ECLI:NL:RBARN:2012:BX7606

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700235-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van fietskoerier voor aanrijding met zwaar lichamelijk letsel

Op 19 september 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige fietskoerier uit Arnhem, die op 23 november 2011 betrokken was bij een aanrijding waarbij een andere fietser zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onoplettend had gereden, wat leidde tot de aanrijding. De verdachte reed met een aanhangwagen en had onvoldoende aandacht voor het verkeer, vooral gezien de belemmerde zichtbaarheid door de muren van een fietstunnel. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een werkstraf van 42 uur. De officier van justitie had een werkstraf geëist, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank besloot dat een rijontzegging niet op zijn plaats was, gezien het feit dat het ongeval met een fiets was veroorzaakt. De rechtbank hield rekening met de blanco strafblad van de verdachte en haar contact met het slachtoffer na het ongeval. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.T.P.M. van Aarssen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700235-12
Datum zitting : 5 september 2012
Datum uitspraak : 19 september 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Zwolle.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
zij op of omstreeks 23 november 2011, te Arnhem, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (fiets met
aanhangwagen) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, Burgemeester Matsersingel, ter hoogte van de kruising met de
Batavierenweg, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig
en/of onachtzaam, terwijl het zicht ter plaatse in ernstige, althans in enige mate werd
belemmerd door (de muren van) een fietstunnel, en/of terwijl zij, verdachte (goed) bekend was met de (verkeers)situatie ter plaatse, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens
1990 haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om tot
stilstand te komen binnen de afstand waarover zij die weg kon overzien en
waarover deze vrij was, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende op het voor en/of naast haar gelegen
gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) haar aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of (daarbij) in strijd met artikel 15 van voornoemd reglement een haar,
verdachte, gezien haar rijrichting, van rechts komende (bestuurder van een)
fiets geen voorrang heeft verleend, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde
(bestuurder van een) fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op of omstreeks 23 november 2011 te Arnhem, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (fiets met aanhangwagen), daarmee rijdende op
de weg, Burgemeester Matsersingel, ter hoogte van de kruising met de
Batavierenweg, terwijl het zicht ter plaatse in ernstige, althans in enige mate werd belemmerd door (de muren van) een fietstunnel, en/of terwijl zij, verdachte (goed) bekend was met de (verkeers)situatie ter plaatse, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om tot stilstand te komen binnen de afstand waarover zij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende op het voor en/of naast haar gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) haar aandacht niet, althans in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of (daarbij) in strijd met artikel 15 van voornoemd reglement een haar, verdachte, gezien haar rijrichting, van rechts komende (bestuurder van een) fiets geen voorrang heeft verleend, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde (bestuurder van een) fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 5 september 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 november 2011 reed verdachte op een fiets met aanhangwagen over de Burgemeester Matsersingel in Arnhem. Bij de kruising met de Batavierenweg is verdachte in aanrijding gekomen met de van rechts uit de fietstunnel komende fietser, [slachtoffer].2 Deze heeft als gevolg van de aanrijding zijn bovenarm gebroken en moest daaraan worden geopereerd.3 De kruising is een gelijkwaardige kruising. Verdachtes zicht op de weg van rechts werd belemmerd door de muren van de fietstunnel.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, in die zin dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging is er geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde bepleit de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte was vaker over de bewuste kruising gereden en kende de verkeerssituatie ter plekke. Zij heeft verklaard dat men daar pas kan zien wat er van rechts komt, op het moment dat men al op de kruising is en dat men alleen dán op tijd tot stilstand komt wanneer men stapvoets rijdt.5
Desondanks is verdachte met een snelheid van, naar eigen zeggen ongeveer 25 kilometer per uur de kruising opgereden,6 hetgeen, gelet op de door verdachte geschetste situatie ter plekke, een veel te hoge snelheid is om zonodig tijdig tot stilstand te kunnen komen. Bovendien had verdachte een karretje achter haar fiets hangen, hetgeen gevaarverhogend werkt doordat verdachtes vervoermiddel van voor- tot achterkant langer is. Een gevaar dat zich ook heeft verwezenlijkt, want het slachtoffer is tegen het karretje aangereden.
Zeker van een professioneel fietser als verdachte mag worden verwacht dat zij haar rijgedrag en snelheid aanpast aan de verkeerssituatie. Verdachte heeft dat niet gedaan. Door met plusminus 25 kilometer per uur een kruising op te rijden waarvan zij wist dat verkeer van rechts slecht zichtbaar is heeft verdachte een onaanvaardbaar risico genomen, met een ongeval als gevolg.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachtes rijgedrag daarmee aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij op 23 november 2011, te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (fiets met
aanhangwagen) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, Burgemeester Matsersingel, ter hoogte van de kruising met de
Batavierenweg, aanmerkelijk onvoorzichtig, terwijl het zicht ter plaatse in ernstige mate werd
belemmerd door (de muren van) een fietstunnel, en terwijl zij, verdachte (goed) bekend was met de (verkeers)situatie ter plaatse, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om tot
stilstand te komen binnen de afstand waarover zij die weg kon overzien en
waarover deze vrij was, en(daarbij) in onvoldoende mate op het voor en/of naast haar gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en(daarbij) haar aandacht in onvoldoende mate op of bij het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en (daarbij) in strijd met artikel 15 van voornoemd reglement een haar, verdachte, gezien haar rijrichting, van rechts komende (bestuurder van een) fiets geen voorrang heeft verleend, en vervolgens in aanrijding is gekomen met voornoemde (bestuurder van een) fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 42 uren werkstraf subsidiair 21 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte contact heeft opgenomen met het slachtoffer en een blanco strafblad heeft.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout begaan waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht voor dit feit een werkstraf op zijn plaats. Voor wat betreft de hoogte van de werkstraf acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en zal zij deze volgen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met hetgeen doorgaans voor soortgelijke zaken wordt opgelegd en met de omstandigheden dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en contact heeft gezocht met het slachtoffer om te informeren naar zijn toestand.
De rechtbank acht oplegging van een rijontzegging niet op zijn plaats, nu het ongeval met de fiets is veroorzaakt.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 42 (tweeënveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens haar vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat zij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 21 (eenentwintig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. I.P.H.M. Severeijns (voorzitter), mr. R.M. Maanicus en mr. H.G. Eskes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2012.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Midden district AVZ, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07EA 2011135038-1 gesloten op 24 januari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 september 2012.
3 Schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, p. 12.
4 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 september 2012.
5 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 4 september 2012.
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 18.