RECHTBANK ZUTPHEN
Nevenzittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/2017
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
[naam 1], [naam 2] en [naam 3], eisers,
wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. ir. J.A.M. van der Lee,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 23 augustus 2011.
Bij besluit van 13 december 2010 heeft verweerder aan [na[naam 4] (hierna: [naam 4]) een omgevingsvergunning verleend voor het maken van een uitweg naar de openbare weg ten behoeve van het perc[adres] te [woonplaats].
Bij besluit van 23 augustus 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eisers gemaakte bezwaar, conform het advies van de Onafhankelijke bezwarencommissie, Kamer I — Algemene Zaken (hierna: de adviescommissie) van 13 juli 2011, ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit van 13 december 2010, onder verbetering van de motivering, gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder, onder toevoeging van een situatietekening, een omgevingsvergunning verleend voor het maken van twee uitwegen naar de openbare weg ten behoeve van het perceel [adres] te [woonplaats].
Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep bij de rechtbank Zutphen ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder procedurenummer 11/1519 WABOA.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Naar aanleiding van een brief van de rechtbank van 5 april 2012 hebben eisers bij brief van 7 april 2012 inge-stemd met de behandeling van het beroep door de rechtbank Arnhem. Het beroep is voortgezet onder procedu-renummer 12/2017 WABOA.
Bij brief van 29 mei 2012 hebben eisers aanvullende gronden ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 12 juni 2012. Aldaar is [naam 3] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door J. Groeneveld.
1. Bij besluit van 12 december 2007 heeft verweerder aan [naam 4] een vergunning
verleend voor een bouwuitweg voor de periode van 12 december 2007 tot en met 30 juni 2008. Na afloop van deze tijdelijke instandhoudingstermijn is de bouwuitweg niet verwijderd. Naar aanleiding van een daartoe strek-kend handhavingsverzoek van eisers heeft [naam 4] ten behoeve van legalisering van de uitweg op 29 oktober 2010 de in geding zijnde aanvraag bij verweerder ingediend. Uit de bij de aanvraag behorende situatietekening blijkt dat deze ziet op twee uitwegen, met een onderlinge afstand van 55 tot 60 meter, aan weerszijden van het be-drijfspand op het perceel [adres] te [woonplaats]. Verweerder heeft deze aanvraag bij het primaire besluit van 13 december 2010 toegewezen en dat besluit, onder verbetering van de motivering, bij het bestreden besluit ge-handhaafd. De verleende vergunning is een omgevingsvergunning voor het aanleggen van twee uitwegen naar het Kieveen (artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) juncto artikel 2.1.5.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2006 van de gemeente Apeldoorn (hierna: de APV).
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat in dit geval de
weigeringsgronden, bedoeld in artikel 2.1.5.3, derde lid, van de APV, zich niet voordoen. Daarbij heeft ver-weerder zich gebaseerd op de adviezen van de gemeentelijke verkeersadviseur van 5 april 2011 en de verkeers-coördinator district Apeldoorn van de Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland van 6 april 2011.
3. Eisers hebben zich gemotiveerd tegen het bestreden besluit gekeerd. Op hun
stellingen zal de rechtbank, voor zover nodig, hierna ingaan.
4. Ingevolge artikel 2.1.5.3, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV is het verboden
zonder vergunning van burgemeester en wethouders een uitweg te maken naar de weg. Het derde lid bepaalt dat een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:
a. de bruikbaarheid van de weg;
b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
5. De rechtbank ziet aanleiding als eerste de beroepsgrond te bespreken die in de kern genomen inhoudt dat de uitwegvergunning strijdig is met een veilig en doelmatig gebruik van de weg en daarom geweigerd had behoren te worden (artikel 2.1.5.3, derde lid, aanhef en onder b, van de APV).
