Parketnummer : 05/986002-11
Data zittingen : 21 april 2011 en 16 augustus 2012
Datum uitspraak : 30 augustus 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans - uit anderen hoofde - gedetineerd in P.I. Z-O, Evertsoord Ter Peel, GEV, te Evertsoord.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
[bedrijfsnaam 1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente(n) Utrecht en/of Nijmegen en/of Beuningen en/of Wijchen en/of Houten en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijfsnaam 1] B.V. bij vonnis van de rechtbank te Utrecht gedateerd [datum], in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
a) een of meer goederen, te weten de navolgende auto's:
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 1]) en/of
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 2]) en/of
- een Opel Movano (kenteken [kenteken 3]) en/of
- een Opel Vivaro (kenteken [kenteken 4])
althans een of meer auto's aan de boedel heeft en/of had onttrokken, en/of
b) een of meer baten niet heeft en/of had verantwoord en/of een of meer goederen, te weten geldbedragen, aan de boedel heeft en/of had onttrokken, immers heeft hij een of meer debiteuren van [bedrijfsnaam 1] B.V. doen betalen van een of meer geldvorderingen aan en/of op een bankrekening van [bedrijfsnaam 2] CV, althans aan een ander dan aan [bedrijfsnaam 1] B.V., en/of
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer ander(en), tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
Feit 2:
zij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente(n) Utrecht en/of Nijmegen en/of Beuningen en/of Wijchen en/of
Houten en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V., althans van een rechtspersoon, welke bij vonnis van de rechtbank te Utrecht gedateerd [datum] in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van [bedrijfsnaam 1] B.V., niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat/die artikel(en) bedoeld, immers heeft verdachte geen administratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. bijgehouden en/of aan de curator overgelegd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 16 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte was op de eerdere zitting van 21 april 2011 wel verschenen, maar is op 16 augustus 2012 niet verschenen. Zij heeft op 13 augustus 2012 afstand gedaan van haar aanwezigheidsrecht.
De officier van justitie, mr. J.W. Bollen, heeft geëist dat verdachte ter zake van tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren werkstraf subsidiair te vervangen door 50 dagen hechtenis.
3. De beslissing inzake het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode feitelijk leiding heeft gegeven aan het onttrekken van de Opel Movano en de Opel Vivaro aan de boedel door [bedrijfsnaam 1] B.V.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het onttrekken van geldbedragen aan de boedel en aan het onttrekken aan de boedel van de Opel Agila's. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat verdachte enige weet had dat deze gedragingen plaatsvonden en ook niet dat zij de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Ten aanzien van deze gedragingen zal verdachte als feitelijk leidinggever worden vrijgesproken. Het tezamen en in vereniging feitelijk leidinggeven kan eveneens niet wettig en overtuigend worden bewezen nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende volgt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de feitelijk leidinggevers van [bedrijfsnaam 1].
De rechtbank is verder van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V. niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek nu zij geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden en ook geen administratie heeft overlegd aan de curator op nadat [bedrijfsnaam 1] B.V. in staat van faillissement was gesteld.
De rechtbank merkt op dat in de tenlastelegging een Opel Movano is opgenomen met kenteken [kenteken 3]. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt echter dat het kenteken van deze auto moet zijn [kenteken 5]. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een kennelijke verschrijving en leest de tenlastelegging op dit onderdeel verbeterd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Feit 1:
[bedrijfsnaam 1] B.V. op tijdstippen in de periode van 17 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeenten Utrecht en Nijmegen en Houten en (elders) in Nederland,
terwijl [bedrijfsnaam 1] B.V. bij vonnis van de rechtbank te Utrecht gedateerd [datum], in staat van faillissement is verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
a) een of meer goederen, te weten de navolgende auto's:
- een Opel Movano (kenteken [kenteken 5]) en
- een Opel Vivaro (kenteken [kenteken 4])
aan de boedel heeft onttrokken,
zulks terwijl zij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen;
Feit 2:
zij op tijdstippen in de periode van 18 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeenten Utrecht en Nijmegen en Beuningen en (elders) in Nederland, als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V., welke bij vonnis van de rechtbank te Utrecht gedateerd [datum] in staat van faillissement is verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijfsnaam 1] B.V., niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken en bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, immers heeft verdachte geen administratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. bijgehouden en aan de curator overgelegd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, telkens:
Bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2, telkens:
Medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldoen aan het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers als bedoeld in artikel 10 eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 april 2012; en
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, adviesunit Arnhem-Nijmegen, d.d. 20 april 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan bedrieglijke bankbreuk. In het zicht van het faillissement heeft zij als stroman een vennootschap op haar naam gezet. In de periode rondom het faillissement zijn twee voertuigen aan de boedel onttrokken, is geen zorg gedragen dat een gedegen administratie van de vennootschap werd gevoerd en heeft verdachte, als bestuurder, niet voldaan aan haar verplichting ervoor zorg te dragen dat de curator kon beschikken over een administratie. Dit heeft ervoor gezorgd dat de crediteuren van de vennootschap en de Nederlandse Staat zijn benadeeld.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat zij zich bewust als stroman naar voren heeft geschoven waardoor de schuldeisers na faillissement tekortgedaan konden worden. Tevens blijkt uit haar strafrechtelijke documentatie dat verdachte zich veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten. De rechtbank is ook van oordeel dat uit de op te leggen straf een generaal, afschrikwekkend signaal moet uitgaan, zoals door de officier van justitie is gerekwireerd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank ermee rekening dat de rol die verdachte had in het feitencomplex, kleiner was dan die van haar medeverdachten. De rechtbank houdt tevens rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr, alsmede met een overschrijding van de redelijke termijn. Deze termijn is aangevangen op 27 augustus 2009 (verhoor van verdachte). Sindsdien tot aan de dag van de uitspraak is ongeveer drie jaar verstreken. De strafzaak is voor de eerste maal in april 2011 ter terechtzitting behandeld. Dat de behandeling pas in augustus 2012 is voortgezet ligt geheel buiten schuld van verdachte. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de redelijke termijn dusdanig is geschonden dat hiermee rekening gehouden dient te worden in de strafmaat.
Alles overwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 80 uur passend en geboden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51, 57, 63, 341 en 343 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
het verrichten van een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 40 (veertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2012.