zaaknummer / rolnummer: 225139 / HA ZA 12-40
Vonnis van 8 augustus 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E-MISSION LOW B.V.,
gevestigd te Barneveld,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. dr. S. Parijs te Velp,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRINS AUTOGASSYSTEMEN B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.L.M. van Gastel te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Edison en Prins genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 april 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 12 juni 2012
- de conclusie van antwoord in reconventie.
Daarna is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1. E-Mission levert injectiesystemen voor dieselmotoren, waarbij diesel wordt gemengd met LPG of aardgas (‘Compressed Natural Gas’: ‘CNG’). Deze injectiesystemen worden ook aangeduid als ‘dual-fuelsystemen’. Deze door E-Mission geleverde systemen zijn ontwikkeld in samenwerking met Prins, die de systemen produceert.
1.2. De aandelen in Prins worden gehouden door Prins Autogassystemen Holding B.V. waarvan de aandelen voor 83% in handen zijn van NPM Capital N.V. Deze laatste vennootschap is een 100% dochter van SHV Holdings. De heer [betrokkene1] (hierna: [betrokkene1]) is directeur van Prins.
1.3. E-Mission en Prins hebben op 6 november 2009 een distributie- en inbouwovereenkomst (hierna: de overeenkomst) met elkaar gesloten waarin E-Mission met ingang van 1 juni 2009 voor 5 jaar is aangesteld om als exclusieve wederverkoper en inbouwstation op te treden voor LPG/CNG-injectiesystemen voor dieselmotoren in Nederland en België. In deze overeenkomst is onder meer bepaald:
‘Artikel 3: Rayon
1. De distributeur zal het exclusieve recht voor het in Appendix 2 omschreven rayon/land en het LPG/CNG injectie systeem voor dieselmotoren als omschreven in Appendix 1, producten hebben, zodat de distributeur op eigen naam en voor eigen rekening en risico daarin met uitsluiting van anderen kan wederverkopen en inbouwen. Naar eigen keuze kan de distributeur ook gebruik maken van de handelsmerken van de leverancier, met inachtneming van alle aanwijzingen van de leverancier met betrekking tot het gebruik hiervan. De leverancier verliest het recht tot het zelf verkopen van LPG/CNG injectie systemen in het aan de distributeur aangewezen rayon/land.
2. Expansie van verkoop en inbouw activiteiten, in andere landen dan Nederland, zullen in overleg met de leverancier plaatsvinden. Eventueel gebruikmakend van de bestaande contacten netwerken van de leverancier. De distributeur verplicht zich tot het opzetten van verkoop en inbouw netwerk op basis van de voor Nederland geldende organisatie. De leverancier zal de distributeur het eerste recht geven om verkoop en inbouw activiteiten te ontwikkelen in andere landen dan vermeld in Appendix 2. M.u.v. OEM, A-OEM klanten en SHV ondernemingen hiervoor kan na onderling goedkeuring worden besloten hiervan af te wijken.
3. (…)’
1.4. ‘OEM’ staat voor ‘Original Equipment Manufacturer’. OEM-klanten zijn de grote vrachtwagenproducenten. Met A-OEM klanten wordt gedoeld op importeurs van de grote vrachtwagenmerken.
1.5. Op 26 januari 2010 hebben de heren [betrokkene2] en [betrokkene3] namens E-Mission een presentatie gehouden over de dual-fuelsystemen bij MAN Nutzfahrzeuge AG te Neurenberg, één van de grootste vrachtwagenproducenten in Europa. Bij die presentatie was ook een vertegenwoordiger van Prins, [betrokkene4], aanwezig.
1.6. In oktober 2010 is E-Mission met Jonkman Autogas-Inbouw B.V., tevens handelend onder de naam Allround L.P.G. (hierna: Allround LPG) overeengekomen dat alleen Allround LPG de inbouw van CNG-systemen voor E-Mission zou verzorgen.
1.7. In december 2010 heeft Leenstra (van E-Mission) in de werkplaats van Allround LPG een MAN truck zien staan van transportonderneming Nabuurs waarin een LPG-systeem werd ingebouwd. Eerder, in juni 2010, had E-Mission een offerte afgegeven aan Nabuurs voor de levering van een LPG-systeem. Het door Allround in de MAN-truck in te bouwen LPG-systeem was niet door Nabuurs bij E-Mission besteld. Naar aanleiding van een vraag daarover van E-Mission aan Prins, heeft [betrokkene1] bij e-mailbericht van 15 december 2010 aan E-Mission geschreven niets van deze kwestie te weten.
