een bouwdepot en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat -zakelijk weergegeven -
- dat uit voornoemde geschriften van [naam bedrijf 1] zou blijken dat verdachte aldaar voor onbepaalde tijd als commercieel manager werkzaam zou zijn en bij dit bedrijf een bruto maandsalaris van 4.250 euro, zou ontvangen en/of
- dat uit voornoemde geschriften van [naam bedrijf 2] zou blijken dat verdachtes partner als commercieel administratief medewerkster voor onbepaalde tijd werkzaam zou zijn bij dat bedrijf en bij dat bedrijf een bruto jaarsalaris van 25.200 euro, zou ontvangen en/of
- dat verdachte en/of zijn partner per jaar 13.200 euro zouden ontvangen uit de verhuur van meerdere op het perceel [adres 2] te Terschuur gelegen paardenstallen;
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde
a. ten aanzien van 'witwassen'
Met betrekking tot de verdenking van witwassen wordt op grond van de bewijsmiddelen het
volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 8 april 2008 in Amersfoort een motorfiets, merk 'Harley Davidson', gekocht en betaald met contant geld.35 Deze motorfiets is toen op naam gezet van [naam 11]36 en later op naam van [getuige 2] en [naam 12].37 De verzekering van deze motorfiets was gesteld op naam van medeverdachte [medeverdachte].38
Verdachte heeft op 3 april 2003, samen met medeverdachte [medeverdachte], het perceel [adres 2] te Terschuur geleverd gekregen voor de koopsom ad € 408.000 kosten koper.39 Daartoe heeft hij, samen met medeverdachte [medeverdachte], op 3 april 2003 een hypothecaire lening à 5% bij SNS Bank NV afgesloten ad € 450.000.40 De te betalen (bruto) maandlasten voor deze hypotheek bedroegen vanaf dat moment € 2.194,32.41
In maart 2007 heeft verdachte een SNS-rendementsrekening opgeheven, waardoor enerzijds een eenmalig bedrag ad € 16.080,36 vrijkwam, en anderzijds de (bruto) lasten vanaf 1 april 2007 € 2.083,33 per maand bedroegen.42
Op 30 maart 2006 is door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] een schuldbekentenis ondertekend in verband met een lening ad € 200.000 bij [naam 13].43 Van deze Besloten Vennootschap is medeverdachte [medeverdachte] met ingang van 1 juli 2005 de directeur met "alleen/zelfstandige bevoegdheid".44 De (bruto) rentelasten voor deze lening bedroegen € 700,- per maand.45
De totale rentelasten voor de hypothecaire geldlening en de lening van [naam 13] ten laste van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] bedroegen aldus vanaf 1 juli 2005 (bruto) ongeveer € 2.800,- per maand.46
De jaarinkomsten van verdachte bedroegen volgens de gegevens van de Belastingdienst47:
* 2003: € 0,00
* 2004: € 24.672,00; afkomstig van '[naam bedrijf 1]'
* 2005: € 1.162,00; afkomstig van '[naam bedrijf 4]'
* 2006: € 0,00
* 2007: € 0,00
* 2008: € 0,00
De jaarinkomsten van verdachtes partner, tevens medeverdachte [medeverdachte] bedroegen volgens de gegevens van de Belastingdienst48:
* 2003: € 15.876,00
* 2004: € 20.633,00
* 2005: € 22.906,00
* 2006: € 26.277,00
* 2007: € 34.484,00
* 2008: € 35.826,00
In de periode van 1 april 2003 tot en met 3 december 2009 zijn verschillende contante geldtransacties verricht door verdachte en/of zijn partner, tevens medeverdachte [medeverdachte]. Het saldo van al deze kasuitgaven en kasinkomsten is een negatief bedrag.49 In de periode van juni 2003 tot juni 2006 zijn negen contante stortingen van in totaal € 19.296,97 gedaan op de hypotheekrekening [nummer], van welke rekening hypotheeklasten zijn voldaan. In de periode van mei 2003 tot juli 2009 zijn meer dan 50 contante stortingen van in totaal € 117.096,38 gedaan op bankrekening [nummer], van welke bankrekening hoofdzakelijk overboekingen ten behoeve van rente en/of aflossing van de hypotheek plaatsvinden.50
Voorts zijn onder meer sieraden met contant geld gekocht ad € 27.295,- op 27 november 2007 en ad € 3.490,- 27 augustus 2004.51
b. ten aanzien van het belastingdelict
Met betrekking tot de verdenking van overtreding van de Algemene wet op de rijksbelastingen wordt op grond van de bewijsmiddelen het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft als inkomsten bij de Belastingdienst opgegeven: 52
* 2003: € 0,00
* 2004: € 24.672,-; afkomstig van '[naam bedrijf 1]'
* 2005: € 1.162,-; afkomstig van '[naam bedrijf 4]'
* 2006: € 0,00
* 2007: € 0,00
* 2008: € 0,00
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van 'witwassen' en het belastingdelict.