6. De vergunde uitwegen maken het mogelijk uit te wegen vanuit het bedrijfsterrein van [naam 4] naar het Kieveen, een doodlopende, verharde weg van 440 m lang en 3,10 tot 3,60 m breed. Het Kieveen is een openbare weg die in eigendom en beheer is van de gemeente. Het Kieveen mondt in noordelijke richting uit op de Voor-sterweg. De breedte van het Kieveen is zodanig dat tegemoetkomende personenauto’s elkaar alleen kunnen passeren door tot in de berm uit te wijken. Vrachtwagens kunnen elkaar niet passeren. Er zijn geen passeerha-vens. Naast [naam 4] zijn aan het Kieveen drie bedrijven gevestigd, Sonac Loenen B.V. (hierna: Sonac), Thomas-sen Transport B.V. (hierna: Thomassen) en Smurfit Kappa B.V. (of Smurfit Solidpack B.V.) (hierna: Smurfit). Het is Sonac toegestaan met vrachtwagens uit te wegen op het Kieveen. Voor Thomassen is het uitwegen be-perkt tot personenauto’s, als het om de richting naar de [naam] gaat. In de andere richting mag ook worden uitgeweegd met vrachtwagens (dat betreft verkeer met de bestemming Sonac). Smurfit heeft ook een uitweg. Deze uitweg is alleen toegankelijk voor personenauto’s. De Voorsterweg bestaat uit één rijbaan waarop aan weerszijden suggestiestroken voor fietsers zijn aangebracht. De maximumsnelheid bedraagt 60 km/u. Ter plaat-se van de T-kruising met het Kieveen is de weg verbreed om het vrachtverkeer op een gemakkelijke wijze het Kieveen in en uit te kunnen laten manoeuvreren.
7. [naam 4] gebruikt de bedrijfsruimte op het perceel [adres] voor, als de rechtbank het goed heeft begre-pen, opslag van bedmaterialen. Sinds 1 maart 2011 is een gedeelte van de bedrijfsruimte in gebruik bij Gazelle als opslagruimte voor fietsonderdelen. De uitwegen van [naam 4] bevinden zich op 140, resp. 220 meter van de T-kruising met de Voorsterweg. [naam 4] heeft het bedrijfsterrein verworven van Smurfit die via een recht van over-pad over het terrein van Soldpack uitweegde naar de Voorsterweg. [naam 4] heeft dit kennelijk persoonlijke recht niet mee overgenomen van Smurfit.
8. Eisers hebben in hun bezwaarschrift erop gewezen dat het uitwegen vanuit [adres] leidt tot gevaar-lijke situaties ter hoogte van de T-kruising met de Voorsterweg. Omdat vrachtwagens elkaar niet kunnen passe-ren op het Kieveen, hebben de chauffeurs die het Kieveen in willen draaien de gewoonte om hetzij eerst op de rijbaan van de Voorsterweg te stoppen, uit te stappen om te kijken of er tegenliggend verkeer aankomt om ver-volgens het Kieveen op te rijden, hetzij het Kieveen in te draaien, daarbij het deel van de rijbaan voor tegemoet-komend verkeer gebruikend, en weer terug te manoeuvreren als er tegenliggend verkeer aankomt. Deze situatie is gevaarlijk voor de andere weggebruikers van de Voorsterweg (auto’s, voetgangers, fietsers, vooral kinderen van de nabij gelegen school).
9. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft verweerder intern advies gevraagd van de Programmamanager hoofdwegen/verkeersadviseur van de gemeente. Zij heeft bij brief van 5 april 2011 onder meer het volgende geadviseerd:
“De intensiteiten op de weg zijn laag. In 2009 heeft de gemeente Apeldoorn een telling gehouden op Kieveen. In totaal maken 188 motorvoertuigen per etmaal van de weg gebruik, waarvan 26 middel-zwaar en zwaar vrachtverkeer. Er wordt nagenoeg niet op Kieveen gefietst. Naar verwachting zal in 2013 de nieuwe ontsluiting van het uit te breiden bedrijventerrein direct op de Hoofdweg gerealiseerd zijn, waarbij de weg Kieveen wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer ter hoogte van de Voorster-weg. Een vergunning om uit te wegen vanaf het perceel [adres] leidt tot maximaal 68 extra voer-tuigen per etmaal (= 136 verkeersbewegingen, waarvan 82 middelzwaar en zwaar vrachtverkeer) op de weg Kieveen (op basis van milieuvergunning).