1.8. Op 7 december 2010 hebben E-Mission en Prins hun samenwerking geëvalueerd tijdens een bespreking. In een daarvan door E-Mission opgesteld verslag, gedateerd 26 januari 2011, staat, voor zover van belang:
“Samenwerking Prins Autogas en E-mission low.
Aansluitend op de gesprekken die eind december 2010 hebben plaatsgevonden is hier een overzicht van de veranderingen in de samenwerking tussen Prins Autogas en E-Mission Low.
(…)
De volgende punten zullen gaan veranderen:
(…)
Orders en leveringen: sales orders komen binnen bij EML. Vervolgens plaatst EML de bestellingen bij Prins die rechtstreeks vanuit eigen magazijn de goederen verstuurt naar de klant (inbouwlokatie). Nabestellingen kunnen alleen gedaan worden bij EML. Rechtstreekse bestellingen worden door Prins niet geaccepteerd.
(…)
Overig: Prins is een samenwerking met PON holding aangegaan voor het leveren van CNG systemen op MAN trucks. MAN zal vanaf febr. een grote campagne lanceren voor de inzet van CNG/biogas (campagne doorloop 6 mnd) EML ontvangt commissie per verkocht systeem ivm de ontwikkelingen in de afgelopen jaren”.
1.9. De in het verslag bedoelde samenwerkingsovereenkomst tussen Prins en PON Holding is gesloten in augustus 2010 of januari 2011. PON Holding B.V. houdt alle aandelen in MAN truck & bus B.V., de importeur van MAN trucks in Nederland (hierna: MAN NL).
1.10. Bij e-mail van 21 april 2011 heeft E-Mission aan Prins geschreven dat zij zeven “CNG systemen (wil) bestellen voor een DAF XF 105410”. Daarop heeft [betrokkene5], werkzaam bij Prins, bij e-mail van 28 april 2011 aan E-Mission geschreven:
“De lijst van klanten en aantallen waarvoor een systeem besteld kon worden is:
2x DAF voor dealer Ebag
1x Volvo Gemeente Middelburg
2x DAF Van der Wiel Drachten
Daarvan hebben wij 2 systemen reeds geleverd (factuur 110961) welke volgens bijgesloten email voor Ebag/vd Wiel zijn geweest.
Dat betekent dat we nu slechts 3 CNG systemen in totaal kunnen leveren, 1 voor Volvo en 2 voor Ebag/vd Wiel”.
1.11. Bij e-mail van 28 april 2011 heeft E-Mission aan Prins ([betrokkene1]) een overzicht verschaft van de bij haar per december 2010 openstaande zeventien offertes betreffende CNG-systemen (aangeduid als “overzicht offertes dual-fuel injectie-systeem”). In die e-mail heeft E-Mission geschreven:
“Je hebt van ons destijds een lijst gehad met ongeveer 15 CNG offertes.
Daarvan hebben we inmiddels 2 stuks gehad.
Nu krijg ik van [betrokkene5] de rechtbank) terug dat we nog 3 CNG systemen geleverd krijgen en dat we dan aan het maximum aantal systemen zitten!
Waarop is dit gebaseerd?
Het is volgens afspraak wat wij doen en ook in het belang van Prins dat we deze systemen op een normale manier uit kunnen leveren en op kunnen bouwen bij [betrokkene6]”.
1.12. Op 30 april 2011 heeft Prins ([betrokkene1]) daarop als volgt gereageerd:
“Ik ben momenteel niet in Nederland en zal Jasper vragen om even de lijst van toen boven water te halen.
We komen hier zo snel mogelijk op terug. Neemt niet weg dat het lastig is maar kan ook afspraken niet met voeten treden”.
1.13. Bij e-mail van 12 mei 2011 heeft E-Mission eenzelfde verzoek aan Prins gedaan als hiervoor onder 1.11 bedoeld, wederom onder overlegging van een overzicht van de op dat moment openstaande achttien offertes.
1.14. Bij e-mail van 23 mei 2011 heeft E-Mission aan Prins geschreven:
“Met betrekking tot de 5 CNG installaties nog het volgende:
Afgelopen week hebben we contact gehad met Pon. Na enig overleg heeft men wel begrepen hoe e.e.a. in elkaar zit en welke belangen er in dit verhaal spelen. Men is/was op de hoogte van de ‘lijst’.
