ECLI:NL:RBARN:2012:BX6314

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/986003-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrieglijke bankbreuk en valsheid in geschrift door feitelijk leidinggeven aan onrechtmatige gedragingen van een rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 30 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedrieglijke bankbreuk en valsheid in geschrift. De verdachte, die als directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] B.V. fungeerde, heeft zijn bedrijf verkocht voor een symbolisch bedrag van € 1,- terwijl hij wist dat het bedrijf in financiële problemen verkeerde en faillissement dreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen van de rechtspersoon, door activa van het bedrijf, waaronder voertuigen en vorderingen op debiteuren, aan de boedel te onttrekken. Dit gebeurde door de verkoop van het bedrijf aan een stroman, terwijl de verdachte zich bleef bemoeien met de bedrijfsvoering en vorderingen op debiteuren op naam van een andere vennootschap incasseerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de crediteuren benadeeld zouden worden. De curator heeft nooit de volledige administratie van [bedrijfsnaam 1] ontvangen, ondanks herhaalde verzoeken. De verdachte heeft ook een pandlijst valselijk opgemaakt, terwijl hij op dat moment niet meer bevoegd was om deze te ondertekenen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, alsook tot het verrichten van 240 uur werkstraf. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/986003-11
Data zittingen : 21 april 2011 en 16 augustus 2012
Datum uitspraak : 30 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. A.J.M. Mohrmann, advocaat te Bussum.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Feit 1:
A)
[bedrijfsnaam 1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente(n) Utrecht en/of Nijmegen en/of Beuningen en/of Wijchen en/of Houten en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijfsnaam 1] B.V. bij vonnis van de rechtbank te Utrecht gedateerd [datum], in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeiser(s),
a) een of meer goederen, te weten de navolgende auto's:
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 1]) en/of
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 2]) en/of
- een Opel Movano (kenteken [kenteken 3]) en/of
- een Opel Vivaro (kenteken [kenteken 4])
althans een of meer auto's aan de boedel heeft en/of had onttrokken, en/of
b) een of meer baten niet heeft en/of had verantwoord en/of een of meer goederen, te weten geldbedragen, aan de boedel heeft en/of had onttrokken, immers heeft hij een of meer debiteuren van [bedrijfsnaam 1] B.V. doen betalen van een of meer geldvorderingen aan en/of op een bankrekening van [bedrijfsnaam 2] CV, althans aan een ander dan aan [bedrijfsnaam 1] B.V., en/of
c) niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, immers heeft verdachte geen administratie van [bedrijfsnaam 1] B.V. bijgehouden en/of aan de curator overgelegd
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer ander(en), tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
en/of
B)
[bedrijfsnaam 1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeente(n) Utrecht en/of Nijmegen en.of Beuningen en/of Wijchen en/of Houten en/of (elders) in Nederland, tezamen en in verenigiging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk zijn eigen goed, of ten behoeve aan wie het toebehoort, een hem niet toebehorend goed onttrekt aan een pandrecht te weten een of meer goederen, te weten de navolgende auto's waarop een pandrecht was gevestigd ten behoeve van GMAC en/of General Motors Acceptance Corporation Nederland N.V.:
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 1]) en/of
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 2]) en/of
- een Opel Movano (kenteken [kenteken 3]) en/of
- een Opel Vivaro (kenteken [kenteken 4]), en/of
een of meer ander(e) voertuig(en),
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer ander(en), tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
Feit 2:
hij op of omstreeks 10 oktober 2006 in de gemeente IJsselstein en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, een pandlijst en/of een vervolgpandakte, gedagtekend 10 oktober 2006, -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk
heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat:
- verdachte niet bevoegd was tot het ondertekenen van die pandlijst en/of die vervolgpandakte en/of
- op de bij die pandlijst en/of die vervolgpandakte behorende bijlage(n) een of meer debiteur(en)vordering(en) is/zijn opgenomen die in werkelijkheid geen debiteur(en)vordering(en) meer was/waren;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 16 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.J.M. Mohrmann, advocaat te Bussum.
