ECLI:NL:RBARN:2012:BX6165

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
225929
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na opzegging lening door Deutsche Bank Nederland N.V.

In deze zaak vorderde Deutsche Bank Nederland N.V. betaling van een bedrag van € 3.694.919,82 van [ged.conv./eis.reconv.], na de opzegging van een lening. De rechtbank Arnhem oordeelde dat Deutsche Bank niet in strijd had gehandeld met de overeenkomst van juli 2009. De rechtbank stelde vast dat Deutsche Bank de kredietfaciliteit in rekening-courant had beëindigd omdat [ged.conv./eis.reconv.] tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De vordering van Deutsche Bank werd toegewezen, waarbij de rechtbank de hoogte van de vordering en de verschuldigde rente en kosten vaststelde. In reconventie vorderde [ged.conv./eis.reconv.] onder andere een verklaring voor recht dat Deutsche Bank haar zorgplicht had geschonden, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Deutsche Bank voldoende uitleg had gegeven over de juridische splitsing van ABN AMRO Bank en dat [ged.conv./eis.reconv.] niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de gevolgen van deze splitsing. De rechtbank veroordeelde [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, die aan de zijde van Deutsche Bank werden begroot op € 10.136,91. Het vonnis werd uitgesproken op 8 augustus 2012.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 225929 / HA ZA 12-90
Vonnis van 8 augustus 2012
in de zaak van
naamloze vennootschap
DEUTSCHE BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.W. van Rijswijk te Amsterdam,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.]
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.G.W.G. van den Bosch te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Deutsche Bank en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 mei 2012
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Blijkens een daarvan opgemaakte, door [ged.conv./eis.reconv.] op 8 juli 2009 ondertekende akte heeft ABN AMRO Bank een krediet-faciliteit verstrekt aan [ged.conv./eis.reconv.]. De in deze akte vastgelegde overeenkomst duidt de rechtbank hierna aan als de overeenkomst van juli 2009.
2.2. ABN AMRO-Bank had [ged.conv./eis.reconv.] op 2 juni 2009 een kredietregeling aangeboden ter vervanging van een eerdere. De aangeboden kredietfaciliteit bestond uit een rekening-courantkrediet en vier EURIBOR-leningen. Het ging om een verhoging van het rekening-courantkrediet van € 700.000,00 tot € 1.400.000,00; de EURIBOR-leningen bleven ongewijzigd. Voor de kredietfaciliteit in totaal betekende dit een verhoging met ruim 20 procent. Overeenkomstig dit aanbod is de overeenkomst van juli 2009 tot stand gekomen.
2.3. In de overeenkomst van juli 2009 kwamen [ged.conv./eis.reconv.] en ABN AMRO Bank overeen dat het rekening-courantkrediet van € 1.400.000,00 uiterlijk op 1 januari 2010 tot € 0,00 verlaagd zou worden.
2.4. De tekst van de overeenkomst van juli 2009 luidt voorts onder meer als volgt.
Alle betrekkingen tussen de Kredietnemer [[ged.conv./eis.reconv.]] en ABN AMRO zijn onderworpen aan de Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V. Voorts zijn op de onderhavige kredietverhouding van toepassing de bij deze Kredietovereenkomst gevoegde Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO (voor particulieren) van januari 1999. Door ondertekening van deze Kredietovereenkomst verklaart de Kredietnemer een exemplaar van de Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V. en de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO (voor particulieren) te hebben ontvangen en daarmee volledig bekend te zijn.
2.5. Deutsche Bank schrijft op 28 april 2011 aan [ged.conv./eis.reconv.] onder meer:
De stand van de rekening courant bedraagt op dit moment EUR 1.378.443 (debet). De limiet van uw rekening courant van EUR 1.375.000,= (zoals vastgelegd in de kredietovereenkomst van 08 juli 2009) is inmiddels in zijn geheel komen te vervallen. U heeft de rekening courant faciliteit nog niet afgelost en bent daarmee in default/verzuim. Wij zijn al sinds april 2010 met elkaar in gesprek om een nieuwe regeling met u te treffen (…). U bent inmiddels al geruime tijd bezig met een herfinanciering van uw krediet bij Deutsche Bank Nederland N.V. (DB) bij een andere financiële instelling (…).
2.6. In deze brief deelt Deutsche Bank mee dat zij bereid is intern na te gaan of [ged.conv./eis.reconv.] nog enige tijd gegeven kan worden om de herfinanciering te regelen, maar dat er dan wel afspraken tussen haar en [ged.conv./eis.reconv.] vastgelegd moeten worden.