We begrijpen als geen ander dat dit een gevoelige zaak is maar bij Pon is men wel bereid om mee te werken aan de oplossing en dus het verstrekken van de 5 CNG systemen. Dit moet wel via de officiele kanalen gaan. En dus mijn vraag aan jouw om (zsm) een mail met het verzoek aan Pon te maken”
1.15. Bij e-mail van 24 mei 2011 heeft Prins daarop als volgt gereageerd:
[betrokkene7] kan niet meewerken aan de levering van deze 5 systemen.
Gezien de investeringen die gemaakt zijn is het absolute noodzaak om alle verkopen in dat jaar via PON te laten verlopen.
(Dit kan ik onderschrijven en zelfs dan moet er nog heel veel geld van PON bij)
Helaas kan ik je niet beter berichten”.
1.16. In juni 2011 hebben met het oog op de samenwerkingsovereenkomst tussen Prins en PON Holding besprekingen plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van E-Mission en MAN (op 9 juni) en tussen E-Mission en Prins (14 juni).
1.17. Bij brief van 24 juni 2011 heeft de advocaat van E-Mission aan Prins geschreven, voor zover van belang:
“Ondanks dat aan cliënte exclusiviteit is verleend, heeft zij geconstateerd dat Prins medio augustus 2010 een overeenkomst heeft gesloten met MAN truck en bus B.V. (…). Bij het sluiten van de overeenkomst met MAN blijkt Prins aan MAN exclusiviteit te hebben verleend ter zake van de levering van CNG-systemen.
Prins heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met MAN geen goedkeuring gevraagd aan cliënte zoals op grond van artikel 3 lid 2 van de overeenkomst met cliënte is voorgeschreven. Met andere woorden, Prins heeft deze afspraak geschonden. In onderling overleg hebben cliënte en Prins eind 2010 overeenstemming bereikt ten aanzien van deze schending en is cliënte onder de navolgende voorwaarden akkoord gegaan met de levering aan MAN van CNG-systemen (…)
Cliënte heeft echter moeten constateren dat Prins haar afspraken met cliënte niet is nagekomen (…). Kortom, Prins heeft niet alleen de overeenkomst van 6 november 2009 geschonden, maar ook de nadere afspraken met cliënte (…).
(…)
Als gevolg van de schending van de afspraken door Prins lijdt cliënte thans en in de toekomst een totale schade welke voorlopig wordt begroot op € 372.250,--, waarvoor ik Prins hierbij aansprakelijk stel (…)”.
1.18. Bij brief van diezelfde datum heeft de advocaat Van E-Mission MAN NL aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade wegens het door MAN NL profiteren van de wanprestatie van Prins.
1.19. Bij brief van 5 september 2011 aan Prins heeft E-Mission haar eerdere aansprakelijkheidsstelling gehandhaafd.
1.20. Eind 2011 heeft Prins in totaal nog vier CNG-systemen aan Allround LPG geleverd voor inbouw in trucks die op dat moment bij Allround LPG stonden te wachten op inbouw.
Het geschil
in conventie en in reconventie
2. E-Mission heeft gevorderd voor recht te verklaren dat Prins is tekort geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens E-Mission als gevolg waarvan Prins jegens E-Mission aansprakelijk is (naar de rechtbank begrijpt is dit deel van het petitum weggevallen) en haar te veroordelen tot vergoeding van de als gevolg daarvan door E-Mission geleden schade, nader op te maken bij staat, althans vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadebedrag en met veroordeling van Prins in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
E-Mission heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.
In strijd met artikel 3 lid 2 van de overeenkomst is Prins in augustus 2010 met MAN NL (hierna MAN te noemen) een samenwerking aangegaan voor de levering van CNG-systemen zonder daarvoor toestemming te vragen aan E-Mission. E-Mission is uiteindelijk akkoord gegaan met de levering van CNG-systemen aan MAN, echter onder de navolgende voorwaarden:
1. Prins zou ter zake van de op dat moment uitstaande offertes, omstreeks 25 CNG-systemen aan E-Mission leveren;
2. De samenwerking met MAN zou slechts 6 maanden duren;
3. E-Mission zou van Prins een commissie van € 500,- ontvangen voor ieder CNG-systeem dat in opdracht van MAN zou worden ingebouwd in een MAN truck.
Ook deze afspraken zijn door Prins geschonden.
Aangezien E-Mission geen CNG-systemen kan leveren aan haar klanten (doordat Prins exclusiviteit heeft geboden aan MAN) kan zij haar investeringen niet terugverdienen en lijdt zij schade.