Alleen op het gedeelte van Kieveen tussen de uitrit en Voorsterweg is een toename van verkeer te ver-wachten. Gezien de lage intensiteiten blijft de kans klein dat voertuigen elkaar tegenkomen. Als dat wel voorkomt dan is het belangrijk dat de voertuigen elkaar vroegtijdig kunnen zien. De breedte van de uit-wegen op [adres] en het zicht op de weg is voldoende om veilig uit te kunnen wegen richting Voor-sterweg. Vanaf de uitritten kan goed worden beoordeeld of oprijden mogelijk is. De weglengte vanaf de uitrit naar de Voorsterweg is 140 meter. Chauffeurs komende vanaf de Voorsterweg hebben goed zicht op de volledige lengte van Kieveen (440 meter) om te kunnen beoordelen of ze Kieveen kunnen inrijden. Andersom geldt dit ook voor chauffeurs komende vanaf Sonac.
Gezien de relatief lage intensiteiten is het verantwoord om op deze manier van de weg Kieveen gebruik te maken. (…)
Conclusie: de verkeerssituatie op Kieveen is niet ideaal voor wat betreft het passeren van voertuigen. Gewerkt wordt aan een definitieve oplossing. Op basis van de lage intensiteiten, het goede uitzicht op de weg vanaf de Voorsterweg en de uitritten van [adres], wordt de bruikbaarheid en veiligheid van de weg Kieveen als voldoende beoordeeld.”
10. Op verzoek van verweerder heeft ook de Verkeerscoördinator district Apeldoorn van de Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland (hierna: de politie) bij brief van 6 april 2011 een advies uitgebracht, waaruit de vol-gende passages worden geciteerd:
“Verkeer komende vanaf de Voorsterweg [heeft] voldoende zicht over de volledige lengte van de weg Kieveen om te kunnen beoordelen of ze de weg al dan niet kunnen inrijden. Andersom geldt dit ook voor het verkeer komende vanaf het bedrijf Sonac. (…)
Het uitzicht vanaf de in- en uitritten bij perceel [adres] op de weg Kieveen kan als goed worden be-schouwd. Evenzo het uitzicht op het T-kruispunt met de Voorsterweg.
Om uit te wegen bij het perceel Hulst B.V. via de weg Kieveen brengt wel met zich mee dat, gezien de functie van het bedrijf, dit meer verkeersbewegingen met zich meebrengt.
Echter op basis van de verleende milieuvergunning aan het bedrijf Hulst B.V. door de gemeente Apel-doorn worden deze verkeersbewegingen beperkt tot maximaal 136 bewegingen, waarvan 82 bestemd zijn voor middelzwaar en zwaar vrachtverkeer. (…)
Gezien de breedte van de weg - 3,60 meter - kunnen personenauto’s elkaar slechts met gebruikmaking van de berm passeren. In het geval van vrachtauto’s zal dit niet het geval zijn en zal de bruikbaarheid van de weg Kieveen sterk afhangen van het inzicht van de vrachtautobestuurders, hetgeen mag worden verwacht van ervaren bestuurders. Bij de politie Apeldoorn zijn tot op heden geen conflictsituaties hier-over bekend.
Indien nodig bestaat in onderhavige gevallen de mogelijkheid voor het vrachtverkeer, komende vanaf het bedrijf Sonac, om uit te wijken naar het bedrijventerrein van Hulst B.V.. Dit valt en staat vanzelf-sprekend met de toestemming van de eigenaar Hulst B.V..
Conclusie
Uit bovenstaande concludeer ik derhalve het volgende:
1. De intensiteit van het verkeer op de weg Kieveen is door de komst van het bedrijf Hulst B.V. welis-waar enigszins toegenomen, maar blijft laag, mede door de gemeente Apeldoorn afgegeven milieu-vergunning, waarin bepaald is dat de maximale verkeersbewegingen beperkt dienen te blijven tot 136;
2. De weg Kieveen is van oorsprong een te smalle weg om het huidige vrachtverkeer toe te laten voor beide rijrichtingen, echter het betreft een doodlopende weg en de intensiteit van het verkeer is laag;
3. In de nabije toekomst - te verwachten 2013 - zal er een nieuwe ontsluiting van het nieuw uit te breiden bedrijventerrein aldaar gerealiseerd worden. Er wordt gewerkt aan een passende oplos-sing.