2.7. In maart 2011 heeft Deutsche Bank [ged.conv./eis.reconv.] een regeling voorgesteld en dit doet zij opnieuw in de zomer van 2011. [ged.conv./eis.reconv.] gaat er niet op in.
2.8. Bij brief van 25 oktober 2011 deelt Deutsche Bank [ged.conv./eis.reconv.] mee dat zij hem het krediet in rekening-courant opzegt. Als hij niet op 8 november 2011 de debetstand heeft ingelost, zo deelt zij tevens mee, zegt zij ‘reeds nu voor alsdan’ alle verstrekte leningen op.
2.9. Deutsche Bank mailt op 10 november 2011 aan [ged.conv./eis.reconv.]s advocaat:
I. In de splitsingsakte ABN AMRO Bank N.V. naar New HBU II N.V. (…) is op pagina 47 het cliëntnummer (29178614) van onze relatie JJM [ged.conv./eis.reconv.] en op
Pagina 49 het clientnummer (…) van onze client Jack [ged.conv./eis.reconv.] Holding BV opgenomen als een van de relaties die is afgesplitst naar New HBU II NV., thans Deutsche Bank Nederland N.V. genaamd (…). Hiermee staat vast dat Deutsche Bank Nederland N.V. de contractspartij van uw cliënt is.
II. Wij delen uw mening voor wat betreft uw standpunt dat uw cliënt zijn verplichtingen nakomt in het geheel niet (…).
Wij zien dan ook geen enkele reden om op ons eerder ingenomen standpunt terug te komen (…).
Wij verzoeken u om aan uw cliënt kenbaar te maken dat wij inlossing van de lening verwachten uiterlijk per 24 november 2011.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Deutsche Bank vordert – samengevat – veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 3.694.919,82, vermeerderd met rente en kosten. Zij stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van juli 2009, dat zij daarom de kredietfaciliteit in rekening-courant heeft beëindigd en de leningen heeft opgezegd en dat [ged.conv./eis.reconv.] derhalve het saldo van de rekening-courantschuld en de leningen aan haar moet voldoen. Zij stelt dat zij per 1 januari 2012 van [ged.conv./eis.reconv.] te vorderen had:
- € 1.346.371,82 uit hoofde van een krediet in rekening-courant inclusief contractuele rente (van thans 6,5%),
- € 618.296,00 inclusief contractuele rente (van thans 2,048%) uit hoofde van de EURIBOR-lening 46.56.47.243,
- € 700.000,00 inclusief contractuele rente (van thans 2,048%) uit hoofde van de EURIBOR-lening 53.31.64.834,
- € 400.000,00 inclusief contractuele rente (van thans 2,048%) uit hoofde van de EURIBOR-lening 53.31.66.020,
- € 630.252,00 inclusief contractuele rente (van thans 2,048%) uit hoofde van de EURIBOR-lening 60.50.78.165
3.2. [ged.conv./eis.reconv.] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In voorwaardelijke reconventie
3.3. [ged.conv./eis.reconv.] vordert – samengevat –
- de gevolgen van de kredietovereenkomst van juli 2009 ter opheffing van het nadeel te wijzigen in door hem aangegeven zin,
- een verklaring voor recht dat Deutsche Bank haar zorgplicht tegenover [ged.conv./eis.reconv.] heeft geschonden en gehouden is hem schade te vergoeden als op te maken bij staat,
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.4. Deutsche Bank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
Ontvankelijkheid van Deutsche Bank
4.1. [ged.conv./eis.reconv.] betwist niet de splitsing van de voormalige ABN AMRO-activiteiten, de overdracht van een deel daarvan aan New HBU II N.V. en de naamswijziging van New HBU II N.V. in Deutsche Bank Nederland N.V., wel dat Deutsche Bank zijn wederpartij is geworden.
4.2. Hem is, zo blijkt uit de stukken, herhaaldelijk uitleg gegeven, uitleg waartoe Deutsche Bank overigens verplicht was. Dit is onder meer gedaan in het mailbericht van 10 november 2011 (hierboven, 2.9), en laatstelijk bij antwoord in voorwaardelijke reconventie en ter comparitie.