De officier van justitie, mr. J.W. Bollen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Kennelijke verschrijving?
In de tenlastelegging is de Opel Agila met kenteken [kenteken 1] opgenomen. Ten aanzien van de geldlening ten bedrage van € 5976,09 van General Motors Acceptance Corporation Nederland B.V. (hierna: GMAC) aan [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1]), was een pandrecht gevestigd ten behoeve van GMAC op deze Opel Agila. In deze overeenkomst staat echter het kenteken [kenteken 5] genoteerd. Uit de voertuiggegevens van de RDW volgt dat de betreffende auto geregistreerd staat met kenteken [kenteken 1]. Het kenteken [kenteken 5] behoort volgens de registratie van de RDW bij een Fiat Punto. De rechtbank gaat daarom bij de beoordeling uit van het kenteken [kenteken 1] en is van oordeel dat het kenteken genoemd in de overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 1] en GMAC een kennelijke verschrijving bevat.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In juli 2005 heeft verdachte de aandelen van [bedrijfsnaam 3] B.V. overgenomen en de naam statutair gewijzigd in [bedrijfsnaam 1] B.V. Tot 17 augustus 2006 was hij enig directeur en aandeelhouder van deze rechtspersoon. De rechtspersoon was gevestigd te Utrecht.2 Verdachte wist vanaf eind maart 2006 dat het financieel slecht ging met [bedrijfsnaam 1] en de toekomst van het bedrijf onzeker was.3 Via een advertentie op marktplaats.nl is hij in contact gekomen met een [naam 1].4 Op 17 augustus 2006 heeft verdachte [bedrijfsnaam 1] middels een aandelentransactie voor € 1 verkocht aan [naam 2] (hierna: [naam 2]).5 Vervolgens is [naam 3] (hierna: [naam 3]) op 18 augustus 2006 ingeschreven als directeur.6 Op 21 september 2006 heeft [naam 3] zich laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel.7 Vanaf de datum van verkoop was [bedrijfsnaam 1] gevestigd te Utrecht, Houten, Nijmegen en Ewijk.8
[bedrijfsnaam 1] leasede onder andere de Opel Agila met kenteken [kenteken 1]9, de Opel Agila met kenteken [kenteken 2]10, de Opel Vivaro met kenteken [kenteken 4]11 en de Opel Movano met kenteken [kenteken 3]12 van GMAC. Op deze auto's was een pandrecht gevestigd ten behoeve van GMAC. Verdachte heeft bij de overdracht de Opel Agila's met de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2], zonder toestemming van GMAC, voor privégebruik gehouden en later verkocht13 De Opel Vivaro en de Opel Movano zijn bij de verkoop van [bedrijfsnaam 1] wel overdragen.14 Tot 5 januari 2007 hebben ze op naam van [bedrijfsnaam 1] gestaan. Daarna stonden beiden auto's als gestolen geregistreerd.15
[bedrijfsnaam 1] had een overeenkomst afgesloten met de Rabobank ten aanzien van de verpanding van openstaande debiteuren, inventaris en leningen.16 Verdachte heeft op de vervolgpandakte /pandlijst d.d. 10 november 2006 te IJsselstein openstaande debiteuren van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] vermeld die reeds voor deze datum waren geïncasseerd door [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 2].17
Op 7 september 2006 wordt [bedrijfsnaam 2] CV (hierna: [bedrijfsnaam 2]) opgericht. Beherend vennoot is [bedrijfsnaam 4] Ltd waarva[naam 4] directeur is sinds 19 september 2006.18 Verdachte heeft feitelijk de leiding over deze Ltd.19 Het was de bedoeling om met [bedrijfsnaam 2] een doorstart te maken van het inmiddels verkochte [bedrijfsnaam 1]20. De betalingen door debiteuren van [bedrijfsnaam 1] zijn op verzoek van verdachte, op rekening en naam van [bedrijfsnaam 2], verricht.21
[bedrijfsnaam 1] B.V. is op [datum] in staat van faillissement gesteld door de rechtbank.22
De curator heeft nooit de administratie ontvangen van [bedrijfsnaam 1] ondanks meerdere verzoeken.23 [naam 2] was onvindbaar en heeft aldus geen medewerking verleend in het faillissement.24 en [naam 3] heeft verklaard niets te weten van een administratie.25
Op 19 juni 2008 is door curator een lijst gemaakt van de voorlopig erkende crediteuren van [bedrijfsnaam 1]. Op 12 augustus 2008 is [bedrijfsnaam 1] ontbonden door opheffing faillissement wegens de toestand van de boedel.26
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt als feitelijk leidinggever aan het tenlastegelegde feit 1 onder A. Daartoe heeft het volgende aangevoerd. Verdachte heeft het bedrijf, waarvan hij wist dat faillissement dreigde, verkocht voor € 1,-. Voor deze verkoop heeft hij € 2.500,- betaald aan de tussenpersoon die hij via een door haar geplaatste advertentie op marktplaats had leren kennen.
