Parketnummer : 05/730353-12
Data zittingen : 7 juni 2012 en 30 augustus 2012
Datum uitspraak : 13 september 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 25 februari 2012 te Druten, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, met voormeld oogmerk
- zich naar dat filiaal van de [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of
- het gezicht heeft/hebben bedekt (middels (een) bivakmuts(en)) en/of
- bij dat filiaal voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek heeft/hebben vastgepakt en/of een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt (gehouden) en/of
- met tape heeft/hebben geprobeerd de mond van die [slachtoffer 1] af te plakken en/of
- een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, (duidelijk) zichtbaar voor die [slachtoffer 1] aanwezig heeft/hebben gehad en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of in de buik heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 25 februari 2012 te Druten, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met zijn/hun mededader(s), althans alleen, met voormeld
oogmerk
- zich naar dat filiaal van de [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of
- het gezicht heeft/hebben bedekt (middels (een) bivakmuts(en)) en/of
- bij dat filiaal voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek heeft/hebben vastgepakt en/of een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt (gehouden) en/of
- met tape heeft/hebben geprobeerd de mond van die [slachtoffer 1] af te plakken en/of
- een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, (duidelijk) zichtbaar voor die [slachtoffer 1] aanwezig heeft/hebben gehad en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of in de buik heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 februari 2012 te Druten opzettelijk behulpzaam is geweest door toen die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] naar/in de nabijheid van de plaats van het misdrijf te vervoeren/brengen en/of op die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] te (blijven) wachten en/of die [medeverdachte 1] van de plaats van het misdrijf weg te voeren.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 30 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd de heer [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer).
De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. Verdachte heeft zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde ontkend. De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 februari 2012 heeft verdachte medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in een auto naar Druten gereden. In Druten heeft verdachte de auto uit het zicht, achter een container, geparkeerd en hebben de medeverdachten de auto verlaten. Zij zijn van de parkeerplaats weggegaan. De medeverdachten zijn naar de [slachtoffer 2] gegaan en hebben vervolgens het slachtoffer (die aldaar buiten aan het werk was) vastgegrepen en geprobeerd hem de mond te snoeren door hem (onder andere) van achteren met een arm om zijn nek en mond vast te houden. Tevens is het slachtoffer meerdere malen met kracht in het gezicht en de buik geslagen. Nadat het slachtoffer luid om hulp riep, zijn de medeverdachten zonder buit, weggerend. Medeverdachte [medeverdachte 1] is teruggegaan naar verdachte, die in de auto zat te wachten. Zij zijn weggereden en zijn enige tijd later gestopt en aangehouden.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. De verklaring van verdachte dat zij niet wist dat er een overval zou worden gepleegd, volgt de officier van justitie niet. Dit gelet op ongerijmdheden in haar verklaringen, mede bezien in het licht van de verklaringen van de getuigen (waaronder haar medeverdachten) en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Tevens acht de officier van justitie bewezen dat de medeverdachten gebruik hebben gemaakt van een wapen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet wist dat haar medeverdachten plannen voor een overval hadden. Toen zij hen naar Druten reed, dacht ze dat zij daarna naar huis zou kunnen gaan. Eerst na de overval, toen medeverdachte [medeverdachte 1] weer bij haar in de auto zat, merkte verdachte op dat er iets niet pluis was.
Beoordeling door de rechtbank
Overval met wapen
Met betrekking tot de overval overweegt de rechtbank allereerst als volgt.
Verdachte was niet aanwezig bij de daadwerkelijke overval op de supermarkt en/of het slachtoffer. Zij zat in de auto te wachten. Naar het oordeel van de rechtbank dient de vraag of de medeverdachten van verdachte een pistool zichtbaar voor het slachtoffer aanwezig hadden, bevestigend te worden beantwoord.
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij tijdens de worsteling met de overvallers zag dat een persoon een zilverkleurig vuurwapen in zijn rechterhand had.3 De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig, nu deze gedetailleerd is en de aangifte op onderdelen wordt ondersteund en bevestigd door de verklaringen van de medeverdachten. Als ondersteuning van zijn verklaring gelden de prints van de beveiligingscamerabeelden waarop in ieder geval te zien is dat één van de verdachten een lichtkleurig voorwerp in zijn handen heeft en daarmee in de richting van de aangever wijst.4 Tevens acht de rechtbank ondersteunend in dit verband het aantreffen van een vuurwapen in de nabije omgeving van de supermarkt.5 Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de vondst van het vuurwapen in het proces-verbaal van bevindingen door de politie in verband is gebracht met een ander incident dan de overval waar het in de zaak van verdachte om gaat, geldt dat het procesnummer dat in het proces-verbaal van bevindingen staat genoemd (2012019666), blijkens het dossier (bijvoorbeeld p. 20) ook het nummer is van de zaak van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de medeverdachten hebben geprobeerd de mond van het slachtoffer met tape af te plakken. Weliswaar hadden de daders van de overval tape bij zich, echter het slachtoffer verklaart niet dat ook daadwerkelijk is geprobeerd deze tape te gebruiken. Dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden weggestreept.
