zaaknummer / rolnummer: 208153 / HA ZA 10-2279
Vonnis van 8 augustus 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. D.H. Sloof te Almere,
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK BARNEVELD-VOORTHUIZEN,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rabobank genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 november 2011, waar in enquête zijn gehoord [getuige1] en mevrouw [getuige2],
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 februari 2011, waar in contra-enquête zijn gehoord [eiser] en zijn vrouw [getuige3],
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 juli 2012, waar in contra-enquête is gehoord [getuige4] en in enquête [getuige5].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 25 mei 2011 is Rabobank te bewijzen opgedragen dat het door [eiser] gehuurde safeloket bij de opening op 5 januari 2009 datgene bevatte wat uiteindelijk in de envelop werd aangetroffen door notaris Van de Vliet die op 20 maart 2009 proces-verbaal opmaakte van opening van die envelop, en niets meer dan dat. De getuigen hebben voor zover thans van belang het volgende verklaard.
2.2. De getuige [getuige1], in 2009 werkzaam bij Rabobank, thans als zelfstandige, verklaart:
Op 2 januari 2009 zou er iemand langs komen om de kluis te openen. Hij had toen echter de materialen niet bij zich. Op 5 januari verscheen hij opnieuw. Toen kon hij de kluis openen. Mijn collega [getuige2] belde mij om te vragen of ik daarbij kon komen. Ik ben naar beneden gegaan. Wij zijn met z’n tweeën bij het openen van de kluis door de monteur geweest. Er moesten twee loketten geopend worden. Het eerste was leeg. Wij hadden verwacht dat het tweede ook leeg zou zijn, maar tot onze verbazing zei de monteur dat de metalen box in het loket zwaarder aanvoelde. Wij hebben papier en een enveloppe gepakt. Toen is de lade geopend. [getuige2] en ik hebben beschreven wat wij daarin aantroffen. Dit deden wij op een blanco A-viertje. Wij schreven het twee keer op omdat daar beneden geen kopieerapparaat was en omdat wij een A-viertje in de enveloppe wilden stoppen waar wij de inhoud van het safeloket in stopten en een A-viertje in het dossier wilden opbergen.
Deze methode hadden wij niet van te voren afgesproken, maar hebben wij on the spot bedacht. Onze logische verwachting was dat het safeloket leeg zou zijn. Wij besloten toen in ieder geval samen in die ruimte te blijven en dit probleem op te lossen. Wij wilden dus niet dat een van ons alleen zou blijven (…).
Op vragen van mr. Van Lith:
Wij gingen met z’n tweeën naar de kluis omdat het sowieso bekend was dat je zoiets volgens het vier ogen-principe moest doen. Wij hebben de enveloppe dicht gemaakt en naar de kluis van de bank gebracht. Ik ben ook bij de opening van de enveloppe door de notaris geweest. In de tussentijd is de enveloppe uit de kluis geweest omdat er een afspraak was gemaakt met de heer [eiser]. Wij wilden hem toen de spullen terug geven, maar hij wilde toen de enveloppe niet aannemen. Volgens mij was ook de heer [getuige4] bij dat gesprek. Uiteindelijk is de enveloppe in maart overhandigd aan de notaris. Daar was ik ook bij. Ik had hem bij de kluis gehaald, samen met collega [betrokkene1] aangepakt van degene die in de kluis mocht en hem naar de notaris gebracht. De eerste keer, voor het gesprek waarin de heer [eiser] de enveloppe niet wilde aannemen, heb ik de enveloppe alleen opgehaald bij de kluis. De setting was toen anders. Ik wilde de heer [eiser] zijn spullen teruggeven. Later, toen de notaris er bij was, was er discussie ontstaan.
Toen de notaris de enveloppe aannam was die enveloppe dicht. Hij was dichtgeplakt, voor zover ik mij herinner met plakband. Wij hadden onze paraaf op de klep gezet. De enveloppe was zo afgesloten dat je er niet in kon en de notaris heeft de enveloppe geopend.
Op vragen van mr. Sloof:
Ik weet niet waar de enveloppe die ik bedoelde nu zou zijn. Hij is niet open geweest voordat de notaris hem heeft geopend. De heer [eiser] had de notaris gekozen en de afspraak is bij de notaris gemaakt. Bij de notaris waren de heren [eiser] en [getuige4] aanwezig.