Alles af- en overwegend ben ik van mening dat de verkeerssituatie op de weg Kieveen en aansluitend de Voorsterweg op zich voor verbetering vatbaar is.
Echter op grond van de gebleken lage verkeersintensiteit, het goed uitzicht op de weg Kieveen, gezien vanaf de Voorsterweg en de in- en uitritten van perceel [adres], zal aan de verkeersveiligheid van de weg, zo ook de bruikbaarheid, niet meer dan gebruikelijk in het geding komen.”
11. Eisers hebben gesteld dat verweerder is uitgegaan van verouderde tellingen van verkeersbewegingen, met name omdat de verkeersintensiteit van vrachtverkeer is toegenomen sinds Gazelle begin 2011 een deel van de bedrijfsruimte aan het [adres] in gebruik heeft genomen. Verder hebben zij aan de hand van foto’s be-twist dat het zicht voor vrachtwagenchauffeurs op de Voorsterweg in de richting van het Kieveen goed is. Vol-gens hen kunnen deze chauffeurs pas zien of de weg vrij is, als zij met hun vrachtwagen tot voor de ingang van het Kieveen zijn opgereden. In beroep hebben zij ter ondersteuning van hun stellingen een advies van Veilig Verkeer Nederland van 6 december 2011 in het geding gebracht, waaruit de volgende passages worden geci-teerd:
“Dat een weg zo smal is, dat men elkaar niet kan passeren is acceptabel als die weg kort en overzien-baar is. Voor een weg van 800 meter is dat ongewenst en moeten er b.v. inhaalstroken worden aange-legd. Ook moet men bij het indraaien van de weg vanaf de Voorsterweg kunnen overzien of men de weg vrij in kan rijden, althans zo ver kunnen overzien, dat men bij een tegenligger alsnog uit kan wijken of dat de tegenligger buiten de weg op een passeerstrook kan gaan staan om de inkomende auto te kunnen laten passeren. Nu is dit niet het geval. De enige mogelijkheid om uit te wijken is het bedrijventerrein halverwege [het Kieveen] en deze ligt voor dat doel te ver van de Voorsterweg.
Bovendien mag men zich als wegbeheerder niet afhankelijk maken van particulier terrein en moet een uitwijkplaats een openbaar karakter hebben. Er is trouwens geen enkele garantie, dat deze uitwijkmoge-lijkheid beschikbaar is; in de praktijk is dat volgens omwonenden ook niet het geval.
Bij een korte observatie ter plaatse is het niet voorgekomen, dat vrachtauto’s op elkaar moesten wach-ten, maar de frequentie van het vrachtverkeer was zo hoog, dat het wachten op elkaar zeer regelmatig voor moet komen.
Dit wachten op de Voorsterweg leidt soms tot verkeersonveilige manoeuvres, omdat men om de bocht te moeten nemen op de linker weghelft moet gaan rijden. Pas als men links rijdt is de [Kieveen] te over-zien en moet weer achteruit worden gereden. Op een weg waarop ook fietsers en voetgangers gebruik van moeten maken is dat achteruitrijden ongewenst. (…)
Voor een goede verkeersafwikkeling is het gewenst om [het Kieveen] te voorzien van passeerstroken. Voor de verkeersveiligheid is het gewenst, dat één van die stroken kort bij de Voorsterweg wordt gerea-liseerd, zodat gevaarlijke manoeuvres op de Voorsterweg achterwege kunnen blijven. Omdat de nieuwe aansluiting op de N789 nog ongewis is dient daar niet op te worden gewacht, vooral niet omdat het maar een geringe investering betreft.”
