ECLI:NL:RBARN:2012:BX7328

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
802028 Cv Expl. 12-1286
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiekostenbeding in arbeidsovereenkomst en de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Sportstudio Re-action BV en een werkneemster over de terugbetaling van studiekosten na ontslag. De werkneemster, die sinds 1 november 2001 in dienst was, werd op 27 maart 2011 op staande voet ontslagen. Dit ontslag werd door de werkneemster bestreden, waarna de kantonrechter op 27 september 2011 de arbeidsovereenkomst ontbond en een vergoeding van € 7.000,- toekende aan de werkneemster. De werkgever vorderde vervolgens terugbetaling van studiekosten die zij had gemaakt voor opleidingen die de werkneemster had gevolgd, met een beroep op een studiekostenbeding in de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat het studiekostenbeding, hoewel geldig, in dit geval niet kon worden ingeroepen. De rechter overwoog dat het onredelijk zou zijn om de werkneemster te verplichten de kosten volledig te vergoeden, gezien de omstandigheden van het ontslag op staande voet, dat uiteindelijk nietig bleek te zijn. De kantonrechter nam daarbij in aanmerking dat de werkneemster geen profijt had gehad van de opleidingen, omdat zij na het ontslag niet meer als sportinstructeur werkzaam was en dat de werkgever zelf voordeel had gehad van de gevolgde cursussen. De vordering van Re-Action werd afgewezen, en de werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werkneemster.

De uitspraak benadrukt de rol van redelijkheid en billijkheid in arbeidsrelaties, vooral in situaties waarin ontslag en terugvordering van kosten aan de orde zijn. De rechter concludeerde dat de terugvordering van de studiekosten in dit geval niet in overeenstemming was met de redelijke verwachtingen van de partijen, gezien de omstandigheden van het ontslag en de gemaakte kosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 802028 \ CV EXPL 12-1286 \ BE \ 340 \ be
uitspraak van 10 september 2012
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Sportstudio Re-action BV
gevestigd te [plaats]
eisende partij
gemachtigde DAS rechtsbijstand Arnhem
tegen
[werkneemster]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. D.L.A. van Voskuilen
Partijen worden hierna Re-action en [werkneemster] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 maart 2012 en de daarin genoemde processtukken
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 16 mei 2012.
2. De feiten
2.1. [werkneemster] is op 1 november 2001 in dienst getreden van Re-Action op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij was laatstelijk werkzaam als sportinstructeur/trainer (algemeen) voor (sedert september 2010) 16 uur per week tegen een salaris van (laatstelijk) € 732,70 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijlage en overige emolumenten.
2.2. [werkneemster] is op 27 maart 2011 (op staande voet) ontslagen door Re-Action. [werkneemster] heeft de nietigheid van dat ontslag ingeroepen.
2.3. Re-Action heeft vervolgens de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor zover zou worden vastgesteld dat deze nog zou bestaan. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden bij beschikking van 27 september 2011 en daarbij aan [werkneemster], ten laste van Re-Action, een vergoeding toegekend van € 7.000,- bruto.
2.4. Op 29 november 2005, althans 1 december 2006, zijn partijen een wijziging in de arbeidsovereenkomst overeengekomen. De tekst daarvan luidt onder meer als volgt:
“de opleidingen welke werkneemster in opdracht van werkgever volgt worden door de werkgever betaald.
Indien werkneemster tijdens het volgen of 1 jaar naar het volgen van de opleiding haar baan opzegt of wordt ontslagen moet ze het volledige bedrag aan de werkgever terugbetalen.
Indien de werkneemster de opleiding niet afmaakt met geen goed resultaat afrond moet ze het volledige bedrag terugbetalen aan de werkgever. Indien werkneemster haar baan opzegt of wordt ontslagen in het tweede of derde jaar naar het voltooien van haar opleiding dan moet zij 50% van de studiekosten terugbetalen.”
2.5. [werkneemster] in is in september 2009 een opleiding gestart bij het Gelders Opleidingsinstituut (schoonheidsverzorging/specialiste). Vanaf dat moment is Re-Action ook een schoonheidssalon in haar onderneming begonnen. [werkneemster] heeft daar (vanaf dat moment) als zodanig gewerkt.
2.6. De opleiding bij het Gelders Opleidingsinstituut is door [werkneemster] afgerond in juli 2011. Re-Action heeft ter zake van het volgen van deze opleiding aan het Gelders Opleidingsinstituut in totaal een bedrag betaald van € 3.877,25. De opleiding heeft in totaal
€ 5.775,- gekost. Er staat ter zake van de facturen van het Gelders Opleidingsinstituut nog een bedrag van € 1.897,75 open. Deze facturen, althans dit restbedrag, staat op naam van [werkneemster].
2.7. [werkneemster] heeft tijdens haar dienstverband met Re-Action cursussen gevolgd bi Les Mills en/of Body Pump en/of Body Balance. Re-Action heeft ter zake in totaal daarvoor voldaan een bedrag van € 896,73. [werkneemster] heeft in die periode ook lessen gegeven betreffende (een of meer van) deze lesformule(s).
2.8. Re-Action heeft een bedrag van € 359,- teveel aan loon betaald aan [werkneemster].
2.9. [werkneemster] heeft door middel van verrekening, dit betreft de betaling van de door de kantonrechter bepaalde billijke vergoeding, een bedrag van € 2.507,74 betaald.