2.3. De getuige [getuige2], facilitair medewerkster bij Rabobank:
In eerste instantie was het openen van het safeloket ingepland op 2 januari 2009. De monteur was toen echter zijn boor vergeten. Er is geen nieuwe afspraak gemaakt, maar op maandagmorgen stond de monteur weer op de stoep. Ik heb [getuige1] toen gevraagd mee te gaan kijken volgens het vier ogen-principe. Voordat de monteur begon met het openen heb ik nog twee enveloppen gepakt en een aantal blanco vellen kopieerpapier om te voorkomen dat een van ons dat later moest halen en dat de ander alleen achter zou blijven. De monteur is het safeloket gaan open boren. Hij trof een gesloten ijzeren kistje aan. Dat hebben [getuige1] en ik aan de andere kant van de kluisruimte geopend. Wij hebben de spullen die er in zaten, beschreven en in een enveloppe gedaan en die enveloppe afgeplakt. Wij hebben de enveloppe gesloten met zijn gomrand, onze parafen gezet over het lid waar de enveloppe dicht valt en voor zover ik mij herinner ook plakband hierover heen gedaan. Het staat mij bij dat ik dat bij me had. Ik had de enveloppen, het papier en voor zover ik mij herinner ook plakband meegenomen voor het geval er iets in de kluis zou zitten. Je hoopt altijd dat hij leeg is en daar ga je ook vanuit. Ik heb vervolgens de enveloppe meegenomen naar de kluisruimte en hem in een waardekluis gelegd. Een paar weken later was de heer [eiser] in de bankhal en wilde hij naar het safeloket. Toen wij de melding kregen dat hij in de hal stond heb ik de manager bedrijven, [betrokkene2], gevraagd of hij de heer [eiser] te woord wilde staan. Ik heb toen de gesloten enveloppe aan [betrokkene2] gegeven en nog dezelfde dag heb ik hem van [betrokkene2] retour ontvangen en weer in de kluis gelegd. Volgens mij is de enveloppe niet meer uit de kluis geweest totdat de heer [betrokkene1] en [getuige1] hem naar de notaris brachten. Nadat ik de enveloppe de eerste keer in de kluis had gelegd, heb ik hem dus in handen gehad toen ik hem aan [betrokkene2] gaf, toen ik hem weer terug kreeg en toen ik hem aan de heer [betrokkene1] gaf die er mee naar de notaris zou gaan (…). U toont mij productie 11 bij dagvaarding. Dat is het papier waar wij op geschreven hebben wat er in het safeloket zat. Het is mijn handschrift en mijn paraaf staat er op, alleen weet ik niet wie de onderste regel geschreven heeft.
Wij hebben dit stuk als volgt opgesteld. [getuige1] haalde de spullen uit het kistje, ik keek toe, hij zei wat er in zat en vervolgens heb ik dat genoteerd. Het staat mij bij dat wij twee exemplaren hebben gemaakt, één voor in de enveloppe en één voor er buiten. Ik weet niet van welk van de twee deze kopie gemaakt is (…).
Op vragen van mr. Sloof:
(…). Ik verwachtte niets aan te treffen in het safeloket, maar voor de zekerheid heb ik, zoals ik al vertelde, papier meegenomen. Dit was de eerste keer dat ik bij een openboring aanwezig was. Ik nam het mee als een soort risicofactor. Ik kan mij niet herinneren of ik plakband bij mij had, maar gewoontegetrouw zou ik dat gehad hebben (…). [getuige1] had de opdracht gegeven tot het open boren. Hij was de accountmanager van de pizzeria Ibis of hoofd team bedrijven. Voor wij naar de kluis gingen heb ik hem gevraagd of hij meeging (…). Ik weet ook niet waar de originele enveloppe is, maar ik verwacht dat die bij de notaris is aan wie hij is afgegeven.
De monteur heeft het safeloket open geboord waar ik bij was. Hij is niet alleen in de kluis geweest. Hij was links bezig met het opruimen van zijn spullen toen [getuige1] en ik rechts bezig waren. Wij hebben de cassette leeg gehaald op een plankje naast de safeloketten. Daar hebben wij het kistje neer gezet. De enveloppe en het papier hebben wij er naast gelegd. [getuige1] haalde de spullen uit het kistje en ik schreef ze op. Ik weet niet meer wie van ons de spullen in de enveloppe gedaan heeft. De monteur bleef links op ons wachten omdat zijn werkformulier ondertekend moest worden.
