ECLI:NL:RBARN:2012:BX6813

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
176440
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van verhuurbaar vloeroppervlak na levering van onroerend goed

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een vordering van de besloten vennootschap Brabantse Poort Nijmegen B.V. (BPN) tegen T & L Vastgoed B.V. over de vergoeding van verhuurbaar vloeroppervlak (VVO) na de levering van een onroerend goed. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 1 juni 2011 een deskundigenonderzoek bevolen om de omvang van het VVO te bepalen conform de NEN 2580-norm. De deskundige heeft vastgesteld dat het totale VVO ten tijde van de levering op 12 oktober 2007 4.746,9 m² bedroeg, wat door beide partijen niet is betwist. BPN stelt dat zij recht heeft op vergoeding van het aantal vierkante meters dat verloren is gegaan door wijzigingen die op verzoek van T & L zijn aangebracht, waaronder de plaatsing van trappen. T & L betwist deze vordering en stelt dat er geen contractuele basis is voor een dergelijke vergoeding. De rechtbank heeft de deskundige bevindingen overgenomen en geconcludeerd dat BPN recht heeft op vergoeding van de verloren vierkante meters, inclusief de sparing in de vloer voor een roltrap. De rechtbank heeft T & L opgedragen te bewijzen dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat er na betaling van een bepaald bedrag geen naverrekening meer zou plaatsvinden. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door T & L.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 176440 / HA ZA 08-1788
Vonnis van 15 augustus 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRABANTSE POORT NIJMEGEN B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.J.H. Rutten te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T & L VASTGOED B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna BPN en T & L genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 juni 2011
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht tevens vermindering van eis van BPN
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht tevens wijziging van eis in reconventie van
T & L
- de antwoordakte wijziging van eis van BPN.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1. In het tussenvonnis van 1 juni 2011 is een onderzoek bevolen door een deskundige, [gegevens deskundige] ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Uit hoeveel vierkante meters VVO (verhuurbaar vloeroppervlak, toevoeging rechtbank) bestond het object conform NEN 2580 ten tijde van de levering op 12 oktober 2007?
2. Wilt u dit nader toelichten?
3. Wijkt het door u berekende aantal vierkante meters VVO af van de omvang van de oppervlakte zoals genoemd in de koopovereenkomst, daarbij rekening houdend met het bepaalde in artikel 4 van die koopovereenkomst en met de documenten als opgenomen in de documentenlijst d.d. 18 mei 2005 (bijlage bij de koopakte)?
4. Wilt u dit nader toelichten en in het bijzonder de in artikel 4 genoemde sparing afzonderlijk berekenen en vermelden?
5. Indien de voorgaande vraag bevestigend wordt beantwoord, in welke mate wijkt de berekende oppervlakte dan af?
6. Wilt u dit nader toelichten?
7. Kunt u daarbij dan ook aangeven of er minder meters VVO zijn gerealiseerd door op verzoek van koper (of diens huurder Flash) doorgevoerde wijzigingen aan het verkochte en zo ja, hoeveel?
8. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
2.2. De deskundige heeft een rapport uitgebracht op 5 januari 2012. Daarin heeft de deskundige de hem voorgelegde vragen als volgt beantwoord:
1. Uit hoeveel vierkante meters VVO bestond het object conform NEN 2580 ten tijde van de levering op 12 oktober 2007?
De totale verhuurbare vloeroppervlakte van het object bedraagt 4.746,9 m². (…)
2. Wilt u dit nader toelichten?
Het is voor [bedrijf desk.] niet eenduidig vast te stellen hoe de situatie c.q indeling van het object was ten tijde van de oplevering op 12-10-2007. In dit rapport is het uitgangspunt dat de situatie ten tijde van de oplevering die van de volgende uitvoeringstekeningen van Kraaijvanger Urbis Architecten met de titel ‘Brabantse Poort Uitbreiding winkelcentrum Dukenburg Nijmegen’ is (…).