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een "Harley Davidson" motorfiets, de woning op het perceel [adres 2] te Terschuur en verschillende geldbedragen, alsmede aan belastingfraude.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van 'witwassen' en het belastingdelict
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat vanwege het ontbreken van wettig bewijs verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Immers, indien de rechtbank niet komt tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, dan dient het bewijs te worden uitgesloten op gronden zoals onder de feiten 4 en 5 zijn weergegeven.
Subsidiair, indien de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting komt, heeft de verdediging ten aanzien van zowel het witwassen als het belastingdelict aangevoerd dat verdachte ontkent zich te hebben schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Alle door verdachte gedane uitgaven zijn afkomstig uit legale bron. De verdediging verwijst daartoe naar de door verdachte opgestelde alternatieve kasopstelling. Ook al zou worden aangenomen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het plegen van valsheid in geschrift dan wel oplichting, dan heeft hij daaruit geen financieel voordeel genoten. Omdat hij geen dienstverband had en derhalve geen inkomen heeft genoten, waren er in 2003 tot en met 2008 ook geen inkomsten die verdachte aan de Belastingdienst had behoren aan te geven.
Beoordeling door de rechtbank ten aanzien van 'witwassen' en het belastingdelict
a. uitsluiting van bewijsmateriaal
Op dezelfde gronden als waarop de rechtbank bij de behandeling van het niet-ontvankelijkheidsverweer tot het oordeel is gekomen dat ten aanzien van de in de vordering van de officier van justitie genoemde misdrijven, voorafgaand aan de vordering 126nd Sv, een redelijk vermoeden van schuld bestond, komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Om die reden wordt ook het verweer tot bewijsuitsluiting verworpen.
b. beoordeling van de feiten
b-1: ten aanzien van 'witwassen'
Verdachte heeft de juistheid van de in het dossier aangetroffen bescheiden en berekeningen op zichzelf niet betwist. Wel heeft verdachte betwist dat er sprake is geweest van inkomsten en/of uitgaven die afkomstig zijn uit illegale bron.
Bij de beoordeling van feit 6 zal de rechtbank de zgn. kasopstelling, de weergave van alle leningen met bijbehorende kosten, alsmede de inkomensgegevens zoals bekend bij de Belastingdienst in onderlinge samenhang beschouwen.
Op grond daarvan komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte, tezamen met zijn medeverdachte [medeverdachte], gedurende de periode van 3 april 2003 tot en met 3 december 2009 onvoldoende legale inkomensbronnen heeft gehad om de motorfiets (merk Harley Davidson), het perceel en de (aankoop van de oude en de bouw van de nieuwe) woning [adres 2] te Terschuur (volledig) te kunnen financieren. Ten aanzien van het door verdachte opgegeven inkomen over 2004 (€ 24.672,-; afkomstig van '[naam bedrijf 1]') overweegt de rechtbank nog dat reeds bij de beoordeling van de feiten 4 en 5 is geoordeeld dat sprake was van een valselijk opgemaakte werkgeversverklaring en salarisspecificatie van [naam bedrijf 1]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opgegeven inkomen over 2004 een fictief inkomen betreft.