Door de aandelen onder deze voorwaarden te verkopen heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de crediteuren benadeeld zouden worden. Voorts heeft verdachte meegewerkt aan het verdwijnen van activa - de auto's - terwijl hij wist dat de restschulden in de boedel achtergebleven. Na de verkoop heeft verdachte zich beziggehouden met de bedrijfsvoering van het bedrijf door onder andere pandakten bij de Rabobank te ondertekenen terwijl hij daartoe niet bevoegd was. Hij was dus ook na de verkoop feitelijk leidinggever van deze rechtspersoon.
Medeverdachte [naam 2] en [naam 3] waren katvangers die tegen betaling de rechtspersoon op naam hebben gehad. Zowel verdachte, als [naam 2] en [naam 3] hebben nooit de administratie aan de curator overlegd. Voor zover verdachte het standpunt inneemt dat hij is geadviseerd door zijn bedrijfsadviseur, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van verontschuldigbare rechtsdwaling nu niet uit het dossier volgt dat verdachte enig onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid om verliezen van een bedrijf te verrekenen bij de Belastingdienst, terwijl zulks wettelijk niet mogelijk is. Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft de pandlijst ondertekend en ingediend terwijl hij daartoe niet meer bevoegd was. Nergens blijkt immers uit dat dit is afgesproken en mocht dit al zijn afgesproken dat is desalniettemin sprake van faillissementsfraude.
Met betrekking tot het tenlastegelegde feit 1, onder B heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit 1 onder A niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit. Cliënt heeft het bedrijf verkocht om zo een doorstart te kunnen maken met [bedrijfsnaam 2] en een faillissement voorkomen zou worden. De schuldeisers zouden betaald worden door de kopers van [bedrijfsnaam 1] B.V.
Ten aanzien van de auto's heeft de raadsman bepleit dat in onderling overleg de Opel Agila's uit de boedel zijn gehaald. Hij heeft met de auto's ook de pandrechten uit de boedel gehaald en alle kosten keurig betaald. Andere schuldeisers zijn niet gepasseerd, omdat de auto's ingeval van een faillissement buiten het faillissement zouden vallen, aangezien zij door GMAC separaat zouden worden uitgewonnen.
De andere twee auto's zijn meegegaan met de verkoop. Het kan zijn dat deze - later - zijn verduisterd danwel uit de boedel zijn onttrokken, maar daartoe heeft zijn cliënt geen opdracht gegeven danwel feitelijk leiding aan gegeven.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de debiteuren zijn overgenomen door [naam 4] op 17 augustus 2006 waardoor geen sprake is van onttrekking aan de boedel.
Tenslotte heeft de raadsman bepleit dat, voor de verkoop, [bedrijfsnaam 1] zijn administratie altijd prima op orde had. Dit zou blijken uit de jaarcijfers van 2005 en de betreffende correspondentie. De administratie en boekhouding is op verzoek van [naam 1] zo snel mogelijk overgedragen na de verkoop. Cliënt heeft de curator zoveel mogelijk geïnformeerd en overhandigd wat hij nog in zijn bezit had.