Ik denk dat ik de enveloppe heb dichtgedaan en dichtgeplakt, maar ik weet echt niet meer of ik dat was (…).
Op een vraag van mr. Van Lith:
De monteur heeft de inhoud van het kistje niet kunnen zien. Hij was aan het opruimen en ik denk dat de afstand tussen hem en ons een meter of 2 was.
2.4. [eiser] verklaart als getuige:
Ik heb de envelop gezien toen de notaris erbij was. Daarvóór heb ik meerdere malen de heer [getuige1] met de envelop gezien tijdens mijn bezoeken. Ik zag in ieder geval een witte envelop tussen de mappen die hij onder zijn arm hield en toen de notaris er was herkende ik die envelop. Het was een envelop waar een elastiek omheen zat. Toen dat elastiek eraf was kon de notaris zo met zijn hand naar binnen. Mij is bij mijn bezoeken voordat de notaris erbij was nooit de envelop of de inhoud van de envelop aangeboden.
Ik kan niet garanderen dat het dezelfde envelop was, maar als ik [getuige1] zag had hij altijd een zwarte map bij zich waar een witte envelop inzat.
Ik heb bij mijn bezoeken niet om de envelop gevraagd en ook niet om de inhoud van de kluis.
Op een vraag van mr. Van Lith antwoord ik het volgende.
U vraagt mij of ik alleen met de heer [getuige1] contact heb gehad over het safeloket. De eerste keer dat ik bij de bank kwam moest ik naar boven. Daar was een soort directeur, iemand met een baardje, die zei dat degene die erover ging niet aanwezig was. Dat was op een vrijdag. De meneer die ik sprak wist dat het safeloket opengebroken was, maar verder wist hij niets van de zaak. Ik weet niet meer wat op zijn bureau lag. Ik heb toen direct een afspraak voor de maandag daarop gemaakt met de heer [getuige1].
De atmosfeer was er niet naar om over de envelop te praten. Ik heb nooit gezegd dat ik hem wilde hebben. Dat heb ik alleen gezegd toen [getuige4] erbij was en toen is de notaris gebeld.
2.5. De getuige [getuige3]:
Mijn man is een paar keer naar de bank geweest. Na zijn derde bezoek heeft hij de envelop gekregen. Het was een dichtgevouwen witte envelop die niet verzegeld of dichtgeplakt was. Ik heb de envelop bij mijn man in de auto gezien. Daarna is de envelop naar ons huis gebracht en heb ik hem niet meer gezien (…).
Ik herinner mij niet precies meer wanneer ik die envelop in de auto van mijn man heb gezien. Hij kwam naar de zaak en ik moest ook werken. Mijn man zei toen dat hij de envelop had en ik heb de envelop in de auto gezien. Mijn man had hem toen net gehaald,
bij de notaris meen ik.
Ik stapte in de auto en daardoor zag ik de envelop. Mijn man heeft hem niet meegenomen naar de zaak maar in het handschoenenkastje achter gelaten. Ik heb de envelop in handen gehad. Hij was dubbel gevouwen. Ik heb gezien dat er papieren in zaten. U vraagt mij of ik resten van lijm of plakband of elastiek of touw heb gezien. Daarvan herinner ik me niets.
2.6. De verklaring van [getuige3] houdt ook het volgende in.
Het moment wat ik nu bedoel, waarop mijn man de envelop kreeg en constateerde dat de inhoud niet klopte, was eigenlijk niet het moment waar de notaris aanwezig was. Volgens mij was mijn man er toen met de adviseur die hier vandaag ook had moeten zijn. Ik zelf was er niet bij. Ik weet eigenlijk niet meer of het op dezelfde dag was waarop de notaris erbij gehaald is of op een eerdere dag.
2.7. In het proces-verbaal van getuigenverhoor is aansluitend op deze verklaring opgenomen:
Nadat deze verklaring voorgelezen is merkt de heer [eiser] op dat zijn vrouw, die ook zelf heeft aangegeven Franstalig te zijn, zich vergist en bedoelt te zeggen dat de notaris niet bij het openbreken van de kluis was. Hij voegt hier aan toe dat hem nooit buiten aanwezigheid van de notaris de envelop of de inhoud daarvan ter hand gesteld is. Hierop deelt de getuige, mevrouw [eiser], mee dat zij alleen heeft willen zeggen dat de notaris niet bij het openbreken van de kluis aanwezig was. De man heeft meerdere malen geprobeerd de envelop aan hem te geven, maar hij wilde hem niet krijgen.