Medeplegen
Verdachte heeft ontkend dat zij wetenschap had van de overval vóór en op het moment dat zij haar medeverdachten naar Druten reed.
Uit de verklaringen van de medeverdachten, dan wel uit andere bewijsmiddelen in het rechtbankdossier, kan de rechtbank niet afleiden dat sprake was van een dermate nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten dat er sprake is van medeplegen. De medeverdachten hebben alledrie verklaard dat verdachte voorafgaand aan de overval wist dat een overval zou worden gepleegd.6 De medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij gedurende 4 tot 5 uur lang (ook met verdachte) over de overval hebben gesproken. Over de rol van verdachte in dat overleg wordt echter slechts zeer summier verklaard. Deze verklaringen overtuigen de rechtbank niet dat verdachte een actieve rol had voorafgaand aan de overval. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard, op de vraag of er een taakverdeling voor de overval was gemaakt: "Ja, verdachte moest in de auto blijven, dat is met haar afgesproken, Hoe is dat afgesproken? Ze moest gewoon rijden. Ik zei haar dat ze bij de container moest gaan staan en dat ze daar moest wachten tot we elkaar weer zouden ontmoeten.".7 Deze opmerkingen duiden niet op een bewuste en nauwe samenwerking, maar veeleer op een ondergeschikte rol van verdachte. De enkele omstandigheid dat verdachte de medeverdachten naar Druten heeft gereden, maakt nog niet dat verdachte nauw en bewust met hen heeft samenwerkt. Voor de rechtbank weegt tenslotte mee dat het dossier geen informatie bevat over eventuele afspraken over de verdeling van de mogelijke buit. Ook daaruit wordt de rol van verdachte dus niet duidelijker. Deze blijft beperkt tot het rijden van de medeverdachten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende overtuigende bewijsmiddelen aanwezig zijn om tot het oordeel te komen dat verdachte de overval heeft medegepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Medeplichtigheid
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest bij de overval en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte was samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vanaf de avond voor de overval op stap. Omstreeks 5.30 uur is verdachte in een haar ter beschikking gestelde auto met de medeverdachten naar Druten gereden.8 Deze medeverdachten waren allen donker gekleed. Verdachte heeft waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] voordat zij vertrokken een trainingsbroek over zijn eigen broek aantrok.9 Verdachte heeft de auto geparkeerd in de nabije omgeving van de supermarkt. Zij heeft de auto dusdanig neergezet dat een voorbijgaande verbalisant de indruk kreeg dat de auto bewust uit het zicht stond en zodanig paraat stond dat deze auto zo weg kon rijden.10 Toen de medeverdachten uit de auto stapten hadden zij bivakmutsen in hun handen, hetgeen verdachte volgens een medeverdachte heeft gezien.11
Verdachte heeft verklaard dat ze, nadat de jongens waren uitgestapt, aldaar ongeveer 15 minuten heeft gewacht, dat toen medeverdachte [medeverdachte 1] terugkwam en zij zijn weggereden. Na enige tijd heeft zij de auto gestopt en zijn zij en medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden.12
De medeverdachten van verdachte hebben verklaard dat zij voorafgaand aan de overval vanuit een kantoorpand in Beuningen, naar de [adres] in Beuningen zijn gereden en dat zij aldaar (met verdachte) over de te plegen overval hebben gesproken. Daarna hebben zij medeverdachte [medeverdachte 2] opgehaald en zijn naar de supermarkt in Druten gereden, terwijl verdachte de auto reed.13 Deze verklaringen worden ondersteund door de waarneming van een surveillance-eenheid van de auto in de nacht van 25 februari 2012 omstreeks 2.30 uur bij het adres [adres] te Beuningen.14 Eveneens ondersteunend voor deze verklaringen is de verklaring van de moeder van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] dat deze zoons in die nacht om 2.00 uur nog thuis waren.15
Verdachte heeft verklaard dat zij de gehele avond (en nacht) in het kantoorpand is gebleven. Nadat ze geconfronteerd werd met de waarneming van de surveillance-eenheid, heeft zij verklaard dat ze was ingedut. De rechtbank acht deze verklaringen van verdachte, mede gelet op de genoemde bewijsmiddelen, onvoldoende geloofwaardig.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte:
- op de [adres] in Beuningen is geweest, alwaar gesproken werd over de overval;
- zij laat in die nacht, terwijl het nog donker was,16 drie donkergeklede jongens naar Druten heeft gereden, terwijl zij had gezien dat een van de medeverdachten een tweede broek over zijn broek had aangetrokken;
- de auto in de nabijheid van de supermarkt uit het zicht en paraat om weg te rijden heeft geparkeerd;
- nadat de medeverdachten waren uitgestapt, met bivakmutsen in hun handen, aldaar 15 minuten heeft gewacht;
- vervolgens met medeverdachte [medeverdachte 1] is weggereden, waarna ze is aangehouden.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan het, naar het oordeel van de rechtbank, niet anders zijn dan dat verdachte op enigerlei wijze wetenschap heeft gehad van de op handen zijnde overval. Door het rijden van de medeverdachten naar de plaats van de overval en het wegrijden met medeverdachte [medeverdachte 1] is zij behulpzaam geweest bij die overval.