Ook het tenlastegelegde onder feit 1 onder B kan in de visie van de verdediging niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Gesteld wordt dat het pandrecht de meegeleverde bedrijfsauto's heeft gevolgd en dat er geen onttrekking aan het pandrecht heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts merkt de raadsman op dat verdachte de Rabobank niet wilde benadelen en via een doorstart de kredietfaciliteit van [bedrijfsnaam 1] op [bedrijfsnaam 2] laten overgaan.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 onder A en B
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte bij de verkoop van [bedrijfsnaam 1], de Opel Agila's niet heeft overgedragen en geldvorderingen van de debiteuren heeft geïnd via zijn nieuwe onderneming [bedrijfsnaam 2]. Na het faillissement heeft de curator nooit een volledige administratie ontvangen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [bedrijfsnaam 1] ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers goederen (auto's en geldbedragen) aan de boedel heeft onttrokken, baten niet heeft verantwoord en de administratie niet heeft bijgehouden en overgelegd aan de curator, alsmede of [bedrijfsnaam 1] goederen (auto's) heeft onttrokken aan het pandrecht. Voorts moet de rechtbank beoordelen of verdachte aan deze gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
Daderschap [bedrijfsnaam 1]
Op het moment van verkoop van [bedrijfsnaam 1] was verdachte enig aandeelhouder en directeur van dit bedrijf. Na de verkoop was [naam 2] ingeschreven als aandeelhouder en vanaf 18 augustus 2006 was [mnaam 3] ingeschreven als directrice Zij handelden - verdachte op het moment van verkoop en [naam 2] en [mnaam 3] na de verkoop - in deze hoedanigheden in de sfeer van de rechtspersoon en de beslissingen in die hoedanigheden waren de rechtspersoon dienstig. De rechtbank is daarom van oordeel dat de handelingen van verdachte, [naam 2] en [mnaam 3] als natuurlijke personen, in beginsel aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend..
Ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers?
Verdachte heeft [bedrijfsnaam 1] verkocht voor het bedrag van € 1,- aan een voor hem onbekend persoon. Hij moest voor deze verkoop € 2.500,- aan een tussenpersoon betalen. Op het moment van verkoop wist hij dat het slecht ging met zijn onderneming en faillissement dreigde. Verdachte heeft verklaard dat hij akkoord is gegaan met deze voorwaarden, omdat zijn contactpersoon [naam 1] de schulden zou kunnen verrekenen met de Belastingdienst. Tevens hoopte hij dat faillissement voorkomen kon worden en dat de schuldeisers/crediteuren van [bedrijfsnaam 1] door de koper zouden worden betaald.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat verdachte - op het moment dat hij [bedrijfsnaam 1] onder de geschetste voorwaarden verkocht - zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de crediteuren zouden worden benadeeld. Curator mr. [getuige] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat het voor hem een makkelijke manier was om van zijn onderneming af te komen.27 Verdachte heeft verklaard op de vraag waarom hij steeds zijn verantwoordelijkheden ontloopt vlak voor een aankomend faillissement dat hij al eens een faillissement had meegemaakt, waarin hij als een hond was behandeld en dat hij vanaf dat moment de verantwoordelijkheden is gaan ontlopen en uitwegen is gaan zoeken.28 Uit het dossier volgt voorts dat verdachte geen onderzoek heeft verricht naar de geloofwaardigheid van de mogelijkheid van een verrekening met de Belastingdienst door de koper of naar persoon aan wie hij zijn onderneming verkocht.