3. Prins heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken. Zij heeft van haar kant in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat de distributie- en inbouwovereenkomst tussen partijen van 6 november 2009 is ontbonden.
4. E-Mission heeft de vordering van Prins in reconventie gemotiveerd weersproken.
5. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
in conventie
6. Of Prins, door in augustus 2010 of januari 2011 een samenwerking aan te gaan met MAN (PON), heeft gehandeld in strijd met artikel 3 lid 2 van de overeenkomst - over de uitleg van welk artikellid partijen van mening verschillen - kan in het midden blijven, nu vast staat dat partijen daarover nadere afspraken hebben gemaakt, in die zin, dat E-Mission akkoord ging met de levering van CNG-systemen door Prins aan MAN, onder de drie hiervoor onder 2 (ook in de dagvaarding) genoemde voorwaarden. [betrokkene1], statutair directeur van Prins, heeft daarover tijdens de comparitie verklaard:
“Tijdens de bespreking op 7 december 2010 vond ik nog steeds dat MAN wel is aan te merken als een A-OEM klant. Ik vond dus dat wij gewoon rechtstreeks konden leveren aan MAN (…). Omdat ik mij wel kon inleven in de positie van E-Mission zijn wij akkoord gegaan met die drie voorwaarden die in de dagvaarding zijn genoemd. We hebben alleen nooit gezegd dat de samenwerking met MAN slechts voor een half jaar was aangegaan. Het was vanaf het begin duidelijk dat dit een jaar zou zijn.”
7. De vraag is vervolgens of Prins al dan niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit deze nadere overeenkomst. Volgens E-Mission is dat het geval. Prins heeft het betwist.
8. De partijen twisten er allereerst over of de voorwaarde was dat de samenwerking met MAN zes maanden zou duren, zoals E-Mission stelt, of twaalf maanden, zoals Prins stelt. In een e-mail van Prins aan E-Mission d.d. 12 februari 2011 heeft Prins, kennelijk als reactie op het schriftelijk verslag van E-Mission van de bespreking op 7 december 2010, geschreven dat “MAN (..) niet 6 maanden (is) maar 12 maanden”. In de maanden daarna, waarin tussen de partijen veelvuldig is gecorrespondeerd, heeft E-Mission daarop niets afgedaan. Onder die omstandigheden moet worden aangenomen dat - als in december 2010 al zou zijn afgesproken dat de samenwerking tussen Prins en MAN zes maanden zou duren, Prins er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat als voorwaarde (nader) gold dat de samenwerking tussen Prins en MAN twaalf maanden zou mogen duren. Op dit onderdeel is Prins dan ook niet tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de nadere overeenkomst.
9. Dat tussen partijen als voorwaarde was afgesproken dat E-Mission van Prins een commissie van € 500,- zou ontvangen voor ieder CNG-systeem dat in opdracht van MAN zou worden ingebouwd in een MAN truck, heeft Prins niet weersproken. Prins heeft ook onlangs nog de commissie aan E-Mission betaald ten aanzien van 55 aan MAN geleverde CNG-systemen (€ 27.000,-). Volgens E-Mission zou het in totaal gaan om 250 ingebouwde systemen en zou de totale schade op dat onderdeel uitkomen op € 125.000,--. Prins heeft dat betwist. Zij heeft aangevoerd dat het door E-Mission genoemde aantal een prognose betrof, maar dat de verkopen van MAN lager zijn uitgevallen, mede omdat de (2e) emissie test bij TNO niet is goedgekeurd door de RDW.
10. Vooropgesteld wordt dat het hier, gelet op de stellingen van partijen op dit onderdeel, niet gaat om schadevergoeding, maar om nakoming van (een deel van) de nadere overeenkomst, te weten betaling door Prins aan E-Mission van de overeengekomen commissie. De rechtbank zal de vordering van E-Mission op dit punt aldus begrijpen. Een verwijzing naar de schadestaatprocedure is dan niet aan de orde. Geen van de partijen heeft de rechtbank inzicht gegeven in het aantal CNG-systemen dat gedurende de periode dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Prins en MAN liep, in opdracht van MAN is ingebouwd in MAN trucks. Partijen zullen dat alsnog mogen doen, zoveel mogelijk aan de hand van schriftelijke bescheiden, E-Mission als eerste.