De rechtbank acht het dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 25 februari 2012 te Druten, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken tezamen en in vereniging, met voormeld
oogmerk
- zich naar dat filiaal van de [slachtoffer 2] hebben begeven en
- het gezicht hebben bedekt (middels bivakmutsen) en
- bij dat filiaal voornoemde [slachtoffer 1] hebben vastgepakt/vastgehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek hebben vastgepakt en een hand op de mond van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt (gehouden) en
- een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, (duidelijk) zichtbaar voor die [slachtoffer 1] aanwezig hebben gehad en
- die [slachtoffer 1] meermalen, (met kracht) tegen het gezicht en in de buik hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 25 februari 2012 te Druten opzettelijk behulpzaam is geweest door toen die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de nabijheid van de plaats van het misdrijf te vervoeren en op die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] te (blijven) wachten en die [medeverdachte 1] van de plaats van het misdrijf weg te voeren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit. Subsidiair heeft de verdediging gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, mogelijk met een taakstraf. Als bijzondere voorwaarde kan reclasseringstoezicht worden opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 augustus 2012 en
* een reclasseringsadvies van D.J. Suurland, reclasseringswerker, d.d. 5 juni 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een overval, waarbij haar mededaders een supermarkt probeerden te overvallen. Bij deze overval is geprobeerd om een toevallige bezorger bij die supermarkt met drie man sterk te overmeesteren. Hij heeft daarbij klappen gekregen, zijn mond is gesnoerd en de daders hadden een wapen en tape bij zich. Het slachtoffer heeft doodsangsten moeten uitstaan en heeft gevochten voor zijn leven. Alleen hierdoor is de overval niet gelukt en zijn de daders weggerend.
Dergelijke feiten schokken de samenleving in ernstige mate en het slachtoffer in het bijzonder. Extra triest voor het slachtoffer is de omstandigheid dat dit feit heeft plaatsgevonden op de dag dat hij zijn veertigjarig huwelijk mocht vieren. Deze feiten zijn ook aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verdachte zich heeft laten verleiden tot het plegen van dit feit. Dit terwijl zij onlangs zelf nog het slachtoffer is geworden van een ernstig strafbaar feit.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
De rechtbank acht het aangewezen dat verdachte over een langere duur wordt begeleid door de reclassering. De reclassering kan verdachte hulp bieden haar leven op de rit te krijgen en te houden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.478,05 met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 2.478,05 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair voor vrijspraak gepleit en derhalve voor afwijzing van de vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De vordering voor materiële schadevergoeding zal dan ook worden toegewezen.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit tevens rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank overweegt dat verdachte, als medeplichtige aan het bewezenverklaarde feit, een minder verstrekkende rol heeft gehad in de (daadwerkelijk) schadeveroorzakende handelingen. Zo was zij niet ter plaatse toen het slachtoffer werd belaagd en mishandeld. De rechtbank ziet aanleiding deze rolverdeling bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel tot uitdrukking te brengen. De schadevergoedingsmaatregel zal voor 1/7 deel van het totaalbedrag worden opgelegd.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 februari 2012.
De rechtbank acht termen aanwezig om een termijnbetaling te bepalen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 47, 48, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 360 (driehonderd zestig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 256 (tweehonderd zesenvijftig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 2.478,05 (tweeduizend vierhonderd achtenzeventig euro en vijf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 354,00 (driehonderd vierenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Bepaalt dat de veroordeelde het hiervoor genoemde bedrag mag betalen in 6 maandelijkse termijnen van elk € 50,00 en één maandelijkse termijn van € 54.
Aldus gewezen door:
mr. drs. J.M. Klep, als voorzitter, mr. W.A. Holland en mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2012.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid opgemaakte proces-verbaal, OPS-dossiernummer: PL0800 2012031789, gesloten op 30 maart 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pg. 21 t/m 23, verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012 en verklaringen verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pg. 23.
4 Proces-verbaal van bevindingen en de foto-bijlagen, pg. 52 t/m 54.
5 Proces-verbaal van bevindingen, pg. 84.
6 Verklaringen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012.
7 Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3], afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012.
8 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012.
9 Verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012.
10 Proces-verbaal van bevindingen, pg. 37.
11 Verklaring van medeverdachte/getuige [medeverdachte 2], afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012.
12 Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012.
13 Verklaringen medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 juni 2012 en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pg. 178.
14 Proces-verbaal van relaas, pg. 6.
15 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pg. 60.
16 Proces-verbaal van bevindingen, pg. 51.