Deze gedragingen maken dat de rechtbank voorts van oordeel is dat [bedrijfsnaam 1] baten niet heeft verantwoord, auto's en geldbedragen aan de boedel heeft onttrokken en geen deugdelijke administratie heeft gevoerd en overlegd aan de curator. Zoals uit de vaststaande feiten volgt heeft verdachte de Opel Agila's, zonder toestemming van GMAC, onttrokken aan de boedel van [bedrijfsnaam 1]. Later heeft hij er een in bruikleen gegeven aan een kennis ([naam 5]) en heeft hij er een verkocht (ingeruild bij [naam 6])29. Door de twee Opel Agila's zonder overleg en/of toestemming van de pandhouder in bruikleen te geven aan een derde en/of te verkopen heeft verdachte deze auto's eveneens onttrokken aan het pandrecht. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt dan ook verworpen. De vorderingen van debiteuren zijn geïnd op naam en rekening van [bedrijfsnaam 2], terwijl deze vorderingen [bedrijfsnaam 1] toekwamen. Dat dit zou gebeuren was al beklonken op het moment van de verkoop van [bedrijfsnaam 1] door verdachte. De Opel Movano en de Opel Vivaro zijn, aldus verdachte, bij de verkoop van [bedrijfsnaam 1] overgedragen aan de nieuwe aandeelhouder en dus in bezit van [bedrijfsnaam 1] gebleven. De curator heeft deze auto's echter nooit aangetroffen. Ook deze auto's zijn naar het oordeel van de rechtbank onttrokken aan de boedel. Voor wat betreft de administratie van [bedrijfsnaam 1] geldt dat deze nooit werd overhandigd aan de curator.
Feitelijk leidinggeven
Op het moment van verkoop van [bedrijfsnaam 1] was verdachte directeur en enig aandeelhouder. Na de verkoop heeft hij geldvorderingen van debiteuren van [bedrijfsnaam 1], zoals afgesproken bij de verkoop, doen storten op naam en rekening van [bedrijfsnaam 2]. In deze hoedanigheden had hij feitelijke zeggenschap over de gedragingen (ten aanzien van de Opel Agila's en de geldvorderingen van de debiteuren van [bedrijfsnaam 1]) verricht door [bedrijfsnaam 1] en was hij uitstek bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van deze strafbare gedragingen. Hij wist dat de Opel Agila's en de geldbedragen uit de boedel van [bedrijfsnaam 1] werden onttrokken. Verdachte heeft daarmee als feitelijk leidinggever voorwaardelijk opzet gehad op de bedrieglijke bankbreuk ter verkorting van de crediteuren van [bedrijfsnaam 1].
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het niet voeren en/of overdragen van een deugdelijke administratie, alsmede het onttrekken van de Opel Movano en de Opel Vivaro aan de boedel en de twee Opel Agila's aan het pandrecht, waarbij [bedrijfsnaam 1] als dader kan worden aangemerkt. Nu de administratie niet werd overgelegd aan de curator kan niet worden vastgesteld of deze deugdelijk was. Verdachte heeft uitdrukkelijk gesteld dat hij wel een deugdelijke administratie heeft gevoerd en aan de koper ter beschikking heeft gesteld en van het tegendeel is niet gebleken. Dat deze niet werd overgedragen aan de curator kan verdachte niet worden aangerekend aangezien hij toen geen formele verantwoordelijkheid meer had in de rechtspersoon en niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking op dit punt met [naam 2] en/of [naam 3].