Met betrekking tot de kasopstelling53 is de rechtbank van oordeel dat dit een berekeningssysteem betreft waarin:
a. is uitgegaan van gegevens met betrekking tot de periode die begint met de tenlastegelegde strafbare feiten,
b. als relevante gegevens zijn gebezigd het initiële kassaldo van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte], vermeerderd met de contante ontvangsten, de kas uitgaven, het eindsaldo van de kas en
c. het negatieve verschil tussen uitgaven en ontvangsten dat slechts veroorzaakt kan zijn door een onverklaarbare bron van ontvangsten.
Deze kasopstelling is gebaseerd op de bij die kasopstelling gevoegde bijlagen, zijnde schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 339 Wetboek van Strafvordering.54 Op grond van de door verdachte opgestelde 'alternatieve kasopstelling' zal de rechtbank uitgaan van verklaarbare contante inkomsten:
* ad € 19.000 door verkoop van een Audi A3 in maart 2008,
* ad € 23.500 door verkoop van een Volkswagen Golf in december 2008,55
zodat de rechtbank een totaalbedrag ad € 42.500 in mindering zal brengen op het negatieve saldo van de kasopstelling. De rechtbank acht de overige door verdachte aangevoerde geldtransacties onvoldoende onderbouwd en zal daarmee geen rekening houden.
Voorts betrekt de rechtbank hierbij de verklaringen bij de rechter-commissaris van de getuigen [naam 9] en [getuige 1]. Beiden hebben zij verklaard bij verdachte in huis grote bedragen aan contant geld te hebben gezien.56
De contant uitgegeven en de contant aangetroffen geldbedragen tot een beloop van - aldus - ruim € 87.000,- vallen niet te verklaren uit het legaal bekende inkomen van verdachte , al dan niet in combinatie met het legaal bekende inkomen van [medeverdachte]. Nu verdachte zich, zoals hiervoor bewezen is verklaard, heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt, alsmede aan valsheid in geschrifte en oplichting, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte voornoemde voorwerpen - in elk geval gedeeltelijk - met gelden afkomstig uit die illegale activiteiten heeft gefinancierd. De rechtbank overweegt daarbij dat door en namens verdachte niet aannemelijk is gemaakt dat deze uitgaven geheel of gedeeltelijk met legaal verkregen gelden zijn gedaan. Voor de toepasselijkheid van artikel 420bis Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat het desbetreffende voorwerp geheel - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig is. Immers, blijkens de wetsgeschiedenis valt ook een voorwerp dat gedeeltelijk is gefinancierd met crimineel geld binnen het bereik van de in deze bepaling omschreven verboden gedragingen.
Ten aanzien van de woning en het daarbij behorende perceel overweegt de rechtbank nog als volgt. Weliswaar is door verdachte aangevoerd dat de financiering van deze onroerende zaken volledig afkomstig is uit legale bronnen, te weten leningen van de SNS Bank NV en leningen van [naam 13]. Maar de rechtbank stelt daar allereerst tegenover dat de hypothecaire geldlening van SNS Bank NV is verkregen door middel van valse documenten. Ten tweede overweegt de rechtbank dat alleen al de rente en/of aflossing van de afgesloten leningen het bekende legale gezamenlijke netto-inkomen van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in de jaren 2003 tot en met 2008 overtrof(fen). Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kon verdachte het in stand houden van zijn bezit en dus het voorhanden hebben daarvan alleen continueren met gelden die van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen zoals hierna bewezen is verklaard.
b-2: ten aanzien van het belastingdelict
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van het eveneens onder feit 6 ten laste gelegde belastingdelict als volgt. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, moet verdachte in de jaren 2003 tot en met 2008 over inkomensbronnen hebben beschikt, die geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn uit de teelt van hennep, althans uit enig misdrijf. Ook over dergelijke inkomsten is Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen verschuldigd. Uit de zich in het dossier bevindende en bij de feiten genoemde belastingaangiftes volgt dat verdachte een te laag bedrag aan inkomsten heeft aangegeven over de jaren 2003 tot en met 2008. Hierdoor is financieel nadeel ontstaan.57
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat overtuigend is bewezen dat verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 6 ten laste gelegde belastingdelict.