11. Resteert de vraag of Prins met het oog op bij E-Mission in december 2010 uitstaande offertes, 25 CNG-systemen aan E-Mission had moeten leveren. Dat dat is afgesproken staat tussen partijen vast. Vast staat ook dat Prins, nadat E-Mission bij e-mails aan Prins van 28 april 2011, 12 mei 2011 en 23 mei 2011 (zie hiervoor onder 1.11, 1.13 en 1.14) om levering van CNG-systemen had gevraagd, heeft geweigerd die systemen aan E-Mission te leveren. Volgens Prins had zij wel willen leveren, maar kon zij dat niet doen, omdat, zo heeft [betrokkene1] tijdens de comparitie verklaard, het tot september 2010 door de RDW/VROM gevoerde gedoogbeleid is omgezet in een certificeerbeleid en dat dat “keiharde certificeerbeleid” vanaf begin 2011 geldt. Verder heeft [betrokkene1] daarover verklaard:
“RDW was bereid om toestemming te geven voor het inbouwen van 20 à 25 systemen indien opdracht was gegeven aan TNO voor het verrichten van de testen en er één derde was aanbetaald. De reden dat wij medio 2011 niet hebben geleverd aan E-Mission had te maken met deze RDW-problematiek, maar ook met problemen met de tanks waardoor wij niet op tijd konden leveren (…). Wij hebben telkens tegen E-Mission gezegd dat we weer zouden gaan leveren als zij zouden toezeggen om de emissietesten te gaan doen. De offertes van TNO liggen er maar E-Mission heeft nooit opdracht gegeven”.
Dat Prins niet aan E-Mission heeft willen/kunnen leveren vanwege de RDW-problematiek is onaannemelijk. Uit de door Prins als productie 12 overgelegde correspondentie daarover tussen E-Mission (Leenstra) en Ten Broeke (Prins) in de periode januari/maart 2011 blijkt wel van een aanscherping van de regels door RDW, maar uit die correspondentie blijkt ook dat toen nog onzeker was hoe deze wijziging van het beleid in de praktijk zou uitwerken. Bovendien valt in de door E-Mission als producties 7 t/m 12 overgelegde correspondentie tussen E-Mission (Van den Hurk en Leenstra) en Prins ([betrokkene1] en Smit) gedurende de periode van eind april tot eind mei 2011, zoals die hiervoor onder 1.10 t/m 1.15 is weergegeven, niet te lezen dat de RDW-problematiek de reden was voor het niet-leveren van CNG-systemen. Integendeel, daaruit valt veeleer op te maken dat Prins niet aan E-Mission wilde leveren omdat dat vanwege de samenwerkingsovereenkomst met MAN (PON) niet mocht of kon. Dat volgt met name uit de e-mail van 24 mei 2011 van Prins aan E-Mission, zoals die hiervoor onder 1.15 is geciteerd. Dat Prins niet aan E-Mission kon of wilde leveren vanwege de samenwerking met MAN (PON) is evenwel een omstandigheid die voor risico van Prins komt. Aangenomen moet dan ook worden dat Prins jegens E-Mission toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de nadere overeenkomst door deze voorwaarde niet na te komen.
12. De schade die E-Mission als gevolg hiervan heeft geleden heeft zij berekend op € 82.500,--, te weten 25 maal de misgelopen winstmarge ad € 3.300,-- per CNG-systeem.
Prins heeft evenwel betwist dat het zou gaan om zoveel (serieuze) offertes en dat E-Mission op basis daarvan zoveel CNG-systemen had kunnen verkopen.
Gelet daarop zal de rechtbank E-Mission de gelegenheid geven haar schade op dit onderdeel nader te concretiseren, bijvoorbeeld, maar niet daartoe beperkt, door het overleggen van de offertes en de correspondentie daarover met potentiële afnemers. Prins mag daarop vervolgens reageren. Daarbij wordt overwogen dat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure, zoals door E-Mission is gevorderd, geen aanleiding bestaat omdat de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in staat is de schade op dit onderdeel in deze procedure te begroten.
13. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
In reconventie
14. Prins heeft tijdens de comparitie haar vorderingen ingetrokken, zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist. De overeenkomst is per datum van de comparitie, 12 juni 2012, beëindigd. De partijen zijn het ook eens geworden over de kosten, in die zin, dat deze tussen hen zullen worden gecompenseerd.
De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rolzitting van 5 september 2012 voor akte aan de zijde van E-Mission over hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 10 en 12 is overwogen,
houdt iedere verdere beslissing aan,
verstaat dat de vorderingen in reconventie zijn ingetrokken,
compenseert de kosten van de procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.