zaaknummer / rolnummer: 219018 / HA ZA 11-1173
Vonnis in verzet van 5 september 2012
[eis./ged.verzet],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. G.J. van den Hoven te Breda,
de stichting
STICHTING HET GELUKKIGE PAARD,
gevestigd te Zetten, gemeente Overbetuwe,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. M.J.A. Weda te Kamerik.
Partijen zullen hierna [eis./ged.verzet] en Het Gelukkige Paard genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2012
- het proces-verbaal van getuigenverhoor en van tegengetuigenverhoor van 29 mei 2012
- de conclusie na getuigenverhoor alsmede houdende nadere producties
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor alsmede antwoordakte nadere producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Naar aanleiding van het laatste tussenvonnis heeft Het Gelukkige Paard in haar conclusie na getuigenverhoor alsmede houdende nadere producties, bezwaren aangevoerd tegen enkele bindende eindbeslissingen in dat vonnis. Hoewel de rechtbank de bevoegdheid heeft om in bepaalde gevallen van bindende eindbeslissingen terug te komen (HR 25 april 2008, NJ 2008, 553), ziet zij in hetgeen Het Gelukkige Paard heeft aangevoerd geen aanleiding om van die bevoegdheid gebruik te maken. De beslissingen berusten namelijk niet op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Uit de bezwaren van Het Gelukkige Paard blijkt dat zij het niet eens is met de beoordelingen van de rechtbank. Daarvoor bestaat echter (alleen) de mogelijkheid van hoger beroep.
2.2. In het tussenvonnis is Het Gelukkige Paard toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan blijken dat het gebrek – luchtzuigen – niet aanwezig was op 17 april 2010. Het Gelukkige Paard heeft daartoe [betrokkene1], op 17 april 2010 als verzorgster en trainster paardenhouderij bij Het Gelukkige Paard in dienst, en [betrokkene2], op 17 april lid van het bestuur van Het Gelukkige Paard, als getuigen doen horen. [eis./ged.verzet] heeft in contra-enquête zichzelf en haar echtgenoot [betrokkene3] als getuigen doen horen.
2.3. [betrokkene1] heeft verklaard dat zij nooit een pony met het stalgebrek luchtzuigen heeft verzorgd, dat zij de pony volledig in verzorging heeft gehad en dat zij de pony nooit op een stalgebrek heeft kunnen betrappen. [betrokkene2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat werknemers van Het Gelukkige Paard de pony er op 17 april 2010 ‘keurig hebben bijgezet’ en dat hij daarbij geen stalgebrek heeft gezien.
2.4. Dat [betrokkene1] noch [betrokkene2] een stalgebrek heeft geconstateerd impliceert niet, althans niet zonder meer, dat het gebrek op 17 april 2010 niet bestond. Met die verklaringen is het opgedragen bewijs daarom niet geleverd. Het Gelukkige Paard wijst er voorts nog op dat dierenarts [betrokkene4] schriftelijke heeft verklaard dat hij de pony meerdere malen, voor het laatst op 15 april 2010, heeft behandeld, onder andere aan het gebit en dat daarbij geen symptomen van luchtzuigen zichtbaar waren. Ook die verklaring kan Het gelukkige Paard niet helpen. In de eerste plaats niet omdat de verklaring niet onder ede is herhaald, waardoor daaraan slechts beperkte betekenis toekomt en in de tweede plaats niet omdat onweersproken is gelaten dat het luchtzuigen niet aan het gebit van de pony zichtbaar is en uit de verklaring van de dierenarts niet volgt dat hij de afwezigheid van luchtzuigen anders dan aan het gebit heeft geconstateerd.
2.5. De in het verstekvonnis gegeven verklaring voor recht dat de koopovereenkomst door een buitengerechtelijke verklaring van 14 september 2010 is ontbonden kan in stand blijven. Dat geldt ook voor de veroordeling om de pony binnen acht dagen na betekening van dit vonnis bij [eis./ged.verzet] op te halen. Aan het verweer van Het Gelukkige Paard dat zij gecompenseerd dient te worden voor het nadeel dat er uit bestaat dat zij door gebrek aan training een heel andere pony terugkrijgt dan zij heeft afgeleverd, wordt verworpen. Reeds op 18 april 2010 heeft [eis./ged.verzet] haar op dat gebrek opmerkzaam gemaakt. Door daarop terstond actie te ondernemen had Het Gelukkige Paard het gestelde nadeel, voor zover dat al bestaat, kunnen voorkomen. Dat brengt mee dat ook de veroordeling tot terugbetaling van de koopsom en de veroordeling tot betaling van de wettelijke rente vanaf 14 september 2010 in stand kan blijven.
2.6. Anders dan Het Gelukkige Paard meent kan de onderhavige tekortkoming naar verkeersopvatting aan haar worden toegerekend. Zij is daarom ook aansprakelijk voor de verzorgingskosten die [eis./ged.verzet] voor de pony heeft gemaakt. Het Gelukkige Paard heeft niet betwist dat voor verzorging van de pony dagelijks brokvoer ad € 7,-- en wekelijks hooi ad € 4,50 en houtkrullen ad € 9,-- is vereist en evenmin dat [eis./ged.verzet] tussen 14 september 2010 en 13 april 2011 ten behoeve van de pony € 330,-- hoefsmidkosten en € 69,21 dierenartskosten heeft gemaakt. Ook de veroordeling tot betaling van € 882,21 aan verzorgingskosten kan daarom blijven staan.
2.7. Het Gelukkige Paard zal worden ontheven van de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten omdat onvoldoende van voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke incassowerkzaamheden is gebleken.
2.8. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Het Gelukkige Paard in de proceskosten in verzet worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis./ged.verzet] bedragen tot heden € 1.152,-- (3 punten x tarief I € 384,--)
3. De beslissing
De rechtbank
ontheft Het Gelukkige Paard van de veroordeling tot betaling van € 768,-- voor buitengerechtelijke incassokosten tegen haar uitgesproken bij vonnis van 25 mei 2011 met nummer 215152 / HA ZA 11-667,
laat dat vonnis voor het overige in stand,
veroordeelt Het Gelukkige Paard in de kosten van het verzet, aan de zijde van [eis./ged.verzet] tot heden begroot op € 1.152,--,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. Walda en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2012.