2.8. De getuige [getuige4]:
De heer [eiser] is een kennis van mij, ik heb hem een paar keer geadviseerd en ik eet wel eens in zijn restaurant. Toen hij ontdekt had dat de kluis was opengebroken, heeft hij mij gebeld. Ik ben naar de bank gereden waar hij toen was. De heer [eiser] was emotioneel en overstuur. De datum waarop dit gebeurde, weet ik niet meer. Ik trof [eiser] aan en een baliemedewerkster van de bank. Er was enige discussie, maar dat was geen goede discussie. [eiser] was te emotioneel, wat ik kon begrijpen. Wij zijn een paar keer naar buiten geweest en weer naar binnen gegaan. Toen wij vertrokken, spraken wij af dat de bank met mij contact zou opnemen. Ik weet niet meer of de envelop er lag bij dit eerste gesprek. Het zou goed kunnen.
Ik ben later gebeld door de heer [getuige1]. Een paar weken na het eerste gesprek zijn wij toen naar de bank gegaan, naar [getuige1]. Hij bood terecht zijn excuses aan. Er was nog iemand bij aanwezig, een man, en de envelop was erbij. De envelop was dubbel gevouwen en er zat een postelastiek omheen. Hij was niet dicht geplakt want dan hoef je er geen elastiek om heen te doen. De mensen van de bank wilden de envelop openmaken. Wij hebben dat geweigerd en gezegd dat er een notaris bij moest komen. Wij hebben gezegd van welk kantoor die notaris moest zijn en de bank heeft een afspraak geregeld voor een paar weken daarna op dat kantoor, bij notaris Van de Vliet. Op zijn kantoor heeft de notaris toen de envelop leeggehaald.
Op vragen van mr. Sloof antwoord ik:
Toen de notaris de envelop opende haalde hij het elastiek eraf. Volgens mij was de envelop niet dichtgeplakt. Hij was in ieder geval niet verzegeld.
2.9. De (inmiddels oud-) notaris Van de Vliet verklaart als getuige:
Ik heb op 20 maart 2009 een akte opgemaakt van het openen van de envelop die in deze zaak een rol speelt. In die akte heb ik verklaard dat ik de envelop geopend heb en dat zou ik niet hebben gedaan als de envelop al open was. Hij zat dus dicht, maar ik weet niet meer op welke wijze hij gesloten was, op de gewone manier, met nietjes, plakband of op een andere manier. Als de envelop niet dichtgemaakt, maar opgevouwen was met elastiek er omheen, zou ik dat als een manier van afsluiten zien en dus ook het woord openen gebruiken.
2.10. De rechtbank zal eerst nagaan of de envelop, zoals [getuige1] en [getuige2] verklaren, gesloten is door hen of, zoals [eiser] stelt, steeds open is geweest.
2.11. Hoe de envelop waarin de inhoud van de opengebroken kluis is geacht te zijn opgeborgen, eruit zag, in het bijzonder of te zien is of en zo ja, hoe hij afgesloten is geweest, valt niet meer na te gaan. [getuige2] heeft als vermoeden uitgesproken dat de envelop naar de notaris gegaan is. [eiser]s vrouw lijkt te verklaren dat [eiser] zelf de envelop onder zich had toen hij van de notaris kwam. Het kan echter ook gaan om een envelop die [eiser] bij de notaris heeft gekregen om de spullen die uit de envelop van de bank waren gekomen, in te vervoeren.
2.12. Alleen [eiser] verklaart expliciet te hebben gezien dat de envelop niet afgesloten was, maar slechts dichtgevouwen en van een elastiek voorzien.
2.13. De verklaring van [getuige4] houdt in dat hij niet weet of de envelop afgesloten was, maar aanneemt dat hij dit niet was omdat de envelop was opgevouwen en er een postelastiek omheen zat. Deze redenering – geen waarneming van [getuige4], maar een interpretatie – is niet juist. Het komt regelmatig voor dat afgesloten enveloppen worden opgevouwen en van een elastiek voorzien, bijvoorbeeld wanneer het oppervlak van de te bewaren inhoud veel kleiner is dan het oppervlak van de envelop zelf of wanneer de envelop moet worden opgeborgen in een ruimte waarvan het oppervlak kleiner is dan van de envelop zelf. Het elastiek dient dan niet om de envelop af te sluiten, maar om hem opgevouwen te houden.