12. Eisers hebben dit advies aan verweerder voorgelegd die daarop bij brief van 20 januari 2012 onder meer als volgt heeft gereageerd:
“Het bedrijventerrein Kieveen wordt uitgebreid en krijgt een nieuwe ontsluiting direct op de Hoofdweg. De huidige ontsluiting, de weg Kieveen, wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer ter hoogte van de Voorsterweg. Om deze ontwikkelingen ruimtelijk mogelijk te maken, is deze week het voorontwerp be-stemmingsplan ter visie gelegd.
Naar verwachting wordt het terrein het derde kwartaal van 2013 bouwrijp gemaakt en wordt dan ook de nieuwe ontsluitingsweg aangelegd. Om deze reden gaan wij niet meer over tot investeringen in de weg Kieveen, zoals de door u gesuggereerde passeerhavens.”
13. Verweerder heeft voor de motivering van zijn ongegrondverklaring van het bezwaar verwezen naar het advies van de adviescommissie. De adviescommissie heeft in 5.4 van haar advies het volgende overwogen:
“De commissie stelt vervolgens vast dat de bezwaren uitsluitend betrekking kunnen hebben op het be-streden besluit en niet op de verkeerssituatie elders. In deze stelt de commissie vast dat de bezwaren welke betrekking hebben op de situatie op het kruispunt Voorsterweg/Kieveen, hoewel de commissie be-grip heeft voor deze bezwaren, slechts een indirect gevolg betreffen en geen betrekking hebben op de beoordeling van de uitritten zelf. De afstand tussen de dichtstbijzijnde uitweg en het kruispunt Voor-sterweg/Kieveen bedraagt circa 140 meter en tot de tweede uitrit circa 200 meter.”
14. Dit standpunt is in strijd met artikel 2.1.5.3, derde lid, aanhef en onder b, van de APV, waarin geen on-derscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte gevolgen van de verleende vergunning. Gevolgen van de aangevraagde uitwegvergunning die het veilig en doelmatig gebruik van de weg beïnvloeden, dient verweerder in zijn afweging te betrekken. De vergunde activiteit, te weten uitwegen via twee uitgangen op het Kieveen, leidt tot verhoging van de onveilige verkeersbewegingen op de T-kruising Voorsterweg/Kieveen. Zij raakt daar-om het belang van een veilig en doelmatig gebruik van de weg. Het begrip ‘weg’ dient daarbij in ruime zin te worden opgevat. Ook de op een afstand van 140 meter gelegen uitmonding van het Kieveen in de Voorsterweg dient daarbij te worden betrokken. De hierop betrekking hebbende beroepsgrond van eiseres slaagt daarom.
15. Eisers hebben zich er ook op beroepen dat het vergunnen van een uitweg door de toename van de ge-luidhinder tegelijkertijd een reconstructie van het Kieveen is en dat verweerder daarom tegelijkertijd met het vergunnen van de uitweg een beslissing had behoren te nemen over de reconstructie van het Kieveen.