3. De vordering en het verweer
3.1. Re-Action vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [werkneemster] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Re-Action te betalen € 4.935,18, vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 833,-, de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 30 januari 2012 tot de dag van de algehele voldoening met veroordeling van [werkneemster] in de proceskosten.
3.2. Bij akte na comparitie heeft Re-Action haar vordering in die zin verminderd dat zij bereid is deze te beperken tot € 2.625,34 indien en voor zover [werkneemster] afstand zou doen om de facturen van het Gelders Opleidingsinstituut, die zij reeds zelf heeft betaald of eventueel nog dient te betalen, alsnog bij Re-Action in te dienen. Indien [werkneemster] daartoe niet bereid is dan bedraagt de vordering op [werkneemster] € 4.523,09.
3.3. Re-Action beroept zich ter onderbouwing van haar vordering op de tussen partijen overeengekomen wijziging van de arbeidsovereenkomst op 29 november 2005, althans 1 december 2005.
3.4. [werkneemster] voert gemotiveerd verweer, waarop hierna nader wordt ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [werkneemster] heeft aangevoerd dat de bepaling dat als de werkgever de werknemer ontslaat, de werknemer eveneens een vergoeding zou moeten betalen (in verband met cursus-opleidingskosten) onredelijk is, zeker in een situatie waarbij ontslag op staande voet uiteindelijk nietig is gebleken en als gevolg daarvan (dat wil zeggen de verstoorde arbeidsrelatie) de arbeidsovereenkomst is ontbonden. [werkneemster] heeft voorts aangevoerd dat zij in de correspondentie met Re-Action een redelijk standpunt heeft ingenomen omdat zij ten aanzien van de kosten van de opleidingen bij het Gelders Opleidingsinstituut heeft aanvaard dat een deel van deze kosten is verrekend met de toegekende schadevergoeding. Voorts heeft [werkneemster] erop gewezen dat het niet juist is om als ijkpunt het moment van beëindiging van de opleiding te nemen, nu de opleiding in september 2009 dus twee jaar voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst is begonnen. Met betrekking tot de kosten voor de Les Mills workshop wijst [werkneemster] erop dat dit vervolg-workshops zijn die noodzakelijk zijn om de licentiehouder, in deze Re-Action, die licenties te mogen laten houden. [werkneemster] wijst er ook op dat zij geen voordeel heeft gehad van het feit dat [werkneemster] de cursus heeft gevolgd.
4.2. De kantonrechter is van oordeel dat het zo te noemen studiekostenbeding, dit is de wijziging van de arbeidsovereenkomst genoemd in r.o. 2.4., voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de jurisprudentie. De kantonrechter is echter van oordeel dat het verweer van [werkneemster] opgaat omdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [werkneemster] de door Re-Action gemaakte kosten ter zake van de opleiding en de door [werkneemster] gevolgde cursussen (volledig) dient te vergoeden. De kantonrechter betrekt daarbij de volgende feiten omstandigheden:
- Re-Action heeft [werkneemster] op staande voet ontslagen maar heeft, zo blijkt uit de nabetaling van het salaris, berust in de door [werkneemster] ingeroepen nietigheid van het ontslag. Daarnaast is bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter een, afgezet tegen het door [werkneemster] genoten salaris, aanzienlijke ontslagvergoeding toegekend. Ook uit de beschikking zelf blijkt dat er ter zake van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verwijten zijn te maken aan de zijde van Re-Action;
- de door Re-Action teruggevorderde bedragen zijn, afgezet tegen het destijds door [werkneemster] genoten salaris, zeer aanzienlijk te noemen;
- niet aannemelijk is geworden dat [werkneemster] enig profijt heeft genoten van de door haar tijdens het dienstverband gevolgde opleiding en cursussen. Als onbetwist staat immers vast dat [werkneemster] thans niet meer werkzaam is als sportinstructeur of trainer. Daar komt bij dat als onbetwist vast staat dat door het ontslag op staande voet de kosten van de opleiding niet meer betaald zijn waardoor zij geen diploma heeft ontvangen. Bovendien heeft, zo is op de comparitie gebleken, Re-Action direct profijt gehad van de door [werkneemster] gevolgde opleiding bij het Gelders opleidingsinstituut omdat ook vrijwel direct door [werkneemster] is gewerkt als schoonheid verzorgende of schoonheidsspecialiste;
- voor wat betreft de gevolgde cursussen staat vast dat [werkneemster] verplicht was deze te volgen omdat Re-Action anders haar licentie ter zake zou verliezen en zij aldus niet meer de afgesproken werkzaamheden zou kunnen verrichten. Het staat dus vast dat Re-Action direct voordeel heeft genoten van het feit dat [werkneemster] die cursussen heeft gevolgd;
- [werkneemster] heeft erkend dat zij de resterende € 1.897,75 aan het Gelders opleidingsinstituut, ter zake van het volgen van de opleiding, zal moeten voldoen;
- door middel van verrekening heeft [werkneemster] reeds een aanzienlijk bedrag ter zake van de kosten van de opleiding, zijnde € 2.507,64, voldaan.
4.3. De slotsom is dat de vordering wordt afgewezen en dat Re-Action als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt Re-action in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werkneemster] begroot op € 750,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3. verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2012.