Van de Opel Movano en de Opel Vivaro staat vast dat deze werden onttrokken aan de boedel. Dit heeft echter plaats gevonden nadat [bedrijfsnaam 1] was verkocht en er blijkt onvoldoende uit het dossier dat verdachte zich ervan bewust was dat deze auto's aan de boedel werden onttrokken.. Van een nauwe en bewuste samenwerking op de onttrekking van deze voertuigen is de rechtbank ook niet gebleken. Voor wat betreft het onttrekken van de twee Opel Agila's aan het pandrecht (onderdeel B) geldt dat [verdachte] deze weliswaar heeft onttrokken aan het pandrecht, maar niet kan worden bewezen dat hij dat heeft gedaan als feitelijk leidinggever van een door [bedrijfsnaam 1] gepleegd feit. Het in bruikleen geven en verkopen van de auto's vond plaats nadat de rechtspersoon was verkocht zonder deze auto's als boedelbestanddeel. Deze waren bij [verdachte] in privé achtergebeleven. Deze heeft hij vervolgens als natuurlijk persoon in bruikleen gegeven en/of verkocht.De rechtbank neemt op dit punt geen daderschap van [bedrijfsnaam 1] aan, aangezien onvoldoende blijkt dat de genoemde gedragingen van verdachte reeds bekend waren ten tijde van de verkoop van [bedrijfsnaam 1] en voorts niet kan worden aangenomen dat deze latere handelingen in de sfeer van [bedrijfsnaam 1] hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte de pandakte d.d. 10 oktober 2006 heeft ondertekend en ingediend bij de Rabobank terwijl hij op dat moment geen aandeelhouder en directeur (meer) was van [bedrijfsnaam 1]. Tevens heeft hij op de pandakte een groot aantal debiteurenvorderingen opgenomen terwijl deze vorderingen al op naam en rekening van [bedrijfsnaam 1] of [bedrijfsnaam 2] waren geïnd door verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij had verzwegen bij de Rabobank dat hij [bedrijfsnaam 1] had verkocht, omdat hij onrust wilde voorkomen. Hij was voornemens een doorstart te maken met [bedrijfsnaam 2] en wilde eerst de zaken op orde hebben. Tevens hij heeft verklaard dat het kan zijn dat de pandlijst niet de meest recente stand van zaken weergaf..
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de pandlijst valselijk heeft opgemaakt. Op 10 oktober 2006 was verdachte niet meer bevoegd om de pandlijst te ondertekenen. Hij had [bedrijfsnaam 1] verkocht en was dus geen directeur en enig aandeelhouder meer. Tevens stonden op de pandlijst vorderingen van debiteuren van [bedrijfsnaam 1] vermeld die reeds waren geïnd door [bedrijfsnaam 1] of [bedrijfsnaam 2].30 Verdachte had minstens moeten nagaan of de vorderingen genoemd op de pandlijst juist waren. Nu hij dit heeft nagelaten, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de vorderingen op de pandlijst onjuist waren. De rechtbank is daarom van oordeel dat het tenlastegelegde feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Conclusies
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 onder A en 2 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Feit 1:
A)
[bedrijfsnaam 1] B.V. op meer tijdstippen in de periode van 17 augustus 2006 tot en met 12 augustus 2008, in de gemeenten Utrecht en Nijmegen en Houten en (elders) in Nederland,
terwijl [bedrijfsnaam 1] B.V. bij vonnis van de rechtbank te Utrecht gedateerd [datum], in staat van faillissement is verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
a) goederen, te weten de navolgende auto's:
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 1]) en
- een Opel Agila (kenteken [kenteken 2])
aan de boedel heeft onttrokken, en
b) baten niet heeft verantwoord en goederen, te weten geldbedragen, aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft hij debiteuren van [bedrijfsnaam 1] B.V. doen betalen van geldvorderingen aan en op een bankrekening van [bedrijfsnaam 2] CV, en
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen;
Feit 2:
hij op 10 oktober 2006 in de gemeente IJsselstein, een pandlijst en een vervolgpandakte, gedagtekend 10 oktober 2006, -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk
heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat:
- verdachte niet bevoegd was tot het ondertekenen van die pandlijst en die vervolgpandakte en/of
- op de bij die pandlijst en die vervolgpandakte behorende bijlagen debiteurenvorderingen zijn opgenomen die in werkelijkheid geen debiteurenvorderingen meer waren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 onder A, telkens:
Bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Valsheid in geschrift
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten 1 onder A en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair te vervangen door 120 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij de motivering van zijn eis rekening gehouden met de ernst van de feiten. Hij heeft betoogd dat bij de bestraffing van faillissementfraude een afschrikwekkende, generaal preventieve werking dient uit te gaan. In het voordeel van verdachte rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn blanco justitiële documentatie ten aanzien van dit soort feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn blanco justitiële documentatie en de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is zijn huis en vrouw kwijt geraakt door deze zaak en er is beslag gelegd op zijn inkomen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 april 2012; en
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, unit Amsterdam Noord Zuid- Gooi Vecht, d.d. 28 maart 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan een bedrieglijke bankbreuk. Als bestuurder van de vennootschap heeft hij in het zicht van het faillissement van die vennootschap, voertuigen en vorderingen op debiteuren aan de boedel onttrokken door deze over te dragen aan een andere vennootschap van zichzelf, ter benadeling van de schuldeisers van de vennootschap.