Bij deze meting is uitgegaan van een bijeenkomstfunctie voor beide entreegebieden van het casino en het casino zelf. (…)
De oppervlakte van de winkel BCC en de pin automaat op de begane grond zijn aangemerkt als winkelfunctie. Op de in rapport bij hoofdstuk 2.1 bijgevoegde tekeningen zijn de verschillende oppervlaktesoorten middels de gekleurde arceringen te onderscheiden.
3. Wijkt het door u berekende aantal vierkante meters VVO af van de omvang van de oppervlakte zoals genoemd in de koopovereenkomst, daarbij rekening houdend met het bepaalde in artikel 4 van die koopovereenkomst en met de documenten als opgenomen in de documentenlijst d.d. 18 mei 2005 (bijlage bij de koopakte)?
Ja, het aantal m² VVO van meting van de uitvoeringstekeningen d.d. januari 2007 en juni 2007 is groter dan de in de koopovereenkomst vermelde m² VVO. (…)
De vergelijking in dit rapport is die tussen de oppervlakte zoals genoemd in de koopovereenkomst en de oppervlakte zoals door ons gemeten naar aanleiding van de definitieve uitvoeringstekeningen uit 2007. In totaal is er conform de meetstaat 81,9 m² meer VVO ten tijde van levering dan in het koopcontract wordt vermeld.
Bij vraag 4 wordt nader ingegaan op de verschillen tussen deze twee situaties.
4. Wilt u dit nader toelichten en in het bijzonder de in artikel 4 genoemde sparing afzonderlijk berekenen en vermelden?
Onderstaand worden acht gebieden waarop verschillen optreden nader benoemd en toegelicht. (…)
5. Indien de voorgaande vraag bevestigend wordt beantwoord, in welke mate wijkt de berekende oppervlakte dan af?
In onder staande tabel worden de in punt 4 genoemde afwijkingen nogmaals genoemd met de bijbehorende afwijking in m² VVO leisure ten opzichte van het definitief ontwerp. De kolom met de metrages geeft de verandering ten opzichte van de oppervlakten conform de tekeningen bij de koopovereenkomst weer.
Omschrijving Levering 20-11-2007 Verandering t.o.v. oppervlak-
te in koopovereenkomst
1A. Trap/roltrappen ten be- Door verticaal verkeers- 32,0 m² minder VVO leisure
hoeve van leisure/dienst- oppervlakte minder VVO
verlening leisure/dienstverlening
(…)
3B. Honeymoon trap in entree- Honeymoon trap: ruimte 13,2 m² minder VVO leisure
zone leisure lager dan 1,5 meter is
verticaal
verkeersoppervlakte
waardoor minder VVO
leisure
(…)
7B. 1e verdieping entree leisure Door toevoeging Honey- 32,4 m² minder VVO leisure
met Honeymoontrap. moontrap is een verticaal
verkeerszone ontstaan
7C. Vide ten gevolge van Vide, minder VVO leisure 36,5 m² minder VVO leisure
Sparing Honeymoontrap.
(…)
6. Wilt u dit nader toelichten?
Voor de toelichting wordt verwezen naar de tabellen en afbeeldingen bij de bovengenoemde punten 4 en 5.
7. Kunt u daarbij dan ook aangeven of er minder meters VVO zijn gerealiseerd door op verzoek van koper (of diens huurder Flash) doorgevoerde wijzigingen aan het verkochte en zo ja, hoeveel?
Wij kunnen niet met zekerheid vaststellen welke wijzigingen zijn aangebracht op verzoek van koper of diens huurder Flash aangezien er geen overleg heeft kunnen plaatsvinden met beide partijen over de exacte toedracht van de geconstateerde wijzigingen. (…)
Op basis van (…) aannames zou 114,1 m² VVO minder zijn gerealiseerd als gevolg van wijzigingsverzoeken van koper/huurder. Inclusief de oppervlakte van de in het koopcontract in artikel 4 genoemde sparing komt dat op 163,0 m².
8. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
Onderstaand zijn zeven gebieden weergegeven waar verschillen zijn geconstateerd tussen de leveringstekeningen van 2007 en de ter plaatse geconstateerde situatie d.d. december 2011. Wij zijn er van uitgegaan dat deze wijzigingen na de levering op 12-10-2007 zijn uitgevoerd. (…)
2.3. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het door de deskundige gemeten totaal aantal vierkante meters VVO in de koopovereenkomst (4.665 m²). De rechtbank neemt dit over.
2.4. De deskundige heeft voorts vastgesteld dat het totaal aantal vierkante meter VVO conform NEN 2580 ten tijde van de levering op 12 oktober 2007 4.746,9 m² bedroeg.
BPN heeft de juistheid hiervan verder niet betwist. T & L lijkt evenwel van mening te verschillen met de deskundige over de zogenaamde leisure entreezone 1. Volgens T & L is de wijze waarop de (tussen Rabobank en het casino) gedeelde entree is meegenomen bij de berekening van het VVO niet in overeenstemming met de NEN 2580 althans regelt NEN 2580 niet specifiek of en hoe een gedeelde entree als VVO moet worden aangemerkt. Hieromtrent geldt evenwel het volgende. Dat de deskundige tot een ander oordeel komt dan een partij duidt er op zichzelf niet op dat de deskundige in redelijkheid niet tot zijn standpunt heeft kunnen komen. De deskundige is immers juist benoemd omdat de partijstandpunten ten aanzien van onderwerpen die op zijn vakgebied liggen, inhoudelijk verschillen. Daarmee is gegeven dat het standpunt van een van de partijen niet hetzelfde is als dat van de deskundige. Op zichzelf behoeft dat niet tot nieuwe vragen aan de deskundige of afwijking van het rapport te leiden. Daartoe kan slechts een grond aanwezig zijn als deze partij een objectieve onjuistheid, een onlogische redenering of een redenering die in redelijkheid de conclusie van de deskundige niet kan dragen in het rapport signaleert. De inhoudelijke bezwaren van T & L verwerpt de rechtbank gelet op dit uitgangspunt.
Daarvoor is te meer reden nu T & L in haar conclusie na deskundigenbericht onder 8 stelt dat zij zich kan verenigen met de conclusie van de deskundige dat ten tijde van de levering sprake was van 4.746,9 m² VVO. Deze constatering snijdt geen hout indien de deskundige onjuiste uitgangspunten zou hebben gehanteerd ten aanzien van de gedeelde entreeruimte. De conclusie moet dan ook zijn dat voor de verdere beoordeling uitgangspunt is een VVO conform NEN 2580 ten tijde van de levering op 12 oktober 2007 van 4.746,9 m².
2.5. De deskundige heeft vervolgens geconstateerd dat, gelet op het bepaalde in artikel 4 van de koopovereenkomst, de sparing in de vloer van de eerste verdieping voor een roltrap (volgens de deskundige 48,9 m²) moet worden opgeteld bij het door hem gemeten totaal van 4.746,9 m² VVO. Beide partijen zijn het daar mee eens. Dit sluit ook aan bij wat al eerder door de rechtbank is overwogen.
De rechtbank maakt de conclusies van de deskundige met betrekking tot het totaal aan vierkante meters VVO ten tijde van de levering dan ook tot de hare.
2.6. Een en ander leidt er toe dat thans kan worden vastgesteld dat sprake is van overmaat. Het verschil tussen het aantal vierkante meters VVO ten tijde van de levering (4.746,9), vermeerderd met het aantal vierkante meters van de sparing (48,9), in vergelijking tot het aantal vierkante meters VVO ten tijde van de koop (4.665), bedraagt 130,8 m².
2.7. In geschil is dan de vraag of BPN recht heeft op vergoeding daarvan. Daaraan vooraf gaat evenwel de vraag of het beweerdelijke recht op vergoeding niet nog meer vierkante meters VVO zou moeten omvatten, zoals BPN in haar conclusie na deskundigenbericht heeft gesteld en T & L in haar antwoordconclusie heeft betwist.