4.3. Hiertegenover stelt [ged.conv./eis.reconv.] dat hem niet duidelijk is hoe de juridische splitsing binnen ABN AMRO Bank precies heeft plaatsgevonden en hij betoogt dat Deutsche Bank moet bewijzen dat zij zijn contractspartij is geworden.
4.4. Deutsche Bank hoeft dit echter niet te bewijzen als [ged.conv./eis.reconv.] uitsluitend een verweer bij gebrek aan wetenschap voert en dat is wat hij doet. Op alle hem gegeven uitleg antwoordt hij uitsluitend met de mededeling dat hij niet begrijpt waarom Deutsche Bank zijn wederpartij zou zijn.
4.5. Daar komt bij dat dit gebrek aan wetenschap maar in zeer beperkte mate van belang is. Exacte kennis van de aard en de uitvoering van de splitsing, waar [ged.conv./eis.reconv.] om vraagt, is op zichzelf niet van belang voor de positie van [ged.conv./eis.reconv.]. Bovendien geeft [ged.conv./eis.reconv.] niet aan wat hem niet duidelijk is, nu hij de splitsing, de overdracht en de naamswijziging erkent.
4.6. De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande het beroep op niet-ontvankelijkheid.
De stelplicht van Deutsche Bank
4.7. De totstandkoming van de overeenkomst van juli 2009 staat vast. Weliswaar stelt [ged.conv./eis.reconv.] dat hij de verschillende leningen niet kan herleiden doordat Deutsche Bank hem onvoldoende heeft voorgelicht bij dagvaarding, maar werkelijke probleem blijkt te zijn dat zijn administratie in beslag genomen is door de fiscus. Dit mag belemmerend werken aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.], het betekent niet dat hem onvoldoende duidelijk is wat de overeenkomst inhoudt en al helemaal niet dat daarvan Deutsche Bank processueel enig verwijt te maken valt. De rechtbank passeert dit betoog van [ged.conv./eis.reconv.] dan ook.
Dwaling
4.8. [ged.conv./eis.reconv.] doet een beroep op dwaling omdat hij alleen met ABN AMRO Bank heeft willen contracteren, maar nu – kort gezegd – eigenlijk een overeenkomst blijkt te hebben gesloten met New HBU II en/of Deutsche Bank. Dit verweer snijdt geen hout. [ged.conv./eis.reconv.] heeft met ABN AMRO Bank gecontracteerd. Daarover bestaat zekerheid. Wat er daarna gebeurd is, verandert hier niets aan.
Algemene voorwaarden
4.9. Hoewel, stelt [ged.conv./eis.reconv.], in de tekst van de kredietovereenkomst van juli 2009 is opgenomen dat hij door ondertekening van de kredietovereenkomst verklaart een exemplaar van de algemene voorwaarden te hebben ontvangen (2.3 hierboven), is dit niet gebeurd.
4.10. Er staat méér in de desbetreffende passage dan dat [ged.conv./eis.reconv.] verklaart een exemplaar van de algemene voorwaarden te hebben ontvangen, maar belangrijker is dat dit in een partijakte staat, waarvan de inhoud als juist geldt tot het tegendeel bewezen is. Dat wil zeggen dat tegenbewijs openstaat in die vorm dat het als daaraan toegekomen wordt, aan [ged.conv./eis.reconv.] is voldoende aannemelijk te maken dat de inhoud van de akte op dit onderdeel niet met de waarheid in overeenstemming is. Tegenbewijs is geen gewoon bewijs, maar het aanbod van tegenbewijs tegen een akte dient meer in te houden dan de blote ontkenning waartoe [ged.conv./eis.reconv.] zich beperkt.
4.11. Het voorgaande klemt temeer omdat uit de overeenkomst van juli 2009 blijkt dat tussen [ged.conv./eis.reconv.] en ABN AMRO Bank al een kredietrelatie bestond. Aangenomen moet worden dat daarop algemene voorwaarden toepasselijk zijn verklaard, zoals in overeenkomsten met banken, naar de rechtbank ambtshalve bekend is, altijd gebeurt. [ged.conv./eis.reconv.] laat zich niet uit over de vraag wat dit voor de voortbouwende overeenkomst van juli 2009 betekent.
4.12. Het beroep op vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden wordt verworpen. Voor zover Deutsche Bank zich op haar algemene voorwaarden beroept, treft dit dus doel.