Daarna heeft hij zich van de bijna failliete vennootschap ontdaan door het te verkopen aan een stroman. Naar eigen zeggen heeft verdachte dit gedaan omdat hij snel van de bijna failliete vennootschap afwilde.
Na overdracht van de vennootschap is verdachte zich toch blijven bemoeien met de vennootschap om zodoende te kunnen blijven beschikken over de kredietfaciliteiten. Om die faciliteiten te vergroten, heeft verdachte een vervolgpandakte en pandlijst valselijk opgemaakt.
Hierdoor zijn de crediteuren van de vennootschap alsmede de Nederlandse Staat benadeeld en heeft verdachte het vertrouwen in kredietverlening en het vertrouwen dat men in de juistheid van geschriften moet kunnen hebben, geschonden.
Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook is de rechtbank van oordeel dat van de op te leggen straf een generaal, afschrikwekkend signaal moet uitgaan, zoals door de officier van justitie is gerekwireerd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr, alsmede met een overschrijding van de redelijke termijn. Deze termijn is aangevangen op 29 oktober 2009 (eerste verhoor van verdachte). Sindsdien tot aan de dag van de uitspraak is ruim tweeënhalf jaar verstreken. De strafzaak is voor de eerste maal in april 2011 ter terechtzitting behandeld. Dat de behandeling pas in augustus 2012 is voortgezet ligt geheel buiten schuld van verdachte. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de redelijke termijn dusdanig is geschonden dat hiermee rekening gehouden dient te worden in de strafmaat.
Alles overwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een maximale werkstraf passend en geboden. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, zal de rechtbank een proeftijd van drie jaar opleggen. Verdachte heeft immers aangegeven dat hij graag weer een eigen onderneming wil starten. De rechtbank is van oordeel dat een extra lange stok achter de deur noodzakelijk is om verdachte ervan te weerhouden dat hij door gemakzucht wederom soortgelijke feiten pleegt als zijn toekomstige onderneming in zwaar weer terecht komt.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57, 63, 225 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf geheel niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Alsmede:
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. R.M. Maanicus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2012.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Belastingdienst/FIOD-ECD, Midden Nederland, kantoor Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 43769, gesloten op 9 december 2009 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Het handelsregister Kamer van Koophandel [bedrijfsnaam 1] B.V. , opgenomen als D-012A, pagina 360.
3 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012 en het schriftelijke bescheid zijnde WB Accountants Jaarrapport 2005 - [bedrijfsnaam 1] B.V., opgenomen als bijlage D-026, pagina's 431 tot en met 446.
4 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
5 Het schriftelijke bescheid zijnde afschrift van een akte houdende aandelenoverdracht betreft [bedrijfsnaam 1] B.V. d.d. 16-08-2006, opgenomen als bijlage D-015, pagina's 394 tot en met 399 en het schriftelijke bescheid zijnde inschrijving Kamer van Koophandel Utrecht d.d. [datum] functionaris voor een rechtspersoon: [naam 2], opgenomen als bijlage D-016, pagina's 400 tot en met 402.
6 Het schriftelijke bescheid zijnde Opgaaf betreffende functionarissen [bedrijfsnaam 1] B.V. te Nijmegen: infunctietreding [naam 3] d.d. 18-08-2006, opgenomen als bijlage D-018, pagina's 411 en 412.
7 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 3], opgenomen als bijlage V1-02, pagina 92.