Conclusie
Ten aanzien van de tenlastelegging zal de rechtbank enkele elementen verbeterd lezen, door welke verbetering en inlezing verdachte niet in zijn verdediging is geschaad, te weten:
* in het eerste deel van de tenlastelegging (witwassen) leest de rechtbank verbeterd in de derde regel het woord "voorwerp" als "voorwerp(en)", en in de laatste regel het woord "was" als "waren", nu uit het dossier en de bewezenverklaring blijkt dat sprake is van meer voorwerpen;
* in het tweede deel van de tenlastelegging (het belastingdelict) leest de rechtbank in de eerste regel tussen "omstreeks" en " 07 april": "in de periode van", nu uit het vervolg van de tenlastelegging blijkt dat sprake is van een periode;
* in het tweede deel van de tenlastelegging (het belastingdelict) leest de rechtbank het woord "loonbelasting" telkens verbeterd als "inkomstenbelasting", nu uit het onderzoek ter terechtzitting in combinatie met het dossier (in het bijzonder het proces-verbaal van FIOD/ECD van 26 februari 2010 58 en de zich in het dossier bevindende afschriften van aangiftes voor inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen59 ) zonder twijfel volgt dat het opsporingsonderzoek en de daaruit voortvloeiende in de tenlastelegging bedoelde verdenking betrekking hebben op "inkomstenbelasting" en niet op "loonbelasting".
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 01 mei 2003 tot en met 01 juli 2009 te Amersfoort en/of Terschuur, gemeente Barneveld, voorwerpen, te weten geldbedragen en een woning (perceel [adres 2] te Terschuur) en een motorfiets (merk Harley Davidson) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
en
hij in de periode 07 april 2004 tot en met 30 maart 2009 in Nederland (telkens) opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2003 tot en met 2008, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst elektronisch ingeleverde aangiftebiljetten inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over genoemde jaren telkens een te laag belastbaar bedrag, opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 11, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel.
Ten aanzien van feit 4:
Het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
Het medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 6:
Witwassen, meermalen gepleegd
en
Het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede betaling van een geldboete ten bedrage van € 10.000,--. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de navolgende omstandigheden. Er is sprake van misbruik van vertrouwen nu vertrouwd moet kunnen worden op documenten die dienen als bewijs en ook door een bank bij de beoordeling van een hypotheekaanvraag gebruikt worden. De door verdachte aan de bank gegeven zekerheidstelling bleek achteraf een zeepbel te zijn. Voorts heeft verdachte boven zijn stand geleefd en geen belasting afgedragen. Dit staat in schril contrast met de hardwerkende medeburger die wel doet wat van hem verlangd wordt. Daarnaast heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de verspreiding van verdovende middelen, die - zoals algemeen bekend - een schadelijke werking op de volksgezondheid hebben. Met de geldboete beoogt de officier van justitie een gevoelige straf aan verdachte te doen opleggen, anders dan het met de aangekondigde ontnemingsmaatregel beoogde herstel in de juiste toestand.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat ernstig rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Daarnaast wordt verzocht rekening te houden met het ontbreken van relevante documentatie en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat om zeer oude feiten. Voor wat betreft de redelijke termijn heeft de verdediging aangevoerd dat er 2 jaar en 9 maanden zijn verstreken sinds verdachte werd aangehouden, zodat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waardoor de verdediging ernstig in haar belangen is geschaad.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 24 augustus 2012;
* een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland d.d. 11 februari 2010, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De verdenking tegen verdachte dateert van maart 2009, terwijl het eindvonnis in eerste aanleg in september 2012 is uitgesproken. Dit is in beginsel een overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat dit langdurige tijdsverloop moet worden bezien in het licht van de omvang en de complexiteit (verschillende verdachten met deels overlappende tenlasteleggingen) van het totale dossier "Bostulp II". Daarbij betrekt de rechtbank ook de aanvullende onderzoekswensen van de verdediging, waaronder vele getuigenverhoren en het doen van rechtshulpverzoeken. In dit geheel ziet de rechtbank voldoende rechtvaardiging voor het tijdsverloop. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van schending van de redelijke termijn en komt dan ook niet tot enige strafvermindering.