2.14. [getuige1] en [getuige2] verklaren beiden expliciet over het sluiten van de envelop.
2.15. Als de envelop bij het opbergen in de waardekluis gesloten geweest is, zoals [getuige1] en [getuige2] verklaren, maar geopend getoond werd aan [eiser] bij de notaris, zou hij in de tussentijd stiekem – geen van de getuigen verklaart dat de envelop in de tussentijd geopend is, al lijkt de vrouw van [eiser] daarop te doelen in het onder 2.6 en 2.7 genoemde deel van haar verklaring – geopend zijn. Degene die hem geopend zou hebben, heeft hem dan niet weer in de staat gebracht waarin hij hem aantrof. Dat acht de rechtbank ongerijmd, omdat met het openlaten van de envelop direct duidelijk zou zijn dat er iemand aan de inhoud gezeten heeft.
2.16. De rechtbank acht op grond van het voorgaande niet geloofwaardig dat de envelop niet afgesloten was. Er is echter noch in de getuigenverklaringen noch elders in het dossier enige grond te vinden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [getuige1] en [getuige2] als getuigen. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank Rabobank in zoverre in haar bewijs geslaagd dat vaststaat dat de envelop door [getuige2] en [getuige1] is afgesloten zoals zij verklaard hebben.
2.17. Er is een situatie geweest waarin medewerkers van Rabobank spullen uit de kluis zouden hebben kunnen verduisteren. Deze heeft zich voorgedaan toen [getuige1], [getuige2] en de monteur in de kluisruimte waren. Het toeval dat zij met de monteur, die eerder zijn gereedschap vergeten was, tegelijkertijd in de kluisruimte waren, hoeft geen toeval te zijn als van boos opzet uitgegaan wordt. Als hiervan sprake was zou een deel van de inhoud van de kluis verduisterd kunnen zijn voordat [getuige1] en [getuige2] de envelop vulden en afsloten.
2.18. Dit acht de rechtbank echter ongerijmd. Nog los van de meest voor de hand liggende mogelijkheid dat de aanwezigheid van dit drietal in de kluisruimte inderdaad toevallig plaatsvond, is immers gesteld noch gebleken dat een van hen drieën enige reden had om te vermoeden dat de kluis niet alleen niet leeg zou zijn, maar ook nog waardevolle zaken zou bevatten en is het bovendien hoogst onaannemelijk dat zij het toch niet onaanzienlijke bedrag van € 8.000,00, in de envelop zouden hebben gestopt terwijl zij sieraden van een onbekende waarde – die naar algemeen bekend is, bij helers een fractie van hun waarde opbrengen – verduisterd zouden hebben.
2.19. Opmerkelijk en niet opgehelderd is voorts dat [eiser] Rabobank vóór 12 maart 2009 aansprakelijk gesteld heeft voor een schade van € 50.000,00, terwijl hij pas op 20 maart 2009, toen de notaris de envelop opende, te weten kwam wat daar wel en niet in zat.
2.20. Alles overziend acht de rechtbank Rabobank in haar bewijs geslaagd: met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat het door [eiser] gehuurde safeloket bij de opening op 5 januari 2009 datgene bevatte wat door [getuige1] en [getuige2] in de envelop is opgeborgen en dat uiteindelijk in de nog steeds gesloten envelop dezelfde zaken werden aangetroffen door notaris Van de Vliet die op 20 maart 2009 proces-verbaal opmaakte van opening van die envelop.
2.21. Zoals in het tussenvonnis onder 4.4 is overwogen staat daarmee vast dat de in dat vonnis bedoelde tekortkomingen van Rabobank niet tot vermissing van de door [eiser] genoemde zaken heeft geleid. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
2.22. De rechtbank zal de kosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt omdat deze tekortkomingen van Rabobank zijn komen vast te staan en tot het geschil tussen partijen en deze procedure hebben geleid. De rechtbank acht het niet redelijk haar in de kosten te veroordelen nu uiteindelijk [eiser]s vorderingen worden afgewezen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.