16. Onder reconstructie van een weg wordt ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) ver-staan “een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek (…) blijkt, dat de berekende geluidsbelasting in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 (…) als de ten hoogste toelaatbare geluidsbe-lasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd”. Op grond van artikel 100 van de Wgh geldt voor het Kieveen een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van woningen binnen de zone van de weg van 48 dB. Zou het toestaan van uitwegen vanuit het [adres] leiden tot een geluidsbelasting op een gevel van een wo-ning binnen de zone van het Kieveen van 50 dB of meer, dan zou verweerder daarover een besluit dienen te nemen als bedoeld in artikel 81 van de Wgh. Of die situatie zich hier voordoet heeft verweerder niet onderzocht. Hij heeft dit bezwaar in de voorbereiding op de hoorzitting in bezwaar afgedaan als een waarin hij eisers niet kan volgen (p. 4 van de nota van 8 februari 2011 voor de adviescommissie). In het bestreden besluit is aan dit onderdeel van het bezwaar geen aandacht besteed. In zoverre is het bestreden besluit dus ook in strijd met arti-kel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
17. Omdat het bestreden besluit in strijd artikel 2.1.5.3, derde lid, aanhef en onder b, van de APV en de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb is genomen, zal de rechtbank het beroep gegrond oordelen en het besluit vernietigen. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
18. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
19. Eisers hebben gesteld dat vrachtwagenchauffeurs vanuit de Voorsterweg pas zicht hebben op verkeer op het Kieveen, als zij met hun vrachtwagen zijn opgereden tot de ingang van het Kieveen. Hun stelling wordt on-dersteund door het advies van Veilig Verkeer Nederland, geciteerd in 11, en door foto’s die zij hebben overge-legd. Die stelling is door verweerder niet voldoende weerlegd, zodat daarvan wordt uitgegaan. Ook gaat de rechtbank er vanuit dat vrachtwagenchauffeurs hetzij achteruit de Voorsterweg op manoeuvreren, als zij tegen-liggers op het Kieveen waarnemen, hetzij van tevoren de vrachtwagen op de rijbaan van de Voorsterweg stilzet-ten en uitstappen om te zien of er tegenliggers zijn. Beide handelingen zorgen voor onveilige situaties op de T-kruising Voorsterweg/Kieveen. De verkeersadviseur van verweerder en de verkeerscoördinator van de politie zijn blijkens hun in 9 en 10 geciteerde adviezen in de kern genomen van oordeel dat het Kieveen te smal is voor het afwikkelen van vrachtwagenverkeer in twee richtingen, dat de situatie ten gevolge van de vergunde activiteit niet ideaal is, maar toegestaan kan worden omdat zij tijdelijk is en omdat de verkeersintensiteit laag is. Eisers hebben door verweerder onvoldoende weersproken gesteld dat de verkeersadviseur en de verkeerscoördinator daarbij zijn uitgegaan van tellingen uit 2009 die door de veranderde situatie inmiddels achterhaald zijn. Ver-weerder heeft in zijn in 13 geciteerde brief van 20 januari 2012 aangegeven dat het Kieveen binnenkort voor gemotoriseerd verkeer zal worden gesloten en dat daarom niet zal worden geïnvesteerd in de aanleg van een of meer passeerstroken op het Kieveen. Uit het in 12 geciteerde advies van Veilig Verkeer Nederland staat dat de aanleg van een passeerstrook een geringe investering vergt. Wanneer de nieuwe ontsluitingsweg naar de Hoofdweg N789 in gebruik zal worden genomen is onduidelijk. Hoelang deze als tijdelijk bedoelde situatie zal blijven voortbestaan is daarom ook onzeker.
20. Onder deze omstandigheden staat het belang van een veilig en doelmatig gebruik van het Kieveen, als bedoeld in artikel 2.1.5.3, derde lid, aanhef en onder b, van de APV, in de weg aan het verlenen van een omge-vingsvergunning tot het uitwegen op het Kieveen en had verweerder bij afweging van alle betrokken belangen niet anders kunnen beslissen dan de gevraagde vergunning te weigeren. De vergunning leidt tot een verhoging van het aantal verkeersonveilige situaties op de T-kruising Voorsterweg/Kieveen. Deze zijn te voorkomen door het verrichten van een geringe investering, te weten het aanleggen van passeerstroken, maar daartoe is verweer-der niet bereid. Vooral deze combinatie van feiten brengt mee dat geen plaats is voor een omgevings-/uitwegvergunning waardoor het Kieveen zwaarder wordt belast met de afwikkeling van middelzwaar en zwaar vrachtverkeer. De rechtbank zal het besluit van 13 december 2010 herroepen en de aangevraagde vergunning alsnog weigeren.
21. Conform eisers’ verzoek zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten in bezwaar die worden vastgesteld op € 874 (één punt voor het bezwaarschrift en één punt voor de hoorzitting).
22. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten in beroep, welke zijn begroot op € 874 aan kosten van verleende rechtsbijstand (één punt voor het beroepschrift en één punt voor de zitting). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
23. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart het bezwaar tegen het besluit van 13 december 2010 gegrond;
herroept het besluit van 13 december 2010;
weigert de aangevraagde vergunning;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.748;
bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 152 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.J. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, grif-fier.
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.