Verdachte heeft zich over een periode van jaren, van 2003 tot en met 2009, schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Door het (laten) vervalsen van documenten die hebben gediend als bewijsstukken heeft verdachte een hypothecaire lening verkregen welke hij op basis van zijn werkelijke (legale) inkomen nooit zou hebben gekregen. Daarmee wordt niet alleen een financieel risico voor de bank gecreëerd, maar ook heeft verdachte het vertrouwen in het financieel-economische systeem schade berokkend. Daarnaast heeft verdachte de samenleving als geheel benadeeld door inkomsten niet aan de belasting op te geven en aldus te weinig belasting te betalen. Om dit alles op listige wijze te organiseren, heeft verdachte op forse schaal een schijnwerkelijkheid gecreëerd door geen "paper trail" van zijn financiële handel en wandel na te laten. In plaats daarvan heeft hij al zijn transacties met contant geld gefinancierd, waardoor hij de herkomst van die gelden heeft geprobeerd te verhullen.
Niet alleen heeft verdachte door zijn aandeel in de teelt van hennep een actieve bijdrage geleverd aan het groeiende aanbod van verdovende middelen, die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Maar bovendien heeft verdachte misbruik gemaakt van kwetsbare medeburgers die hij - nadat zij van hem afhankelijk waren geworden door geld van hem te lenen - onder druk heeft gezet om in hun woning een hennepplantage te exploiteren en te blijven exploiteren. Door vervolgens wel de opbrengsten van die hennepkwekerij op te eisen, heeft verdachte wel de lusten maar niet de lasten. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte daarom een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Bij het bepalen van die hogere straf weegt de rechtbank mee dat - anders dan de officier van justitie heeft gevorderd - geen geldboete zal worden opgelegd. Een straf, of dat nu een gevangenisstraf of geldboete is, dient om verdachte leed toe te voegen. Met het opleggen van een hogere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist, is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate leed is toegevoegd.
Onder verdachte is een bestelbus Mercedes Benz met kenteken [kenteken] inclusief inhoud (drugsgerelateerde goederen) inbeslaggenomen.
Met betrekking tot de zich in de bestelbus aangetroffen drugsgerelateerde goederen zal de rechtbank de onttrekking aan het verkeer uitspreken nu deze goederen zijn bestemd tot het begaan van feiten zoals bewezen onder feit 1, en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Voor wat betreft de bestelbus zelf overweegt de rechtbank als volgt:
De witte bestelbus Mercedes Vito met kenteken [kenteken] behoort toe aan verdachte, zoals hij ter terechtzitting van 14 september 2012 heeft verklaard. Volgens zijn eigen verklaring en volgens waarnemingen van het observatieteam van de politie heeft verdachte regelmatig gebruik gemaakt van deze bestelbus. In de bus zijn onder meer restanten van hennep aangetroffen. Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte een hennepkwekerij in Hoevelaken had, alsmede dat verdachte (gedroogde) hennep in zijn woning in Terschuur had, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze bestelbus heeft gebruikt voor het transport van hennep. Aldus is sprake van een voorwerp met behulp van welke de bewezen feiten zijn begaan of voorbereid. De bestelbus zal daarom worden verbeurd verklaard.
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van het verzoek van de verdediging om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen, als volgt. De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en de rechtbank zal daarvoor ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen termen om de (geschorste) voorlopige hechtenis te beëindigen. Het desbetreffende verzoek wordt dan ook afgewezen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 91, 225, 310, 311, 326, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet alsmede de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de bestelbus Mercedes Benz 'Vito', voorzien van kenteken [kenteken].