De opzegging van de kredietfaciliteit
4.13. [ged.conv./eis.reconv.] betoogt dat Deutsche Bank niet had mogen opzeggen omdat het enkel tekortschieten in de nakoming van zijn verplichtingen – wat hij ontkent – daartoe onvoldoende is en voert in dit verband diverse feiten en omstandigheden aan.
4.14. De rechtbank stelt voorop dat aflossing van de schuld in rekening-courant per 1 januari 2010 is overeengekomen in juli 2009. Toen deze aflossing niet had plaatsgevonden is [ged.conv./eis.reconv.] met Deutsche Bank in onderhandeling geraakt, waarbij zij, ook nadat [ged.conv./eis.reconv.] in verzuim geraakt was, keer op keer voorwaarden heeft gesteld waaronder door-onderhandeld kon worden terwijl [ged.conv./eis.reconv.] trachtte tot herfinanciering te komen, een situatie die overigens nog steeds voortduurt.
4.15. [ged.conv./eis.reconv.] betoogt dat hij niet tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen tegenover ABN AMRO Bank en – later – Deutsche Bank. Hij is begin 2010 in gesprek geraakt over de aflossing stelt hij. Dit moet genuanceerd worden gezien: als hij in gesprek geraakt is, was dit nadat de bank geconstateerd had dat hij anders dan overeengekomen, niet op 1 januari 2010 de schuld in rekening-courant voldaan had, zodat het op die datum openstaande bedrag in rekening-courant opeisbaar was.
4.16. Hierbij wijst [ged.conv./eis.reconv.] op een conflict, ontstaan tussen hem en [betrokkene1] en anderen. [betrokkene1] is of was [ged.conv./eis.reconv.]s medebestuurder in Velddrielse Investerings Maatschappij V.I.M. B.V. Het conflict betekende dat [ged.conv./eis.reconv.] naar herfinanciering, in het bijzonder bij Rabobank, ging zoeken en dit kostte tijd.
4.17. Dit zijn omstandigheden aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] die zijn verplichting tot tijdige nakoming van zijn verplichtingen tegenover ABN AMRO Bank niet raken. Dat hij niet aan zijn verplichtingen kon voldoen, betekent immers niet dat hij er ook niet aan hoefde te voldoen.
4.18. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat hem door ABN AMRO Bank de gelegenheid was geboden tot herfinanciering tot 31 december 2011. Hij stelt niet dat dit ongeclausuleerd gebeurd was en onderbouwt ook overigens deze stelling niet. Onder deze omstandigheden moet zijn stelling dat Deutsche Bank in strijd met haar verplichting de overeenkomst in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid uit te voeren – zo althans begrijpt de rechtbank [ged.conv./eis.reconv.]s betoog – de door ABN AMRO Bank gecreëerde situatie doorbroken heeft door een ander standpunt in te nemen dan ABN AMRO Bank, als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
4.19. Dat Deutsche Bank in de loop van 2011 voorwaarden aan de verlenging van de kredietfaciliteit stelde die naar zij wist, [ged.conv./eis.reconv.] niet zou kunnen nakomen, is in zoverre niet relevant dat het kennelijk gaat om voorwaarden waaronder Deutsche Bank bereid was de kredietfaciliteiten te verlengen. Gesteld noch gebleken is dat deze eisen op iets anders zagen dan de beperking van haar – zeker na 1 januari 2010 aanzienlijke – risico. Zulke eisen mag zij stellen.
4.20. Niet is gebleken dat Deutsche Bank, zoals [ged.conv./eis.reconv.] stelt, met haar eisen inbreuk maakte op de overeenstemming die hij en Deutsche Bank op 22 maart 2011 bereikt hadden. De stelling dat partijen op 22 maart 2011 overeenstemming hadden bereikt, is namelijk niet onderbouwd.
4.21. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat hij enkele dagen na 22 maart 2011 van Deutsche Bank een voorstel ontving (een gewijzigde kredietovereenkomst gedateerd 25 maart 2011), waaruit bleek dat Deutsche Bank op een geheel ander spoor zat dan hij en het overeengekomene volkomen verkeerd weergaf. Dit voorstel heeft hij dan ook niet aanvaard. Uit dit betoog van [ged.conv./eis.reconv.] is niet anders af te leiden dan dat partijen in onderhandeling waren en het niet eens werden. Daarom moet [ged.conv./eis.reconv.]s stelling dat Deutsche Bank afweek van de overeenstemming die zij op 22 maart 2011 hadden bereikt, worden verworpen.