BPN stelt zich namelijk op het standpunt dat zij niet alleen recht heeft op vergoeding van het eerder genoemde verschil maar ook op vergoeding van het aantal vierkante meters dat betrekking heeft op trap/roltrappen en de zogenaamde honeymoontrap. Zij heeft in dit verband gewezen op hetgeen tussen partijen is overeengekomen met betrekking tot de sparing in de vloer op de eerste verdieping voor een (rol)trap. De desbetreffende sparing is volgens BPN door T & L gebruikt ten behoeve van een trap/roltrap voor haar huurder Flash (het casino, toevoeging rechtbank) . Door de aanwezigheid van deze trap/roltrap op de begane grond is ook op die begane grond een aantal vierkante meters VVO verloren gegaan. De deskundige heeft dit aantal vastgesteld op 32,0 m². Ook dit aantal dient volgens BPN ten behoeve van het bepalen van de koopprijs te worden opgeteld bij het door de deskundige gemeten totaal aantal vierkante meters VVO. De trap/roltrap is volgens BPN op initiatief van T & L geplaatst. Volgens haar kan een koper in het algemeen niet eenzijdig door de wijze van inrichting en/of gebruik van het gekochte het aantal vierkante meters VVO verlagen. BPN wijst er op dat in de depotakte van 12 oktober 2007 in artikel 5.3 is bepaald dat eventuele mindere meters VVO door de op verzoek van koper of diens huurder Flash doorgevoerde wijzigingen aan het verkochte niet tot enige verrekening zullen leiden. Vierkante meters VVO die verloren zijn gegaan omdat T & L ruimten heeft gewijzigd moeten op basis van dit artikel worden gerekend als VVO, aldus BPN.
Deze zelfde bepaling speelt volgens BPN een rol waar het gaat om de honeymoon-trap. Door het plaatsen van die trap is volgens de deskundige 82,1 m² VVO verloren gegaan. Ook hiervoor geldt dat deze vierkante meters moeten worden vergoed als waren het vierkante meters VVO omdat die trap tot stand is gekomen na het tot stand komen van de koopovereenkomst op initiatief van T & L en na levering in opdracht van T & L door derden is geplaatst. Ook hierbij geldt volgens BPN dat een koper niet eenzijdig door de wijze van inrichting en/of het gebruik van het gekochte het aantal vierkante meters VVO mag verlagen.
2.8. T & L betwist evenwel de juistheid van de stellingen van BPN op dit punt. Meer in het bijzonder betwist zij dat er contractuele afspraken tussen partijen zijn op grond waarvan, los van het op basis van de NEN 2580 vastgestelde aantal vierkante meters VVO, nog meer vierkante meters vergoed moeten worden. Alleen de sparing van 48,9 m² dient als extra VVO te worden gezien. Daar zijn partijen een aparte regeling voor overeengekomen. Dat geldt volgens T & L niet voor de begane grond, waar de trap/roltrap van het casino op uit komt. Partijen zijn hiervoor niet in afwijking van NEN 2580 een aanvullende bovenmaatvergoeding overeen gekomen. Dit volgt ook niet uit artikel 5.3 van de akte van levering, aldus T & L. Hieruit kan niet worden afgeleid dat minder meters op verzoek van
T & L of haar huurder als VVO moeten worden aangemerkt. De toevoeging is volgens
T & L uitsluitend van belang als sprake is van een verrekening, waarbij dan geldt dat door
T & L of diens huurder Flash doorgevoerde wijzigingen aan het verkochte, die leiden tot minder meters niet tot verrekening zullen leiden. Met andere woorden: als op verzoek van
T & L of diens huurder minder meters VVO zijn gerealiseerd, dan kan T & L niet met een beroep op die minder meters stellen dat zij recht heeft op verrekening. Voor BPN bestaat dan geen verplichting om tot vergoeding op grond van de verrekenprijzen van die minder meters jegens T & L over te gaan, aldus T & L.