Verklaart onttrokken aan het verkeer de overige inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de inhoud van de bestelbus zijnde drugsgerelateerde goederen.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van deze rechtbank op 28 september 2012.
60
11 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de regiopolitie Gelderland-Midden, district West Veluwe Vallei, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 07WDR09033 Bostulp II gesloten op 16 maart 2010 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 133/134); een proces-verbaal onderzoek hennepkwekerij [adres 1] te Hoevelaken (pag. 156 e.v.); de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaringen van [getuige 2] (pag. 165/166; pag. 177 t/m 179); de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaringen van [getuige 1] (pag. 167 t/m 169; pag. 175/176);
3 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2012;
4 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2012 en de verklaring die op 1 september 2011 door [naam 1] is afgelegd bij de rechter-commissaris;
5 Een de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal (algemeen dossier, blz. 105 en 106) en de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van bevindingen (pag. 243, 244 en 274)
6 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 133/134);
7 Een schriftelijk bescheid, zijnde een kennisgeving van inbeslagname, blz. 135.
8 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (pag. 175/176) alsmede de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2012;
9 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (pag. 175/176);
10 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (pag. 177 t/m 179);
11 de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaringen van [getuige 2] (pag. 165/166; pag. 177 t/m 179); de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaringen van [getuige 1] (pag. 167 t/m 169; pag. 175/176); een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte van Liander (pag. 182 e.v.);
12 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2012;
13 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (pag. 177 t/m 179) alsmede een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (pag. 175/176);
14 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (pag. 165/166; pag. 171 t/m 173);
15 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (pag. 167 t/m 169 en blz. 175);
16 Het relaas van verbalisant (pag. 105 "RDW");
17 Het relaas van verbalisant (pag. 105 "GBA") alsmede een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [naam 2] (pag. 251);
18 Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 243);
19 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (pag. 244);
20 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [naam 2] (pag. 249/250);
21 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [naam 2] (pag. 252/253);
22 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 288/289) en aanvulling daarop (pag. 290); een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 294/295);
23 Schriftelijk bescheid, inhoudende een foto-overzicht, pag. 282
24 Schriftelijk bescheid, inhoudende een foto-overzicht, pag. 283
25 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2012; een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [getuige 4] namens de SNS Bank (pag. 391 t/m 393); een schriftelijk bescheid te weten een werkgeversverklaring [naam bedrijf 1] ten name van [verdachte] (ordner 6 bijlage D-007); een schriftelijk bescheid te weten een model-werkgeversverklaring (ordner 6 bijlage D-007); een schriftelijk bescheid te weten een salarisspecificatie [naam bedrijf 1] (ordner 6, bijlage D-009); een schriftelijk bescheid, te weten een model werkgeversverklaring [naam bedrijf 2] (ordner 6 bijlage D-011); een schriftelijk bescheid te weten een salarisstrook [naam bedrijf 2] (ordner 6 bijlage D-012); een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [naam 6] (pag. 481 t/m 490);
26 Een aantal schriftelijke bescheiden te weten een werkgeversverklaring [naam bedrijf 1] ten name van [verdachte] (ordner 6 bijlage D-007); een model-werkgeversverklaring (ordner 6 bijlage D-007), een salarisspecificatie [naam bedrijf 1] (ordner 6, bijlage D-009); een werkgeversverklaring Impressed Creative Concepts (ordner 6 bijlage D-010); een schriftelijk bescheid, te weten een model werkgeversverklaring ICC (ordner 6 bijlage D-011)en een salarisstrook ICC (ordner 6 bijlage D-012).