4.22. [ged.conv./eis.reconv.] voert in dit kader verder aan dat Deutsche Bank geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen door plotseling en ruim voor 31 december 2011 het krediet in rekening-courant op te zeggen. Nog daargelaten dat dit krediet verleend was tot 1 januari 2010 en dat niet gebleken is van het bestaan van een ongeclausuleerde overeenkomst die deze termijn verlengde, geeft [ged.conv./eis.reconv.] niet aan welke termijn voor de opzegging dan had moeten gelden en waarom de opzegging als ‘plotseling’ beschouwd zou moeten worden. Ook dit onderdeel van het verweer wordt verworpen.
4.23. De slotsom moet zijn dat Deutsche Bank bij de opzegging niet gehandeld heeft in strijd met de overeenkomst van juli 2009.
Slotoverwegingen in conventie
4.24. Hiermee zijn alle verweren van [ged.conv./eis.reconv.] verworpen. De stellingen van Deutsche Bank kunnen haar vordering dragen. Deze zal dan ook worden toegewezen.
4.25. Deutsche Bank vordert [ged.conv./eis.reconv.] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 316,72 voor verschotten en € 3.211,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 3.211,00).
4.26. [ged.conv./eis.reconv.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Deutsche Bank worden begroot op:
- dagvaarding € 93,91
- griffierecht 3.621,00
- salaris advocaat 6.422,00 (2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 10.136,91
4.27. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.28. De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, inhoudend dat Deutsche Bank ontvankelijk is in haar vordering in conventie, is vervuld en daarmee komt de rechtbank aan de beoordeling van de reconventionele vordering toe.
4.29. Deze is in de eerste plaats gegrond op dwaling in de persoon van [ged.conv./eis.reconv.]s wederpartij. Dit beroep op dwaling verwerpt de rechtbank. Zij neemt hiertoe over wat zij in conventie onder 4.8 heeft overwogen.
4.30. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat Deutsche Bank haar zorgplicht tegenover hem heeft geschonden. Hiertoe stelt hij in de kern dat hem een bedrag van € 4.095.000,00 aan leningen en kredieten was verstrekt terwijl hij ‘nimmer in staat is een dergelijk bedrag terug te betalen, dan wel hier (nadere) zekerheden voor te verstrekken’. Deutsche Bank – althans haar rechtsvoorganger ABN AMRO Bank, zal [ged.conv./eis.reconv.] bedoelen – heeft zich onvoldoende in de situatie van [ged.conv./eis.reconv.] verdiept. Anders zou deze overeenkomst niet tot stand gekomen zijn.
4.31. Dit betoog is onvoldoende onderbouwd. Niet alleen laat [ged.conv./eis.reconv.] na te stellen wat er wel en wat er niet besproken is, wat toch als een minimumonderbouwing gezien mag worden, maar hij gaat voorbij aan de kern van de overeenkomst van juli 2009: er werd geen nieuwe kredietrelatie geschapen, maar het ging om een verhoging – met ruim 20 procent – van een bestaande kredietfaciliteit. Deze verhoging gold alleen de rekening-courant; de EURIBOR-leningen bestonden al. Zonder inzicht in de achtergronden van die eerder bestaande faciliteit – welk inzicht niet gegeven is – kan niet geoordeeld worden over de nakoming van de zorgplicht door de bank.
4.32. Het betoog dat Deutsche Bank in strijd met de afspraken van 22 maart 2011 de overeenkomst heeft opgezegd en daarmee in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld, verwerpt de rechtbank onder verwijzing naar de overwegingen 4.19-4.21 hierboven, die zij in reconventie overneemt. Uit [ged.conv./eis.reconv.]s eigen betoog blijkt dat er op 22 maart 2011 geen overeenstemming was bereikt.
4.33. Het voorgaande betekent dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
4.34. [ged.conv./eis.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Deutsche Bank worden begroot op € 3.211,00 voor salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 3.211,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] om aan Deutsche Bank te betalen een bedrag van € 3.694.919,82 (drie miljoen zeshonderdvierennegentig duizendnegenhonderdnegentien euro en tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente over de onderscheiden posten zoals in de dagvaarding aangegeven over het toegewezen bedrag met ingang van 1 januari 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.527,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van Deutsche Bank tot op heden begroot op € 10.136,91, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged.conv./eis.reconv.] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7. wijst de vorderingen af,
5.8. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van Deutsche Bank tot op heden begroot op € 3.211,00,
5.9. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.