T & L erkent wel dat de roltrappen in entreezone 1 op haar verzoek zijn geplaatst. Dat geldt ook voor de honeymoontrap, waarbij T & L wel opmerkt dat deze niet op haar verzoek na levering pas is geplaatst. De honeymoontrap komt al voor op de revisietekeningen. Door BPN was bij entreezone 2 voorzien in een rechte betonnen trap, die op verzoek van het casino is vervangen door een showtrap (honeymoontrap). De verwijzing door BPN naar artikel 5.3 uit de leveringsakte gaat ook op dit punt niet op, aldus T & L. BPN kan hieraan geen rechten ontlenen om het aantal vierkante meters VVO, dat door plaatsing van de honeymoontrap zou zijn verminderd, alsnog bij wijze van overmaat te claimen. Artikel 5.3 van de leveringsakte biedt daarvoor geen basis, aldus T & L.
2.9. Partijen verschillen aldus van mening over de inhoud van (het tweede deel van) artikel 5.3 van de akte van levering (van 12 oktober 2007). In dat artikel is het volgende opgenomen:
De gebleken boven- en/of ondermaat –wat betreft het verhuurbaar oppervlak en/of het aantal parkeerplaatsen – mede op basis van een nog nader op te stellen rapport zal alsdan door partijen onderling verrekend worden op basis van de uitgangspunten, zoals opgenomen in de aan deze akte gehechte bijlage “Uitgangspunten verkoop locatie B + E d.d. 9 mei 2005”, in verhouding tot de koopsom zoals vermeld in de koopbevestiging van drieëntwintig juni tweeduizend vijf (23-6-2005) en voormelde koopsom, een en ander met dien verstande dat eventuele minder meters door de op verzoek van koper (of diens huurder Flash) doorgevoerde wijzigingen in het verkochte niet tot enige verrekening zullen leiden.
2.10. Zoals in het vonnis van 1 juli 2009 reeds is overwogen ten aanzien van het eerste deel van deze bepaling, heeft ook ten aanzien van het tweede deel (vanaf “een en ander met dien verstande” etc.) het volgende te gelden. Bij de beantwoording van de vraag wat partijen met elkaar zijn overeengekomen in dit tweede deel is, naast de grammaticale uitleg van de desbetreffende verrekeningsbepaling, mede van belang wat de partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten met elkaar hebben besproken en wat zij uit de verklaringen en gedragingen van de andere partij hebben mogen afleiden.
2.11. Voorop staat dat uit het eerste deel van de bepaling volgt dat er nog een meting plaats zal vinden en dat bij (na meting) gebleken boven- of ondermaat verrekening volgt. Uit de tekst van het tweede deel van de bepaling kan dan vervolgens worden afgeleid dat er geen ruimte is voor verrekening als er minder meters (VVO) zijn gerealiseerd ten gevolge van wijzigingen die hebben plaatsgevonden op verzoek van koper. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het daarbij gaat om wijzigingen die na de koop, tijdens de bouw, op verzoek van koper zijn gerealiseerd. Met die wijzigingen heeft men namelijk geen rekening kunnen houden toen de koopsom werd bepaald.
Eén wijziging op verzoek van koper was overigens al wel voorzien. Dat was de sparing. Uit de koopovereenkomst, artikel 4, blijkt dat partijen daarvoor reeds ten tijde van de koop een voorziening hebben getroffen. Uit de tekst van artikel 4 van de koopovereenkomst kan worden afgeleid dat partijen zich op dat moment al hebben gerealiseerd dat die sparing tot gevolg zou hebben dat er minder vierkante meters VVO zouden overblijven. Zij zijn overeengekomen dat deze wijziging op verzoek van koper niet in het voordeel van de koper zou moeten uitvallen. Koper zou de vierkante meters VVO die door de sparing verloren zouden gaan moeten vergoeden als waren het wel vierkante meters VVO.