8 Het handelsregisterhistorie Kamer van Koophandel [bedrijfsnaam 1] B.V. , opgenomen als bijlage D-012B, pagina 361
9 Het schriftelijke bescheid zijnde overeenkomst van geldlening GMAC - [bedrijfsnaam 1] B.V., opgenomen als bijlage D-083, pagina 615 en het schriftelijke bescheid zijnde aanhangsel vestiging pandrecht Opel Agila [kenteken 5], opgenomen als bijlage D-083A, pagina 617.(Zie de opmerking over de kennelijke verschrijving bij een onderdeel van het kenteken)
10 Het schriftelijke bescheid zijnde overeenkomst van geldlening GMAC - [bedrijfsnaam 1] B.V., opgenomen als bijlage D-088, pagina 637 en het schriftelijke bescheid zijnde aanhangsel vestiging pandrecht Opel Agila [kenteken 2], opgenomen als bijlage D-088A, pagina 639.
11 Het schriftelijke bescheid zijnde overeenkomst van geldlening GMAC - [bedrijfsnaam 1] B.V., opgenomen als bijlage D-084, pagina 620 en het schriftelijke bescheid zijnde aanhangsel vestiging pandrecht Opel Vivaro [kenteken 4], opgenomen als bijlage D-084A, pagina 622.
12 Het schriftelijke bescheid zijnde overeenkomst van geldlening GMAC - [bedrijfsnaam 1] B.V., opgenomen als bijlage D-089, pagina 642 en het schriftelijke bescheid zijnde aanhangsel vestiging pandrecht Opel Movano [kenteken 3], opgenomen als bijlage D-089A, pagina 644.
13 De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
14 De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
15 Het schriftelijke bescheid zijnde uitdraai betalingsysteem RDW voertuiggegevens, opgenomen als bijlage D-081B, pagina 611 en het schriftelijke bescheid zijnde uitdraai betalingsysteem RDW voertuiggegevens, opgenomen als bijlage D-081C, pagina 612.
16 Het schriftelijke bescheid zijnde de Overeenkomst Verpanding tussen [bedrijfsnaam 1] B.V. en Rabobank [plaatsnaam] d.d. 28-09-2005, opgenomen als bijlage D-034, pagina's 461 en 462 en het schriftelijke bescheid zijnde de vervolgpandakte (pandlijst) d.d. 10 oktober 2006, opgenomen als bijlagen D-036 en D-036A, pagina's 468 tot en met 472;
17 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
18 Het schriftelijke bescheid zijnde Company Details Inz. [bedrijfsnaam 4] Ltd., opgenomen als bijlage D-073, pagina 567.
19 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
20 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
21 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012, het schriftelijke bescheid opgenomen als bijlage D-043 en het schriftelijke bescheid zijnde spreadsheet verpande facturen [bedrijfsnaam 1] geïncasseerd door [bedrijfsnaam 2] C.V. na 10-10-2006, opgenomen als bijlage D-109/E, pagina's 737 en 738.
22 Het schriftelijke bescheid zijnde het vonnis van de rechtbank Utrecht, d.d. [datum], opgenomen als bijlage D-003, pagina 294 en 295.
23 Het schriftelijke bescheid zijnde brief curator d.d. 7 november 2007 inzake aangifte vanwege faillissementsfraude, opgenomen als bijlage D-001, pagina's 285 en 286.
24 Het schriftelijke bescheid zijnde brief curator d.d. 7 november 2007 inzake aangifte vanwege faillissementsfraude, opgenomen als bijlage D-001, pagina's 285.
25 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 3], opgenomen als bijlage V01-02, pagina's 94 en 95.
26 Het schriftelijke bescheid zijnde uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel [bedrijfsnaam 1] B.V., opgenomen als bijlage D-012, pagina 360.
27 Het proces-verbaal van verhoor van getuige mr. [getuige], G1-01, p. 232.
28 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, V3-01, p.149.
29 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
30 Het schriftelijke bescheid zijnde, opgenomen als bijlage D-043.