27 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [naam 6] (pag. 485
28 Schriftelijke bescheiden, te weten huurovereenkomsten en akten van pandverlening (ordner 6, bijlage D-015, D-016, D-018, D-019, D-021, D022, D-024, D-025);
29 Zie voornoemde verhuurovereenkomsten telkens pag. 1;
30 Een proces-verbaal van verhoor, inhoudende de op 1 september 2011 ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [naam 9];
31 Voornoemde huurovereenkomst (ordner 6, bijlage D-022) en een schriftelijk bescheid (ordner 6, bijlage D-023);
32 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 september 2012;
33 Een schriftelijk bescheid, zijnde een offerte hypothecaire geldlening, ordner 6, document 6/4.
34 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 september 2012;
35 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012
36 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 676, en proces-verbaal van verhoor [naam 11] d.d. 7-12-2009, ordner 3, pag. 800
37 Proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 676, alsmede proces-verbaal van verhoor [getuige 2] d.d. 20-03-2009, ordner 3, pag. 774, 6e alinea, en proces-verbaal van verhoor [naam 15] d.d. 17-12-2009, ordner 3, pag. 806
38 Schriftelijk bescheid, te weten een 'groene kaart', ordner 3, pag. 769, alsmede een schriftelijk bescheid, te weten een brief d.d. 08-02-2010 van Centraal Beheer/Achmea, ordner 3, pag. 770
39 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede het schriftelijk bescheid, te weten een akte van levering d.d. 3 april 2003, ordner 3, pag. 707
40 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede het schriftelijk bescheid, te weten een hypotheekakte d.d. 3 april 2003, ordner 3, pag. 714
41 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 684
42 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 684
43 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van een schuldbekentenis d.d. 30-03-2006, ordner 6, bijlage D-077
44 Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel Handelsregister d.d. 25-06-2009, ordner 3, pag. 706
45 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 685
46 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 14 september 2012, alsmede proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 685
47 Proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 680, alsmede schriftelijke bescheiden, te weten belastingaangiften, ordner 3, pagina's , 862 en 863, 864, 834 en 837, 838 en 841, 842 en 844, 845 en 847
48 Proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 680, alsmede schriftelijke bescheiden, te weten belastingaangiften, ordner 3, pagina's 862, 864, 834, 838, 842 en 845
49 Schriftelijke bescheiden, te weten een beredeneerde kasopstelling van Bureau Financiële Recherche, met bijlagen, ordner 4, pagina's 967 tot en met 1191.
50 Proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 685
51 Schriftelijke bescheiden, te weten facturen, ordner 4, pag. 1112 resp. 996
52 Proces-verbaal van 26 februari 2010 van FIOD/ECD met bijlagen, ordner 2, pag. 543 e.v., alsmede proces-verbaal van 23 maart 2010, ordner 3, pag. 680, alsmede schriftelijke bescheiden, te weten belastingaangiften, ordner 3, pagina's 862 en 863, 864, 834 en 837, 838 en 841, 842 en 844, 845 en 847, tevens ordner 6: bijlagen D030/1 t/m D035B/6
53 Schriftelijke bescheiden, te weten een beredeneerde kasopstelling van Bureau Financiële Recherche, met bijlagen, ordner 4, pagina's 967 tot en met 1191.
54 Schriftelijke bescheiden, te weten een beredeneerde kasopstelling van Bureau Financiële Recherche, met bijlagen, ordner 4, pagina's 967 tot en met 1191.
55 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2012, met pv-nummer 20120510.1415, opgemaakt op ambtseed door [naam 16]
56 Getuigenverklaring bij de rechter-commissaris van [naam 9] d.d. 1 september 2011, resp. getuigenverklaring bij de rechter-commissaris van [getuige 1] d.d. 22 augustus 2011
57 Aanvullend proces-verbaal van FIOD/ECD d.d. 21 mei 2010, met bijlage, opgemaakt op ambtseed door [naam verbalisant]
58 Proces-verbaal van 26 februari 2010 van FIOD/ECD met bijlagen, ordner 2, pag. 543 e.v,
59 Schriftelijke bescheiden, te weten aangiften IB/Premies volksverzekeringen, ordner 3, pagina's 862, 864, 834, 838, 842, 845, alsmede ordner 6: bijlagen D030/1 t/m D035B/6