Partijen hebben zich, blijkens de tekst van artikel 4, ook gerealiseerd dat er nog een trap moest worden geplaatst in/door die sparing maar zij hebben daar op dat moment geen consequenties aan verbonden. Meer in het bijzonder zijn zij destijds (nog) niet overeengekomen dat vierkante meters VVO, die niet zouden kunnen worden gerealiseerd door de plaatsing van trappen, vergoed zouden moeten worden als waren het wel vierkante meters VVO. Artikel 5 lid 3 van de akte van levering moet in dat verband worden bezien. Ten tijde van de levering was immers wel voor partijen duidelijk dat er vierkante meters VVO verloren waren gegaan dan wel zouden gaan door de (voorgenomen) plaatsing van trappen. Het exacte aantal vierkante meters VVO dat was verloren gegaan was echter nog niet bekend. Daarover zou pas duidelijkheid bestaan na meting. Het was daarom niet mogelijk om ten tijde van de levering al exact aan te geven hoeveel vierkante meter VVO er door wijzigingen op verzoek van T & L verloren waren gegaan. Te minder nu op dat moment de honeymoontrap nog niet was geplaatst. Partijen konden redelijkerwijs dan ook niet anders dan een algemene voorziening treffen voor de vierkante meters VVO die uiteindelijk (na meting) verloren bleken, met dezelfde insteek als zij hadden gehad toen zij artikel 4 van de koopovereenkomst op papier zetten.
Een en ander leidt tot de conclusie dat het tweede deel van artikel 5 lid 3 van de akte van levering redelijkerwijs niet anders kan worden opgevat dan als een algemene voorziening ten gunste van de verkoper die aldus recht blijft houden over vergoeding van vierkante meters VVO die, door wijzigingen tijdens de bouw op verzoek van koper, uiteindelijk niet zijn gerealiseerd.
2.12. Dit betekent dat bij het bepalen van de omvang van de bovenmaat ook het aantal vierkante meters VVO moet worden meegenomen dat blijkens het deskundigenrapport verloren is gegaan ten gevolge van het plaatsen van trap/roltrappen ten behoeve van leisure/ dienstverlening (32,0 m²) en het plaatsen van honeymoontrap (13,2 m² + 32,4 m² + 36,5 m²), in totaal 114,1 m².
Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.6 is overwogen komt de totale bovenmaat aldus uit op (130,8 m² + 114,1 m² =) 244,9 m².
2.13. De vraag is thans welke gevolgen het voorgaande heeft voor de vordering van BPN tot vergoeding van de overmaat. Anders dan T & L stelt in haar conclusie na deskundigenbericht maakt het enkele gegeven dat de deskundige tot andere hoeveelheden vierkante meters VVO per verdieping komt dan BPN in elk geval nog niet dat die vordering in het geheel niet meer toewijsbaar is.
BPN heeft haar vordering in haar conclusie na deskundigenbericht, tevens vermindering eis nader toegelicht maar de rechtbank komt aan een beoordeling daarvan thans nog niet toe. In het tussenvonnis van 2 februari 2011 is immers overwogen dat nu eerst door T & L moet worden bewezen dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat er na betaling van € 130.087,00 geen naverrekening meer plaats zou vinden.
2.14. Met betrekking tot de vorderingen van T & L in reconventie strekkende tot nakoming van de verrekeningsbepaling vanwege ondermaat kan, conform hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 2 februari 2011, nu al worden overwogen dat die vordering in beginsel voor afwijzing gereed liggen. Niet is immers komen vast te staan dat er sprake is van ondermaat. De beslissing op de overige vorderingen, waaronder die tot opheffing van het beslag, kan eerst worden gegeven na de eerder genoemde bewijslevering in conventie.
2.15. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
2.16. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. draagt T & L op te bewijzen dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat er na betaling van € 130.087,00 geen naverrekening meer plaats zou vinden,
3.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 augustus 2012 voor uitlating door T & L of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
3.3. bepaalt dat T & L, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
3.4. bepaalt dat T & L, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen en vrijdagen in de maanden september tot en met november 2012 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. D.T. Boks in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
3.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
3.7. houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2012